CAPUT 6
1 Quia homines, uti diximus, magis affectu, quam ratione ducuntur, sequitur multitudinem non ex rationis ductu, sed ex communi aliquo affectu naturaliter convenire, et una veluti mente duci velle, nempe (ut art. 9 cap. 3 diximus) vel ex communi spe, vel metu, vel desiderio commune aliquod damnum ulciscendi. Cum autem solitudinis metus omnibus hominibus insit, quia nemo in solitudine vires habet, ut sese defendere, et quae ad vitam necessaria sunt, comparare possit, sequitur statum civilem homines natura appetere, nec fieri posse, ut homines eundem unquam penitus dissolvant. |
HOOFDSTUK 6
1 Mensen worden, zoals we stelden, meer geleid door hun affecten dan door de rede. Daaruit volgt dat een volksmassa niet wordt aangestuurd door de rede maar het op natuurlijke wijze eens wordt om door een of ander gemeenschappelijk affect en wil te worden geleid als door één geest, namelijk (zoals we in art. 9 van hfst. 3 stelden) door een gemeenschappelijke hoop of door vrees of door het verlangen om een gemeenschappelijk kwaad te wreken. De vrees om alleen te zijn, is alle mensen immers aangeboren: alleen is immers niemand in staat om zich te verdedigen en om zich te voorzien in de levensbehoeften. Daarom streven burgers van nature naar een burgerbestel en is het onmogelijk dat mensen dat bestel volledig ontbinden. |
2 Ex discordiis igitur, et seditionibus, quae in civitate saepe concitantur, nunquam fit, ut cives civitatem dissolvant (ut in reliquis societatibus saepe evenit), sed ut ejusdem formam in aliam mutent, si nimirum contentiones sedari nequeunt servata civitatis facie. Quare media, quae ad imperium conservandum requiri dixi, ea intelligo, quae ad imperii formam absque ulla ejus notabili mutatione conservandam necessaria sunt.
|
2 Uit tweedrachten en opstanden, die in staten dikwijls voorkomen, volgt dus nooit dat burgers de gemeenschap ontbinden, iets wat in andere verenigingen vaak voorkomt: krijgen burgers een crisis niet onder controle dan wijzigen ze het regime, maar wel met behoud van de vorm van de gemeenschap. Daarom, zoals ik al zei, beschouw ik als onontbeerlijke middelen om het staatsgezag overeind te houden, de middelen die nodig zijn om de vorm van het staatsbestel te behouden zonder het merkbaar te wijzigen.
|
3 Quod si cum humana natura ita comdparatum esset, ut homines id, quod maxime utile est, maxime cuperent, nulla esset opus arte ad concordiam, et fidem; sed quia longea aliter cum natura humana constitutum esse constat, imperium necessario ita instituendum est, ut omnes, tam qui regunt, quam qui reguntur, velint nolint, id tamen agant, quod communis salutis interest, hoc est, ut omnes sponte, vel vi, vel necessitate coacti sint ex rationis praescripto vivere; quod sit, si imperii res ita ordinentur, ut nihil, quod ad communem salutem spectat, ullius fidei absolute committatur. Nemo enim tam vigilans est, qui aliquando non dormitet, et nemo tam potenti, tamque integro animo fuit, qui aliquando, et praesertim quando maxime animi fortitudine opus est, non frangeretur, ac pateretur vinci. Et sane stultitia est ab alio id exigere, quod nemo a se ipso impetrare potest, nempe, ut alteri potius, quam sibi vigilet, ut avarus non sit, neque invidus, neque ambitiosus, etc., praesertim is, qui omnium affectuum incitamenta maxima quotidie habet.
