La Vie de M. Benoît de Spinosa verscheen voor het eerst in 1719. Dit Spinozaboekje wordt toegeschreven aan Jean-Maximilien Lucas. Sommige historici zien in hem ook de auteur van de eerste Franse vertaling van Spinoza’s Theologisch-politiek tractaat (1678).
In de inleiding van de editie die wij hierna afdrukken en (in afleveringen) vertalen wordt enigszins dubbelzinnig vermeld dat ene Jean-Maximilien Lucas met enige zekerheid mag worden aangewezen als auteur. Vandaag aanvaarden de meeste commentatoren dat hij het was die de pen voerde, maar spijkerharde historische bewijzen voor die acceptatie zijn er evenwel niet. Wat kunnen we anders doen dan die hypothese te accepteren? Daarom enkele biografische gegevens over Jan Maximiliaan zoals hij in Holland ook wel eens werd genoemd. Over hem is niet erg veel met zekerheid te vertellen. Lucas, een Normandische medicus, werd wellicht geboren in 1646 of 1647 in Rouen (Quevilly). Vast staat dat hij er op 19 april 1647 boven de doopvont werd gehouden. Met zekerheid kan ook worden gesteld dat Jan Maximiliaan in augustus 1670 in Amsterdam opduikt en er als uitgever werkt. Hoe kwam die Fransman uit Rouen daar terecht? Om die vraag te beantwoorden duiken we wat dieper in de geschiedenis.
Edict van Nantes Op 30 april 1598 vaardigde Henri, le quatrième, Roi de France, het Edict van Nantes uit. De Franse calvinisten (hugenoten) kregen beperkte godsdienstvrijheid en een aantal privilegies. Het was ’s konings bedoeling om de religieuze spanningen in Frankrijk, Oudste Dochter van de Roomse Kerk, te milderen en daardoor ook zijn eigen troon in Parijs steviger te verankeren. Het was evenwel een wankel bestand. Het hield iets meer dan 32 jaar stand; vanaf 28 juni 1629 zal het Edict stapsgewijs worden teruggeschroefd. De eerste stap werd gezet door kardinaal de Richelieu op 28 juni 1629, de laatste door Lodewijk XIV die in 1685 het Edict herriep door het Edict van Fontainebeau. Daarmee was het lot van de calvinisten in Frankrijk bezegeld: ze bleven er tot op de dag van vandaag tweederangsburgers, hoewel de economisch-financiële (en dus ook politieke) macht van hun elite niet mag worden onderschat. De precaire positie waarin de Franse hugenoten zich bevonden, bracht vooral vanaf 1679 een stroom vluchtelingen op de been richting Engeland en vooral naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: waar kon je beter en veiliger leven dan in een rijke republiek waar calvinisten de plak zwaaiden? Had die niet in Europa de reputatie verworven om een haven van tolerantie en vrijheid te zijn? (1)
Gazettier Hugenoot Jean-Maximilien had al in 1667 (bij benadering) de benen genomen naar de Republiek: hij vestigt zich als émigré metterwoon in Amsterdam. Hij wordt lid van de Waalse Kerk (voor Franstalige hervormden) en beweegt er zich in het milieu van drukkers-uitgevers. Een bonte bende van religieus-filosofische dissenters, politieke activisten en raddraaiers. Lucas ontpopt zich als gazettier (journalist) en politiek activist die samen met gelijkgezinde geloofsgenoten zijn pijlen richt tegen Lodewijk XIV, hugenotenvreter en koninklijk dwingeland. Daarmee overschreed hij de tolerantiegrenzen van de Republiek: Lucas werd beboet en tot driemaal toe (1686, 1688, 1694) voor enkele jaren verbannen uit Amsterdam: zo ondervond hij aan den lijve dat de reputatie van de Republiek inzake verdraagzaamheid en vrijheid van mening niet helemaal verdiend was.... Jan Maximiliaan Lucas stierf in den Haag op 22 februari 1697, kort na afloop van zijn derde stadsban. Hij was, vermoedelijk, geen vijftig jaar oud en stierf net twintig jaar en één dag na het overlijden van zijn ‘leermeester’ Monsieur Benoît de Spinosa. De man is vandaag de dag zo goed als vergeten. Als hij nog enige bekendheid geniet dan is dat omdat zijn naam in verband word gebracht met de Spinoza-biografie die wij hierna presenteren.
Caute! La vie de M. Benoît de Spinosa wordt beschouwd als de eerste Spinoza-biografie, hoewel die gepubliceerd werd 14 jaar na het biografisch essay van Colerus, dat in 1705 werd uitgegeven. Onderzoek wees uit dat deze bron weliswaar werd gedrukt in 1719, maar al werd geschreven kort na de dood van Spinoza in 1677. De invloed van dit sterk hagiografisch getint geschriftje (44 pagina’s) is op de beeld- en mythe vorming over Spinoza niet te onderschatten. Daarom, lezer, een caute! Veel (en niet alleen maar ‘details) van wat de auteur van deze Vie badinerend vertelt, kan historisch door andere onafhankelijke bronnen niet worden bevestigd of onderbouwd. Dat belet niet dat auteurs (vooral filosofen), niet gehinderd door enige kennis van historische kritiek, steeds weer verhalen uit Lucas (én Colerus) presenteren met een stelligheid alsof ze er zelf bij waren... Het oordeel van Jonathan Israël over Lucas’ Vie is evenwel niet mis te verstaan: ‘... van toon (...) niet bijzonder indrukwekkend (...) onbetrouwbaar wat de details betreft en overdreven kruiperig .... ‘ (2) U kan via deze link kennis maken met Lucas' La Vie de Monsieur Benoît de Spinosa. De nieuwe, onverkorte en met nota's aangevulde Franse versie van 1785 wordt afgedrukt naast een moderne hertaling. ___ (1) Paul Vernière, Spinoza et la pensée francaise avant la Révolution, Paris, 1954, T.I blz. 26 e.v. (2) Jonathan Israël, Radicale Verlichting, Franeker, 2010 (derde dr.), blz. 335.