Minder bekend is het feit dat de Tachtigers erg werden beïnvloed door de geschriften van Spinoza. Enerzijds kan dat verrassen omdat zij L’Art pour l’Art huldigden en vurige vereerders waren van het ‘Schone’: een categorie die in de natura naturata, net als ‘Goed’ en ‘Kwaad’, voor Spinoza niet bestaat... Anderzijds herkenden maatschappijkritische Tachtigers in Spinoza de revolutionair, als anti-romantici waardeerden ze in hem de rationalist en de man die voor de filosofie autonomie opeiste zoals zij voor de poëzie, de schrijver die, zoals zij dat dichtend deden, woorden ook nieuwe betekenissen gaf. Heropleving Het is trouwens niet toevallig dat de Tachtigers Spinoza in hun vizier kregen. Hun belangstelling situeert zich in het verlengde van de heropleving van Spinoza’s filosofie die zich in Nederland vanaf 1848 voordeed. Die lag trouwens zelf in het verlengde van de eerste Spinoza-Renaissance die in Duitsland begon in 1785 onder impuls van Jacobi (1743-1819), een filosoof-literator, die daar de Philosophenstreit initieerde. De spilfiguur in de Nederlandse Spinoza-Renaissance van 1848-1880 was Johannes van Vloten, die Spinoza’s werk uitgaf en vertaalde, een belangrijk maar omstreden boek over hem schreef en, mirabile dictu, het voor mekaar kreeg dat n.a.v. de herdenking van Spinoza’s 200ste sterfdag in 1877 er voor de deur van diens sterfhuis in Den Haag een standbeeld werd opgericht. De aandacht van de Tachtigers voor Spinoza en zijn geschriften sluit dus, als gezegd, bijna naadloos aan bij die Nederlandse Spinoza-revival. Proefschrift De dichter Herman Gorter was in de beweging van de Tachtigers een opvallende figuur met een merkwaardige levensloop. Hij studeerde klassieke talen en promoveerde in 1889 op een proefschrift over de Oudgriekse tragedieschrijver Aeschylos. Een van zijn toegevoegde stellingen in dat proefschrift ging over Spinoza. In de laatste fase van zijn leven begaf hij zich in het vaarwater van de Russische communisten: hij correspondeerde met Lenin en nam in 1920 in Moskou deel aan de Derde Internationale... Herman Gorters gedichten kwamen voor het overgrote deel terecht in de (overvolle) literaire vergeetput van de Nederlandse literatuur. Dat hij vandaag nog niet helemaal is weggedeemsterd, dankt hij aan het lang episch poëem Mei (1889). Wie kent niet de aanhef van het gedicht, waarvan het eerste vers in onze taal spreekwoordelijk werd: Een nieuwe lente en een nieuw geluid: |
SPINOZA’ S LEER
|
SPINOZA’ S LEER
|
SPINOZA’ S LEER
|
SPINOZA’S PHILOSOPHY
|
‘In der tat, ich begreife kaum, wie man ein Dichter sein kann, ohne der Spinoza zu verehren, zu lieben und ganz der seinige zu werden. In Erfindung des einzelnen ist eure eigne Phantasie reich genug. (…) Im Spinoza aber findet ihr den Anfang und das Ende aller Phantasie, den allgemeinen Grund und Boden, auf dem euer einzelnes ruht.’ En verder: ‘Und was ist jede schöne Mythologie anders als ein hieroglyphischer Ausdruck der umgebenden Natur in dieser Verklärung von Phantasie und Liebe.’ (3)
‘Warum wollt ihr euch nicht erheben, diese herrlichen Gestalten des grossen Altertums neu zu beleven? - Versucht es nur einmal, die alte Mythologie voll vom Spinoza und von jenen Ansichten, welche die jetzige Physik im jedem Nachdenkenden erregen muss, zu betrachten, wie euch alles in neuem Glanz und Leben erscheinen wird.’
"François-Marie Arouet", dit Voltaire. "Ce diable d’homme."
amicae meae semper mihi fidelis I.D.B.
De tuinman en de dood
Een Perzisch Edelman
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!’
Van middag (lang reeds was hij heengespoed)
Heb ik in ’t cederpark de Dood ontmoet
‘Waarom, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
Hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?’
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ’t,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen ik ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan,
Die ’k ’s avonds halen moest in Ispahaan’.
Nach ewigen ehrnen
Grossen Gesetzen
Müssen wir alle
Unsers Daseyns
Kreise vollenden
‘The day of days, the great day of the feast of life, is that in which the inward eye opens to the Unity of things, to the omnipresence of law; -sees that what is must be, and ought to be, or is the best. This beatitude dips from on high down on us, and we see. It is not in us so much as we are in it.’(3)
‘Let us build altars to the Blessed Unity which holds nature and souls in perfect solution, and compels every atom to serve an universel end. I do not wonder at a snow-flake, a shell, a summer landscape or the glory of the stars; but at the necessity of beauty under which the universe lies; that all is and must be pictorial; that the rainbow, and the curve of the horizon, and the arch of the blue vault are only results from the organism of the eye. There is no need for foolish amateurs to fetch me to admire a garden of flowers, or a sun-guild cloud, or a waterfall, when I cannot look without seeing splendour and grace. How idle to choose a random sparkle here or there, when the indwelling necessity plants the rose of beauty on the brow of chaos, and discloses the central intention of Nature to be harmony and joy.