|
3 Zat de menselijke natuur nu zo in elkaar dat mensen het meest zouden begeren wat het meest nuttig is, dan was er geen nood aan een kunst om eendracht en trouw te bewaren. Maar omdat het veruit vaststaat dat de menselijke natuur anders in elkaar zit, dient een staatsgezag ingericht om allen, zowel zij die regeren als zij die worden bestuurd of ze nu willen of niet, dat doen wat in het algemeen belang is: dat wil zeggen dat allen spontaan of gedwongen of door noodzaak leven volgens het voorschrift van de rede. Dat is het geval als het staatbestel zo wordt ingericht dat niets,
wat het gemeenschappelijk heil betreft, op absolute wijze wordt toevertrouwd aan de trouw van wie dan ook. Niemand immers is zo wakker of hij dut al eens een keertje in, niemand is zo machtig, hoe integer ook van geest, dat hij soms toch eens door de knieën gaat, vooral in gevallen die de grootste geesteskracht vergen. Volkomen dwaasheid is het van een ander te eisen waartoe niemand zelf in staat is, namelijk een ander meer dan zichzelf in de gaten houden, niet gierig zijn, niet afgunstig, niet ambitieus enz., vooral als het gaat over iemand die dagelijks wordt geprikkeld door alle mogelijke affecten. |
4 At experientia contra docere videtur, pacis, et concordiae interesse, ut omnis potestas ad unum conferatur. Nam nullum imperium tamdiu absque ulla notabili mutatione stetit, quam Turcarum, et contra nulla minus diuturna, quam popularia, seu democratica fuerunt, nec ulla, ubi tot seditiones moverentur. Sed si servitium, barbaries et solitudo pax appellanda sit, nihil hominibus pace miserius. Plures sane, et acerbiores contentiones inter parentes, et liberos, quam inter dominos, et servos moveri solent, nec tamen oeconomiae interest jus paternum in dominium mutare, et liberos perinde, ac servos habere. Servitutis igitur, non pacis, interest, omnem potestatem ad unum transferre: nam pax, ut jam diximus, non in belli privatione, sed in animorum unione, sive concordi consistit.
|
4 De ervaring lijkt integendeel te leren dat vrede en eendracht ermee zijn gediend dat de macht op één persoon wordt overgedragen. Geen enkel staatsbestel immers bleef zolang overeind zonder enige wijziging dan het Turkse. Geen enkel, Integendeel, was van kortere duur dan volksstaten of democratieën: geen enkel waar zovele opstanden ontstonden. Maar als slavernij, barbarij en hulpeloosheid vrede moet worden genoemd, dan bestaat er niets ellendigers voor mensen dan een vredestoestand. Er bestaat inderdaad meer en bitterder onenigheid tussen ouders en kinderen dan tussen meesters en slaven. Het is niet in het belang van de huishouding dat het recht van de familievader wordt omgezet in dominantie om zo kinderen tot slaven te maken. Alle macht overdragen aan één enkele persoon dient de slavernij, niet de vrede. Want vrede, zoals we al hebben gezegd, bestaat niet in afwezigheid van oorlog maar in de eenheid of eensgezindheid van de geesten.
|
5 Et sane qui credunt posse fieri, ut unus solus summum civitatis jus obtineat, longe errant. Jus enim sola potentia determinatur, ut capite 2 ostendimus: at unius hominis potentia longe impar est tantae moli sustinendae. Unde fit, ut, quem multitudo regem elegit, is sibi imperatores quaerat, seu consiliaros, seu amicos, quibus suam, et omnium salutem committit, ita ut imperium, quod absolute monarchicum esse creditur, sit revera in praxi aristocraticum, non quidem manifestum, sed latens, et propterea pessimum. Ad quod accedit, quod rex, puer, aeger, aut senectute gravatus, precario rex sit, sed ii revera summam potestatem habeant, qui summa imperii negotia administrant, vel qui regi sunt proximi; ut jam taceam, quod rex, libidini obnoxius, omnia saepe moderetur ex libidine unius, aut alterius pellicis, aut cinaedi. Audieram, inquit Orsines, in Asia olim regnasse foeminas: hoc vero novum est, regnare castratum, Curtius lib. X cap. 1.
|
5 Zij die inderdaad menen dat het mogelijk is dat één persoon alleen het soevereine recht van een gemeenschap in handen kan houden, hebben het goed mis. Het recht wordt immers uitsluitend door macht bepaald zoals we in hoofdstuk 2 aantoonden: de macht van één man is veruit ontoereikend om een dergelijke last te torsen. Dat betekent dus dat hij die het volk tot koning kiest, bevelhebbers zoekt, raadgevers, vrienden aan wie hij zijn veiligheid en die van de hele gemeenschap toevertrouwt. Een staatsbestel dat men aanziet voor een absolute monarchie blijkt zo in werkelijkheid een aristocratie te zijn, weliswaar niet openlijk maar verdoken: het is daarom het slechtste bestel dat men zich kan indenken. Daar komt nog bij dat een vorst in de kinderjaren, ziek of door ouderdom bezwaard, een koning is op lemen voeten: de werkelijke macht rust dan in handen van degenen die de hoogste staatszaken administreren of die het oor van de koning hebben. Om nog maar te zwijgen over een koning die door lust gedomineerd alles regelt uit begeerte voor een of andere bijzit of voor een vriendje. Ik hoorde, zegt Orsines, dat eertijds in Azië vrouwen aan de macht waren: nu regeert een eunuch, dat is nog eens wat nieuws! Curtius bk. X hfst. 1.
