Jarig Jelles(ca. 1620 – 22 februari 1683) De allereerste biografie van Spinoza werd geschreven door zijn vriend Jarig. Hij had een handel in gedroogd fruit op de Herengracht in Amsterdam – enigszins vergelijkbaar met de fruithandel die Spinoza samen met zijn broer dreef na het overlijden van zijn vader – maar Jelles verkocht die zaak al in 1653 om zich volledig aan zijn studie te wijden. Hij stierf ‘weggerukt door tering’ op 22 februari 1683. Verder is weinig over hem geweten en we beschikken ook niet over een afbeelding van hem.
Wel kwam hij in 1654 terecht in de vriendenkring van Spinoza, met wie hij bleef corresponderen toen die al verbannen was en in Rijnsburg woonde en later ook in Den Haag tot Spinoza stierf. Toen de vrienden besloten de laatste wens van de filosoof uit te voeren en zijn ‘Nagelaten schriften’ uit te geven, schreef Jelles daar een inleiding bij, de zogenaamde ‘Voorreden’. Die bijdrage, 43 pagina’s lang, was niet met zijn naam ondertekend, maar we weten met zekerheid dat hij die schreef dankzij uitgever Jan Rieuwertsz, die het in 1984 vermeldde in het voorwoord van een uitgave van Jelles’ ‘Belydenisse des algemeenen en christelyken Geloof’.
Van kindsbeen af Die ‘Voorreden’ kan met recht een (zeer korte) biografie genoemd worden. Alle biografische info vind je op enkele pagina's voorin en achterin. Wat zijn bedoeling was, geeft Jarig Jelles zelf al aan op de eerste pagina: “Hoewel het voor een boek waarin het betoog op meetkundige wijze geschiedt (zoals dat voor een groot deel van dit werk het geval is), niet zo belangrijk is te weten waar de schrijver vandaan komt en hoe hij geleefd heeft (zijn levensregel blijkt trouwens voldoende uit zijn geschriften), toch dachten wij er niet verkeerd aan te doen, voor wat zijn leven betreft, dit weinige over hem te zeggen: dat hij van kindsbeen af de letteren heeft beoefend en in zijn jeugd vele jaren godgeleerdheid gestudeerd heeft. Toen hij de leeftijd bereikte waarop het verstand rijp en bekwaam genoeg is om de natuur der dingen na te vorsen, heeft hij zich op de wijsbegeerte toegelegd. Toen hij echter, noch van zijn leermeesters, noch van de schrijvers van deze wetenschap voldoening kreeg en hij aangedreven werd door een brandende begeerte om te weten, besloot hij zelf uit te zoeken wat hij daarvan kon terechtbrengen.”
Vrijzinnige Collegianten Vervolgens wijdt Jelles enkele pagina’s aan het leven van Spinoza. Daarna beschrijft hij elk van zijn geschriften, waarbij hij uitvoerig ingaat op de filosofie die Spinoza daarin uiteenzet. Het valt daarbij op dat Jelles – die zijn hele leven overtuigd lid is gebleven van de vrijzinnige Collegianten – zich voortdurend inspant om aan te tonen dat Spinoza’s filosofie nauwelijks afwijkt van de christelijke leer. En dat was iets waar de latere biografen Jean-Maximilien Lucas, in mindere mate Johannes Colerus, maar vooral Pierre Bayle lang niet altijd van overtuigd waren.