Baruch d’ Espinoza is mij een levensgezel-in-letteren waarmee ik dagelijks, zonder overslaan, omgang heb. Uiteraard heb ik meer lettervrienden die ik niet zo frequent ontmoet. Als de tijd ertoe rijp is dringen die zich wel op.
Zo haalde ik gisteren Tolstoi uit mijn rekken. Deze Rus huist er erg volumineus, helemaal naar zijn aardje, op een paar lopende meter. Ik greep nóg maar eens naar zijn Oorlog en Vrede, waar ik, om meer dan één reden, nooit genoeg van krijgen kan: het is de schitterende Nederlandse versie van Yolanda Bloemen en Marja Wiebes. Ze werden voor hun vertaalprestatie in 2008 terecht beloond met de Martinus Nijhoffprijs.
Ik ben voldoende vertrouwd met de verhaallijn van de roman om hem op een willekeurige plek te kunnen opslaan en om weer direct met het verhaal mee te zijn. Maar, wonderlijk genoeg, die vertrouwdheid is niet echt nodig: zonder de roman ooit gelezen te hebben, kan iedereen, zo maar at random, een of andere bladzijde kiezen en ook voluit genieten van Tolstoi’s ideeën of beeldend proza.
Ik herlas nu in de vermelde editie Hoofdstuk 22. De lezer verneemt daar wat meer over Graaf Nikolaj Andrejevitsj Bolkonski, Generaal en chef, die verbannen door Tsaar Paul (1796-1801), zoon van de Grote Catharina, zijn oude dag doorbrengt op de Kale Bergen, zijn landgoed. Tolstoi’s neef prins Sergei Volkonski die mee tegen Napoleon vocht en nadien betrokken was bij de opstand van de Decembristen (1825), stond vermoedelijk model voor deze romanfiguur.
Er zijn tussen Spinoza (letterlijk: Van Doorn) en Lev Tolstoi (letterlijk: Dikke Leo) wel enige raakpunten: beiden zijn ze geboren ethici en beide zijn erg geïnteresseerd in het Nieuwe Testament. Tolstoi herschreef het hele evangelie als Vijfde Evangelist naar eigen inzicht en smaak. Wie zijn grote romans en verhalen leest, merkt al vlug dat Tolstoi-de-Ethicus vaak zijn voet tussen de deur van zijn verhaal steekt. Ook het begin van hoofdstuk 22 (blz. 111) van Oorlog en Vrede is er een voorbeeld van: ‘Hij [Graaf Bolkonski] zei altijd dat er voor de menselijke ondeugden maar twee oorzaken waren: ledigheid en bijgeloof, en dat er slechts twee deugden waren: werkzaamheid en verstand.’
Of Tolstoi ooit het derde deel van Spinoza’s Ethica las, weet ik niet met zekerheid, maar ik durf het niet helemaal uit te sluiten. De een zowel als de ander zien in bijgeloof een generator van ondeugden en beiden vereren het verstand als een bron van deugd. Of de twee heren onder ‘bijgeloof’ hetzelfde verstaan is lang niet zeker. Een mooi onderzoeksthema voor wie er zin in heeft.
De bejaarde Graaf Bolkonski houdt zijn geest soepel door zich bezig te houden met de studie van hogere wiskunde en zijn handen in beweging door het vervaardigen van snuifdozen op zijn draaibank. Hij werd in zijn betere dagen Roi de Prusse genoemd en dat was er nog steeds aan te merken: hij bestuurt zijn landgoed met strenge hand, leeft op de klok en boezemt in enige mate zijn huisgenoten en bezoekers angst en eerbied in. Bovendien occupeert hij zich met dochter Maria: ‘Hij hield zich bezig met de opvoeding van zijn dochter en gaf haar, om in haar de beide voornaamste deugden te ontwikkelen algebra- en meetkundeles, hij had haar leven ingedeeld in een ononderbroken reeks van bezigheden’.
Het is duidelijk: de hoofddoelstelling van de vaderlijke opvoeding is gericht op ethische en verstandelijke vervolmaking van zijn dochter via een leerstof die ertoe kan bijdragen: studie van de mathesis vergt immers vlijt en stimuleert het verstand.
Ook ledigheid, het oorkussen van de duivel, krijgt geen kans: de Generaal en chef van de Kale Bergen plant minutieus het leven van dochterlief om te beletten dat die duivel een kans krijgt...