|
6 Est praeterea hoc certum, quod civitas semper magis propter cives, quam propter hostes periclitur: rari quippe boni. Ex quo sequitur, quod is, in quem totum imperii jus delatum est, magis cives, quam hostes semper timebit, et consequenter sibi cavere, et subditis non consulere, sed insidiari conabitur, iis praecipue, qui sapientia clari, vel divitiis potentiores sunt.
|
6 Het is overigens wel zeker dat een gemeenschap meer door burgers in gevaar wordt gebracht dan door vijanden: goede burgers zijn zeldzaam. Het gevolg daarvan is dat hij aan wie het volledig recht over het staatsbestel wordt overgedragen altijd meer de burgers dan de vijand vreest. Bijgevolg zal hij toezien op eigen veiligheid en niet proberen zijn onderdanen tot nut te zijn maar ze te belagen, vooral degenen die uitmunten door wijsheid of door hun rijkdom machtiger zijn.
|
7 Accedit praeterea, quod reges filios etiam plus timent, quam amant, et eo magis, quo pacis, bellique artes magis callent, et subditis ob virtutes dilectiores sunt. Unde fit, ut eos ita educare studeant, ut causa timendi absit. Qua in re officiarii promptissime regi obsequuntur, et studium adhibebunt summum, ut regem successorem rudem habeant, quem arte tractare possint.
|
7 Daar komt nog bij dat koningen hun zonen meer vrezen dan aan het hart drukken. Ze doen dat des te meer naarmate die zonen meer uitblinken in de kunst van vrede en oorlog en bij de onderdanen meer geliefd zijn omwille van hun kwaliteiten. Daarom is het dat koningen er op toezien om hen zo op te voeden dat ze geen reden hebben om hen te vrezen. Hovelingen gehoorzamen in deze zeer nauwgezet aan de koning en benaarstigen zich in hoge mate om de opvolger van de koning onbekwaam te houden zodat ze hem kunnen manipuleren.
|
8 Ex quibus omnibus sequitur, regem eo minus sui juris, et subditorum conditionem eo miseriorem esse, quo magis absolute civitatis jus in eundem transfertur: atque adeo necesse est, ad imperium monarchicum rite stabiliendum, fundamenta jacere firma, quibus superstruatur: ex quibus monarchae securitas, et multitudini pax sequatur; ac proinde, ut monarcha tum maxime sui juris sit, cum maxime multitudinis saluti consulit. Quaenam autem haec imperii monarchici fundamenta sint, primum breviter proponam, et deinde ordine ea ostendam.
|
8 Uit dat alles volgt dat een koning des te minder soeverein is en de toestand van de onderdanen des te erger, naarmate de gemeenschap hem meer absoluut recht toevertrouwde. Voor de stabilisering van een monarchaal staatsbestel is het daarom nodig om het behoorlijk te voorzien van fundamenten waarop het dan wordt opgetrokken: dat komt de veiligheid van de monarchie en de vrede van de volksmassa ten goede. Een monarchie is het meest soeverein als ze zich maximaal toelegt op het welzijn van de volksmassa. Welke nu de fundamenten zijn van een monarchie zal ik eerst kort schetsen en vervolgens op methodische wijze aantonen.
|
9 Urbs una, aut plures condendae, et muniendae sunt, quarum omnes cives, sive ii intra moenia, sive extra propter agriculturam habitent, eodem civitatis jure gaudeant; ea tamen conditione, ut unaquaeque certum civium numerum ad sui, et communem defensionem habeat; quae autem id praestare nequit, aliis conditionibus in ditione habenda.
