Over de geschiedenis van de eerste marranen in Amsterdam einde 16de eeuw werden door de joodse nieuwkomers verhalen verteld met bijna mythische allure. Zoals alle mythen bevatten ze een kern van waarheid maar historische zekerheid verschaffen ze geenszins.
In Amsterdam, dat staat vast, was reeds op het einde van de 16de eeuw een belangrijke Sefardische gemeenschap gevestigd. Het waren Portugese marranen, die uit waren op veiligheid en hun hoop stelden op Amsterdam als verdraagzame, tolerante stad. Daarin werden ze niet teleurgesteld. De Amsterdamse overheid voerde tegenover hen een gedoogbeleid, voor zover ze een rustig en onopvallend bestaan leidden. De Calvinisten die in Amsterdam de dienst uitmaakten, hadden een scherpe neus voor commerciële strategie en begrepen meteen dat de joden en hun economische netwerken een meerwaarde betekenden voor de eigen handelsondernemingen. Al vlug schudden de nieuwkomers hun gehate ‘marranenstatus’ af en beleden ze weer de religie van hun voorvaderen. In 1619 kreeg de joodse gemeenschap in Amsterdam de toelating om hun geloof ook in het openbaar te belijden. Er kon nu gedacht worden aan de bouw van synagogen. Er kwamen er drie, maar die lagen al snel met elkaar overhoop. In 1638 werden ze samengevoegd tot één gemeente: de Talmud-Thora gemeenschap. In een van de voormalige synagogen werd een school opgericht: Ets Haim (Boom des Levens), de school van Spinoza. De gemeenschap had zich gevestigd in een Amsterdams kwartier dat Vlodenburg genoemd werd, gelegen aan de Amstel en daardoor erg gevoelig was voor overstromingen (vloeden). In de volksmond werd de toponiem al vlug ‘Vlooienburg’. Of er een verwijzing in moet worden gezien naar de zindelijkheid van de buurt, mag in het midden blijven. Het kwartier is in het stadsplan van Amsterdam herkenbaar als de grote ruimte van het Waterlooplein. De rijkere joden vestigden zich aan de Houtgracht.
Spinoza koopman Het is daar dat Baruch d’ Espinoza op 24 november 1632 geboren werd in de schoot van een welgestelde marraanse koopmansfamilie. Vader Spinoza dreef handel in koloniale producten als olijfolie, gedroogde vruchten etc. Het ging hem niet altijd voor de wind. Hij had o.a. met ernstige tegenslagen te kampen gehad ten tijde van de Eerste Engels-Hollandse Zeeoorlog (1652-1654). Er moet niet aan worden getwijfeld dat de jonge Spinoza in de handel van vader Michael een handje toestak. Toen Spinoza’s vader in 1651 overleed nam hij samen met zijn oudere broer Isaac vaders handel over. Na Isaacs overlijden werd de zaak verdergezet samen met jongere broer Gabriël onder de firmanaam Bento y Gabriel de Spinoza. De zaak ging uiteindelijk op de fles. In 1656 werd Spinoza persona non grata in de joodse koopmanswereld door de joodse ban die in de zomer van dat jaar over hem werd afgekondigd. Dan gaan de lichten uit: er is niets geweten over Spinoza’s leven tussen 1656 en 1661, het jaar waarin hij zich metterwoon in Rijnsburgvestigt.
Een joodse educatie in een christelijke omgeving
De joden in Amsterdam waren op een dubbele wijze vreemd aan de Hollandse cultuur: het waren joden, d.w.z. door christenen in heel de wereld beschouwd als ‘godsmoordenaars’ én ze spraken bovendien geen Nederlands: hun omgangstaal was het Portugees, hun literaire taal het Spaans. Spinoza’s opvoeding geschiedde in drie stappen: eerst zijn opvoeding in het huisgezin, dan zijn schooleducatie en ten slotte zijn studie bij Franciscus van den Enden. Hij was bovendien een gedreven studax. Hij was, in de moderne zin van de uitdrukking, een lifelong learner.
1 Het gezin van Michael en Hanna d’Espinoza De gezinsopvoeding is het fundament waarop de opvoeding van kinderen, vroeger en nu, wordt opgetrokken. In traditioneel joodse gezinnen is dat een uitgesproken religieus fundament. Dat veruiterlijkt zich in een intern aspect: het privé-beleven van de religie in het gezin en een extern: het publiek beleven ervan in de religieuze rituelen in de synagoge. De ouders van Spinoza hadden al snel in de gaten dat hun Baruch, hun Gezegende, een pientere en begaafde knaap was. Joodse ouders die zoiets vaststellen, slaan aan het dromen: Zou hij zijn voornaam - de gezegende - waarmaken en rabbijn worden? Dat was zowat het hoogste ideaal dat gelovige ouders, vooral een joodse vader, zich voor een zoon kon dromen... Er klinkt iets door van die wensdroom in de eerste biografieën. Op basis daarvan meenden tal van oudere commentatoren dat Spinoza een opleiding volgde om rabbijn te worden. Het is nu wel zeker dat er niets van aan is: het staat immers vast dat Baruch op de Talmud-Thora school niet de hogere graad heeft gevolgd die opleidde tot rabbijn. Een onbevestigde bron stelt dat vader Michael voor zijn zoon ook huisonderwijs organiseerde: zo zou hij reeds op jonge leeftijd kennis hebben gemaakt met de rudimenten van het Latijn. Zeker weten we het niet.