Let us build altars tot the Beautiful Necessity. If we thought men were free in the sense that in a single exception one fantastical will could prevail over the law of things, it were all one as if a child’s hand could pull down the sun. If, in the least particular, one could derange the order of nature, - who would accept the gift of life?
Let us build altars to the Beautiful Necessity, which secures that all is made of one piece; that plaintiff and defendant, friend and enemy, animal and planet, food and eater are of one kind. In astronomy, is a vast space, but no foreign system; in geology, vast time, but the same laws as to-day. Why should we be afraid of Nature, which is no other than ‘philosophy and theology’ embodied? Why should we fear to be crushed by savage elements, we who are made up of the same elements?
Let us build to the Beautiful Necessity, which makes man brave in believing that he cannot shun a danger that is appointed, nor incur one that is not; to the Necessity which rudely or softly educates him to the perception that there are no contingencies; that Law rules throughout existence; a Law which is not intelligent but intelligence, - not personal nor impersonal, - it disdains words and passes understanding; it dissolves persons; it vivifies nature; yet solicits the pure in heart to draw on all its omnipotence.’ (4)
Doctor Meijer is de meest ware Spinozist geweest sedert Spinoza.
W.G. van der Tak (1)
‘Meijer heeft langzamerhand zijne eigene denkbeelden steeds meer, duidelijker geformuleerd en nauwkeuriger onderzocht teruggevonden bij Spinoza. In verklaarden vorm en door onwankelbare argumenten bevestigd, trof hij in des wijsgeers geschriften datgene aan, wat reeds in minder duidelijken en onderscheiden vorm n eigen ziel aanwezig was. Ten slotte heeft hij als een vrij, d.i. een door de Rede verlost mensch, Spinoza’s leer volkomen aanvaard.’ (2)
Ach! Waren alle menschen wijs,
En wilden daarbij wel!
De aard was haar een Paradijs,
Nu isse meest een hel.
Per realitatem et perfectionem idem intelligo.
(Onder ‘werkelijkheid’ en 'volmaaktheid’ versta ik hetzelfde.)
‘Meijer heeft zich met den geest van Spinoza vereenzelvigd en uit dien hoofde is zijne interpretatie van dien wijsgeer hooger te stellen dan die van degenen, welke slechts wetenschappelijke belangstelling voor Spinoza’s philosophie hebben.’
PROOEMION
Im Namen dessen, der sich selbst erschuf, Von Ewigkeit in schaffendem Beruf; In seinem Namen, den der Glauben schafft, Vertrauen, Liebe, Tätigkeit und Kraft; In jenes Namen, der, so oft genannt, Dem Wesen nach blieb immer unbekannt: Soweit das Ohr, so weit das Auge reicht, Du findest nur Bekanntes, das ihm gleicht, Und deines Geistes höchster Feuerflug Hat schon am Gleichnis, hat am Bild genug; Es zieht dich an, es reisst dich heiter fort, Und wo du wandelst, schmückt sich Weg und Ort. Du zählst nicht mehr, bezeichnest keine Zeit, Und jeder Schritt ist Unermesslichkeit. (1826) |
PROEMION
In naam van hem die zichzelf schiep van alle eeuwigheid altoos scheppend In zijn naam groeit en bloeit geloof, vertrouwen, liefde, dadendrang en kracht; In zijn naam, al te vaak vernoemd, In wezen evenwel volkomen onbekend: Zo ver het oor, zo ver het oog rijkt, feilloos herken je wat op hem gelijkt. De hoogste vuurvlucht van je geest Neemt vrede met beeld en gelijkenis Het trekt je aan en drijft je vrolijk voort, Waar je wandelt sieren zich weg en dorp, De tel is van geen tel, de tijd verdwijnt En elke stap schrijdt in onmeetlijkheid. (1826) |
Was wär’ ein Gott, der nur von aussen stiesse,
Im Kreis das All am Finger laufen liesse! Ihm ziemt’s, die Welt im Inneren zu bewegen, Natur in sich, sich in Natur zu hegen, So dass, was in ihm lebt und webt und ist, Nur seine Kraft, nie seinen Geist vergisst. (1812) |
Wat zou een god zijn die alleen van buitenaf werkt,
Het Al in rondjes aan zijn vinger lopen liet! Hij hoort van binnenuit de wereld te bewegen, Natuur in zich en zichzelf in Natuur te telen, Zo dat al wat in hem leeft en weeft en is Alleen zijn kracht en nooit zijn geest verheelt. (1812) |
|
‘My son is taking a course in philosophy, and last night we were looking at something by Spinoza – and there was the most childish reasoning! There were all these attributes, and Substances, and all this meaningless chewing around, and we started to laugh. Now, how could we do that? Here’s this great Dutch philosopher, and we’re laughing at him. It’s because there’s no excuse for it! In the same period there was Newton, there was Harvey studying the circulation of the blood, there were people with methods of analysis by which progress was being made! You can take every one of Spinoza’s propositions, and take the contrary propositions, and look at the world – and you can’t tell which is right. Sure, people were awed because he had the courage to take on these great questions, but it doesn’t do any good to have courage if you can’t get anywhere with the question.’
Willy Schuermans
Spinoza, und kein Ende...?
Alles
Bento's Koekjes
English
Essays
Filosofen Vandaag
In De Marge
Recensies
René Descartes
Spinozana
Spinoza's Filosofie
Te Gast