|
9 Er moeten een of meerdere steden worden gebouwd en versterkt. Alle burgers ervan, zowel zij die binnen de muren als zij die buiten de muren wonen omwille van de landbouw, genieten dezelfde burgerrechten. Dat gebeurt evenwel op voorwaarde dat elke stad een zeker aantal burgers voorziet voor de eigen verdediging en voor de gemeenschappelijke. De stad die dat niet voor elkaar krijgt, moet via andere voorwaarden onder het gezag worden gehouden.
|
10 Militia ex solis civibus, nullo excepto, formanda est, et ex nullis aliis; atque adeo omnes arma habere teneantur, et nullus in civium numerum recipiatur, nisi postquam exercitium militare didicerit, illudque signatis anni temporibus exercere pollicitus fuerit. Deinde, uniuscujusque familiae militia in cohortes, et legiones divisa, nullius cohortis dux eligendus, nisi qui architecturam militarem noverit. Porro cohortium, et legionum duces ad vitam quidem, sed qui unius familiae integrae militiae imperet, in bello tantummoco eligendus, qui annum ad summum imperium habeat, nec continuari in imperio, nec postea eligi possit. Atque hi eligendi sunt ex regis consiliariis (de quibus art. 15 et seqq. dicendum), vel qui officio consiliarii functi sunt.
|
10 De militie moet zonder uitzondering worden samengesteld uit burgers en uit niemand anders. Allen worden geacht wapens te hebben. Niemand wordt als burger geaccepteerd tenzij hij een militaire opleiding volgde en zich er toe heeft verbonden om in bepaalde periodes van het jaar te exerceren. Vervolgens moet de militie van elke familie in cohorten en legioenen worden ingedeeld en mag geen aanvoerder worden gekozen die niet geschoold is in militaire architectuur. Verder zijn de aanvoerders van cohorten en legioenen aangesteld voor het leven. Wie evenwel de hele militie van een familie aanvoert moet alleen worden aangesteld in oorlogstijd en voert voor één jaar het opperbevel. Hij kan het commando niet behouden en nadien niet meer worden verkozen. Zij moeten worden aangeduid uit de adviseurs van de koning (waarover gesproken zal worden in art. 15 en volg.) of uit hen die al eerder fungeerden als adviseurs.
|
11 Omnium urbium incolae, et agricolae, hoc est, omnes cives in familias dividendi sunt, quae nomine, et insigni aliquo distinguantur, et omnes ex aliqua harum familiarum geniti in civium numerum recipiantur, eorumque nomina in catalogum eorum familiae redigantur, simulac eo aetatis pervenerint, ut arma ferre, et officium suum noscere possint; iis tamen exceptis, qui ob scelus aliquod infames, vel qui muti, vesani, et famuli sunt, qui servili aliquo officio vitam sustentant.
|
11 Alle stedelingen en plattelandsbewoners, d.w.z. alle burgers, moeten worden ingedeeld in families die van elkaar worden onderscheiden door middel van een naam en een of ander kenteken. Allen die uit de schoot van die families worden geboren dienen als burgers beschouwd te worden. Hun namen worden geregistreerd in hun familieregisters zodra ze de leeftijd bereiken om wapens te dragen en hun taak kennen. Uitzondering wordt gemaakt voor notoire misdrijfplegers, voor doofstommen, voor waanzinnigen en voor bedienden die in een of ander dienstverband in hun levensonderhoud voorzien.
|
12 Agri, et omne solum, et, si fieri potest, domus etiam publici juris sint, nempe ejus, qui jus civitatis habet, a quo annuo pretio civibus, sive urbanis, et agricolis locentur; et praeterea omnes ab omni exactione tempore pacis liberi, sive immunes sint. Atque hujus pretii alia pars ad civitatis munimenta, alia ad usum domesticum regis referenda est. Nam tempore pacis urbes tanquam ad bellum munire, et praeterea naves, et reliqua instrumenta bellica parata necesse est habere.
|
12 Akkers en alle gronden en zo mogelijk ook woningen behoren tot het openbaar domein, ze vallen dus onder het beheer van hen die het bestuur over de gemeenschap uitoefenen. De burgers, stedelingen en boeren huren die tegen een jaarlijkse huur. In vredestijd zijn ze daarom vrij of ontheven van elke belasting. Van de huurgelden moet een deel worden besteed aan het onderhoud van de staat en een ander deel aan de koninklijke huishouding. Want ook in tijden van vrede moeten steden worden versterkt net als in tijden van oorlog: het is daarom onontbeerlijk dat ze schepen en ander oorlogsmaterieel paraat hebben.