2 Schooleducatie Een jaar na de fusie van de drie joodse gemeentes werd in een van de voormalige synagoges in 1638 een school opgericht. Die kreeg de naam Ets haim (Boom des Levens) en verwierf al snel de achting van visiterende joodse deskundigen. Toen de school haar deuren opende, was Bento net 7 jaar en oud genoeg om als leerling te worden aanvaard: hij behoorde dus tot de eerste generatie discipelen van de school. Spinoza’s naam wordt vermeld in de schoolregisters, maar werd met een dikke vette streep doorgehaald. Zeer zeker gebeurde dat nadat hij in 1656 uit de gratie van zijn gemeenschap viel en een strenge religieuze ban over hem werd uitgesproken. Hoe zag het schoolcurriculum in Ets haim eruit? In de eerste twee leerjaren werd Hebreeuws onderwezen. Een vreemde taal voor de Portugees sprekende leerlingen. In het derde leerjaar werd de lectuur van de Thora (Pentateuch) begonnen. Dat was ongewoon, want de traditie wilde dat eerst de Talmoed werd onderwezen. In het vierde leerjaar werd het bijbelboek Kronieken gelezen en ook de Profeten. In het vijfde leerjaar werden de leerlingen geoefend in het begrijpen en interpreteren van bijbelteksten o.a. aan de hand van de commentaren van Rashi, een 11de-eeuwse joodse geleerde. In het zesde en zevende leerjaar werd opnieuw gefocust op de Hebreeuwse taal: in het zesde werd de Hebreeuwse spraakkunst uitgediept in combinatie met stijloefeningen, de studie van meer literaire bijbelboeken en van de Talmoed. In het zevende werden de lessen volledig in het Hebreeuws gegeven en werd grondiger ingegaan op de Talmoed. Omtrent zijn veertiende jaar brak Spinoza zijn studies af en volgde, zoals gezegd, niet de hogere graad die kon leiden tot het rabbinaat.
3 De Latijnse School van Frans van den Enden op het Singel in Amsterdam We weten niet met zekerheid wanneer Spinoza bij Frans van den Enden in de leer ging. dat moet zo omtrent 1654 geweest zijn. Spinoza kreeg bij Van den Endes het Latijn aardig onder de knie, en daar was het in zijn Latijnse school toch allereerst om te doen. Zijn geschreven Latijn is onelegant en grammaticaal verre van correct: ik noem het Spinozalatijn, een Latijn waarmee weinig of geen literaire eer is te halen. Wat een verschil met het sierlijke en vlot lopend Latijn van tijdgenoot-filosofen Cartesius of Leibniz! Dat alles neemt niet weg dat ik altijd veel plezier beleef aan zijn eigenzinnig latijn, omdat ik er zo duidelijk zijn stijl in hoor... Het onderwijs van Frans van den Ende is van wezenlijk belang geweest voor Spinoza. De vorming die van den Enden hem gaf was fundamenteel voor zijn loopbaan als filosoof: een gedegen kennis van het Latijn, thuis in de Latijnse literatuur, op vertrouwelijke voet met Niccoló Machiavelli, en beslagen in de filosofie van Descartes.
4 Spinoza studax Spinoza was van jongs af aan een nieuwsgierige en leergierige knaap. Zijn vroegste biograaf Lucas maakt gewag van zijn schranderheid op school. Die beschikte over een goed gevulde bibliotheek voor haar leerlingen en dat was in die tijd uitzonderlijk. Dat Spinoza er gretig gebruik van zal hebben gemaakt mag geredelijk worden verondersteld. Spinoza is levenslang een autodidact en studax gebleven: zijn filosofische activiteit veronderstelt uiteraard voortdurende studie en lectuur. Hij beschikte over een voor die tijd goed gevulde persoonlijke bibliotheek en maakte zeer zeker ook kennis met het werk van auteurs die er in zijn tijd toe deden. Spinoza was, niet te vergeten, het centrum van een intellectueel netwerk van vrienden waarbinnen niet alleen teksten in handschrift circuleerden maar zeer waarschijnlijk ook gedrukte boeken.