|
13 Electo rege ex aliqua familia, nulli nobiles censendi, nisi a rege oriundi, qui propterea insignibus regiis a sua, et a reliquis familiis distinguantur.
|
13 Is eenmaal een koning uit een of andere familie verkozen, dan kunnen er geen andere edelen zijn dan zij die afstammen van de koning. Zij onderscheiden zich in de eigen familie en t.a.v. de overige families door koninklijke insignes.
|
14 Regis consanguinei nobiles masculi, qui ei, qui regnat, gradu consanguinitatis tertio, aut quarto propinqui sunt, uxorem ducere prohibeantur, et si quos liberos procreaverint, illegitimi habeantur, et omni dignitate indigni, nec parentum haeredes agnoscantur, sed eorum bona ad regem redeant.
|
14 Mannelijke edellieden van koninklijken bloede, die tot in de derde of vierde graad verwant zijn met wie de troon bezet, krijgen het verbod om te huwen. Verwekken ze toch kinderen dan zijn die onwettig, hebben geen toegang tot ereambten en worden niet erkend als erfgenamen van hun ouders, waarvan de goederen de koning toekomen.
|
15 Regis praeterea consiliarii, qui ei proximi, vel dignitate secundi sunt, plures esse debent, et non, nisi ex civibus, eligendi; nempe, ex unaquaque familia tres, aut quatuor, aut quinque (si familiae non plures, quam sexcentae, fuerint), qui simul unum hujus concilii membrum constituent, non ad vitam, sed in tres, aut quatuor, aut quinque annos, ita ut singulis annis eorum tertia, quarta, aut quinta pars nova eligatur; in qua electione tamen apprime observandum, ut ex unaquaque familia unus ad minimum juris peritus consiliarius eligatur.
|
15 Raadgevers van de koning die hem het meest nabij staan of in waardigheid op de tweede plaats komen moeten daarom voldoende in aantal zijn en uitsluitend worden verkozen uit burgers, namelijk uit elke familie drie, vier of vijf (als er niet meer dan 600 families zijn). Samen stellen zij één lid aan van die raad. Dat is niet voor het leven aangesteld, maar voor drie of vier jaar. Raadsleden worden elk jaar voor een derde, een vierde of een vijfde deel opnieuw verkozen. Bij die verkiezing moet er allereerst worden op toegezien dat uit elke familie ten minste één ervaren jurist wordt verkozen.
|
16 Haec electio ab ipso rege fieri debet, cui constituto anni tempore, quo scilicet novi consiliarii eligendi sunt, unaquaeque familia omnium suorum civium nomina, qui ad annum quinquagesimum aetatis pervenerunt, et qui hujus officii candidati rite promoti fuerunt, regi tradere debet, ex quibus, quem velit, rex eliget; at eo anno, quo alicujus familiae juris peritus alteri succedere debet, juris peritorum tantum nomina sunt regi tradenda. Qui statuo tempore officio hoc consiliarii functi sunt, in eodem continuari nequeant, nec ad catalogum eligendorum quinquennio, aut amplius referri. Causa autem, cur necesse sit singulis annis ex unaquaque familia unum eligere, est, ne concilium jam ex inexpertis novitiis, jam ex veteratis, et rerum expertis componeretur, quod necessario fieret, si omnes simul recederent, et novi succederent. Sed si singulis annis ex unaquaque familia unus eligatur, tum non nisi quinta, quarta, aut ad summum tertia concilii pars ex novitiis erit. Praeterea si rex aliis negotiis impeditus, aut alia de causa huic electioni vacare aliquamdiu non possit, tum ipsi consiliarii alios pro tempore eligant, donec ispe rex vel alios eligat, vel, quos concilium elegit, probet
|
16 Die verkiezing moet door de koning zelf gebeuren. In een vastgestelde periode van het jaar, namelijk als de raadgevers moeten worden verkozen, is elke familie verplicht aan de koning de namen over te maken van al haar burgers die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt en die als kandidaten naar behoren in het ambt kunnen worden bevorderd. De koning kiest uit hen wie hij wil. In de jaren evenwel waarin een jurist van een familie door een andere dient opgevolgd, moeten slechts de namen van de juristen aan de koning worden overgelegd. Wie als raadgever de vastgestelde ambtstermijn volbracht, kan daarin niet langer functioneren en voor de duur van vijf jaar of langer evenmin worden opgenomen op de kieslijst. De reden nu, waarom het noodzakelijk is ieder jaar uit elke familie één te kiezen is om ervoor te zorgen dat de raad niet deels uit onervaren beginnelingen en deels uit oudgedienden met ervaring zou worden samengesteld, wat het geval is als allen samen zouden aftreden en nieuwe zouden opvolgen. Maar als ieder jaar één uit elke familie wordt verkozen, dan zal slechts het vijfde, het vierde of hooguit het derde deel van de raad bestaan uit nieuwkomers. Mocht het verder gebeuren dat de koning door andere bezigheden tijdelijk verhinderd is om zich met die keuze in te laten, dan kiezen de raadgevers zelf tijdelijke raadgevers totdat de koning zelf, ofwel anderen aanduidt, ofwel diegenen die de raad koos, bevestigt.
|
17 Hujus concilii primarium officium sit, imperii fundamentalia jura defendere, consilia de rebus agendis dare, ut rex, qui in bonum publicum decernendum sit, sciat, atque adeo, ut regi nihil de aliqua re statuere liceat, nisi intellecta prius hujus concilii sententia; sed si concilio, ut plerumque fiet, non una mens fuerit, sed diversas habuerit sententias, etiam postquam bis, aut ter quaestionem de eadem re habuerint, res in longius trahenda non est, sed discrepantes sententiae ad regem deferendae, ut art. 25 hujus capitis docebimus.
|
17 De allereerste taak van die raad bestaat erin om de fundamentele rechtsbasis van het staatsbestel te verdedigen, adviezen te verstrekken over de geagendeerde zaken zodat de koning weet wat voor het openbaar welzijn moet worden beslist. Het is dus de koning niet toegestaan over iets te beslissen vooraleer hij op de hoogte is van de meningen van de raad. Als de raad nu, zoals het meestal gebeurt, niet eensgezind is en er diverse meningen op nahoudt, ook na een tweede of een derde overleg over hetzelfde, dan moet het dossier niet langer worden gerekt, maar moeten de differente meningen aan de koning worden overgemaakt, zoals we in art. 25 hebben geleerd.
|
18 Hujus praeterea concilii officium etiam sit, regis instituta, seu decreta promulgare, et, quid in rempublicam decretum est, curare, totiusque administrationis imperii curam habere, tanquam regis vicarii.
|
18 Het is vervolgens ook een taak van die raad om wetten of decreten van de koning af te kondigen en uit te voeren wat in de republiek werd beslist. Als vertegenwoordiger van de koning draagt hij ook zorg voor de hele staatsadministratie.
|
19 Civibus nulli ad regem aditus pateant, nisi per hoc concilium, cui omnes postulationes, seu libelli supplices tradendi sunt, ut regi offerantur. Legatis etiam aliarum civitatum non, nisi intercedente hoc concilio, veniam regem alloquendi impetrare liceat; epistolae praeterea, quae ex aliis locis regi mittuntur, ei ab hoc concilio tradi debent, et absolute rex censendus est veluti civitatis mens, hoc autem concililum mentis sensus externi, ceu civitatis corpus, per quod mens civitatis statum concipit, et per quod mens id agit, quod sibi optimum esse decernit.
|
19 Burgers kunnen alleen via deze raad de koning benaderen. Alle rekwesten en smeekbrieven moeten aan haar worden bezorgd om ze dan aan de koning over te maken. Zelfs legaten van andere gemeenschappen krijgen geen toestemming om met de koning te spreken dan na tussenkomst van de raad. Ook brieven die uit andere streken aan de koning worden toegezonden, moeten hem door die raad worden bezorgd. In absolute termen gesteld, kan de koning worden beschouwd als de geest van de gemeenschap en de raad als het externe zintuig van die geest of anders gezegd: het gemeenschapsorgaan waarin de geest van de gemeenschap vorm aanneemt en waardoor die geest beslist wat het voor zich als het allerbeste beschouwt.
|
20 Cura filios regis educandi huic etiam concilio incumbat, et etiam tutela, si rex, successore infante, seu puero relicto, obiit. Sed ne tamen concilium interea temporis sine rege sit, ex nobilibus civitatis senior eligendus, qui regis locum suppleat, donec legitimus successor eo aetatis pervenerit, quo imperii onus sustinere possit.
|
20 De taak om de kinderen van de koning op te voeden, valt eveneens toe aan de raad. Ook de voogdij in het geval de koning overlijdt tijdens de onmondigheid van de troonopvolger of tijdens diens kindertijd.
Omdat de raad in die tussentijd niet zonder koning mag blijven, moet uit de edelen van de gemeenschap een oudere worden verkozen die de plaats van de koning inneemt tot de wettige opvolger oud genoeg is om de last van het staatsbestel te dragen. |
21 Hujus concilii candidati ii sint, qui regimen, fundamenta, et statum, seu conditionem civitatis, cujus subditi sunt, norint; at qui jurisperiti locum occupare vult, is praeter regimen, et conditionem civitatis, cujus subditus est, aliarum etiam, cum quibus commercium aliquod intercedit, scire debet; sed nulli, nisi qui ad quinquagesium aetatis annum, nullo convicti crimine, pervenerint, in catalogum eligendorum referendi sunt.
|
21 Kandidaten voor die raad zijn lieden die vertrouwd zijn met het regime, de fundamenten en met de toestand of conditie van de gemeenschap. Wie het ambt van jurist wil bekleden, dient behalve over het regime en conditie van de gemeenschap waarvan hij onderdaan is, ook op de hoogte zijn van het regime en de conditie van andere gemeenschappen waarmee contacten worden onderhouden. Alleen zij die de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt en een blanco strafregister hebben, kunnen worden ingeschreven op de kieslijst.
|
22 In hoc concilio nihil de rebus imperii concludendum, nisi praesentibus omnibus membris: quod si aliquis morbi, aut alia de causa adesse nequeat, aliquem ex eadem familia, qui eodem officio functus, vel qui in catalogum eligendorum relatus est, in ipsius locum mittere debet. Quod si nec hoc fecerit, sed quod concilium propter ejus absentiam rem aliquam consulendam in diem differre coactus fuerit, summa aliqua pecuniae sensibili mulctetur. Sed hoc intelligendum, quando quaestio est de re, quae integrum imperium spectat, videlicet de bello, et pace, de jure aliquo abrogando, vel instituendo, de commercio, etc. Sed si quaestio sit de re, quae unam, aut alteram urbem spectet, de libellis supplicibus, etc., satis erit, si major concilii pars adsit.
|
22 Er mag in de raad over geen enkele staatszaak worden beraadslaagd als niet alle leden aanwezig zijn. Als iemand door ziekte of een andere reden niet kan aanwezig zijn, dan moet in zijn plaats iemand uit dezelfde familie worden afgevaardigd om dezelfde functie waar te nemen, ofwel iemand die vermeld is op de kieslijst. Daagt hij niet op en is de raad door zijn afwezigheid verplicht een dossier waarover moet worden beraadslaagd uit te stellen, dan wordt hem een flinke geldboete opgelegd. Wel te verstaan: het moet hier gaan over een dossier betreffende de globale staatsveiligheid, namelijk als het gaat over oorlog en vrede, over het opheffen of invoeren van een of ander recht, over handel enz. Gaat het evenwel over een dossier dat een of andere stad aanbelangt, over verzoekschriften enz., dan volstaat het dat de meerderheid van de raad present is.
|
23 Ut inter familias aequalitas in omnibus, et ordo sedendi, proponendi, et dicendi habeatur, vices servandae sunt, ut singulae singulis sessionibus praesideant, et quae hac sessione prima, sequenti ultima sit. Sed eorum, qui ejusdem familiae sunt, is primus sit, qui prior electus fuerit.
|
23 Om tussen de families de gelijkheid te bewaren, bestaat er een volgorde om te zetelen, voorstellen in te dienen en om te spreken. Er moet een beurtrol in acht worden genomen zodat iedereen om beurt de zittingen presideert. Wie in een zitting als eerste optreedt, komt in de volgende als laatste aan de beurt. Maar van hen die tot dezelfde familie behoren, zal de eerste diegene zijn, die als eerste werd verkozen.
|
24 Hoc concilium quater ad minimum in anno convocetur, ut rationem administrationis imperii a ministris exigant, ut rerum statum noscant, et si quid praeterea statuendum sit, videant. Nam adeo magnum civium numerum negotiis publicis continuo vacare impossibile videtur, sed, quia negotia publica interim exerceri nihilominus debent, ideo ex hoc concilio quinquaginta, aut plures eligendi sunt, qui soluto concilio, ejus vicem suppleant, quique quotidie congregari debeant in cubiculo, quod regio sit proximum, atque adeo quotidie curam habeant aerarii, urbium munimentorum, educationis filii regis, et absolute eorum omnium magni concilii officiorum, quae modo enumeravimus, praeterquam illud, quod de rebus novis, de quibus nihil decretum est, consulere non possint.
|
24 De raad wordt minstens vier keer per jaar samengeroepen om van de ministers verantwoording te eisen over het staatsbestuur, om zich te informeren over de stand van zaken en om na te gaan of er beslissingen dienen genomen. Want het lijkt wel onmogelijk dat een zo groot aantal burgers ononderbroken de staatszaken behartigt. In de tussenperiodes dient niettemin ook te worden bestuurd; daarom moeten uit die raad vijftig of meer leden worden verkozen, die de plaats innemen van de raad als die ontbonden is. Zij moeten dagelijks in een kabinet vergaderen in de nabijheid van de koning en zo het dagelijks beheer verzekeren van de schatkist, zorgen voor de opvoeding van koningskinderen, voor de stedelijke vesten en, absoluut gesproken, voor alle grote taken van de raad die we net hebben opgenoemd. Over nieuwe aangelegenheden, waarover niets werd gedecreteerd, kunnen ze evenwel niet beraadslagen.
|
25 Congregato concilio, antequam aliquid in eo proponatur, quinque, aut sex, aut plures jurisperiti ex familiis, quae illa sessione ordine loci priores sunt, regem adeant, ut libellos supplices, vel epistolas, si quas habent, tradant, ut rerum statum indicent, et denique ut ex ipso intelligant, quid in suo concilio proponere jubeat; quo accepto concilium repetant, et, qui ordine loci prior est, rem consulendam aperiat. Nec de re suffragia statim colligenda, quae aliquibus videtur alicujus esse momenti, sed in id tempus differenda, quod rei necessitas concedit. Concilio igitur ad id statuum tempus soluto, poterunt interea uniuscujusque familiae consiliarii de ipsa seorsum quaestionem habere, et, si res iis magni momenti videbitur, alios, qui eodem officio functi, vel qui ejusdem concilii candidati sunt, consulere, et, si intra constitutum tempus inter ipsos convenire non poterit, illa familia extra suffragium erit (nam unaquaeque familia unum tantum ferre suffragium poterit); alias ejus familiae jurisperitus instructus sententiam, quam optimam judicaverint esse, in ipso concilio ferat, et sic reliqui; et si majori parti visum fuerit post auditas cujusque sententiae rationes, rem iterum perpendere, concilium iterum in tempus solvatur, ad quod unaquaeque familia, quaenam ultima ejus sit sententia, pronunciabit, et tum demum praesente integro concilio suffragiis collectis ea irrita habeatur, quae centum ad minimum suffragia non habuerit, reliquae autem ad regem deferantur a jurisperitis omnibus, qui concilio interfuerunt, ut ex iis, postquam uniuscujusque partis rationes intellexerit, quam velit, eligat, atque inde digressi ad concilium revertantur, ubi omnes regem ad constitutum ab ipso tempus exspectent, ut, quam sententiam ex latis eligendam censet, omnes audiant, et quid faciendum, ipse decernat.
|
25 Als de raad zetelt zullen, vooraleer daarin iets wordt voorgesteld, vijf, zes of meer juristen van families die in die zitting prioritair op de lijst staan, zich naar de koning begeven om hem de verzoekschriften of brieven, als die er zijn, te overhandigen en om ten slotte persoonlijk van hem te vernemen wat hij wenst dat in zijn raad wordt besproken. Als dit bekend is, dan begeven ze zich weer naar de raad en wie prioritair op de ordelijst staat, opent de beraadslagingen. Over het dossier dient niet meteen te worden gestemd als het in de ogen van sommigen van gewicht is: stemming kan worden uitgesteld zolang als de zaak dat toelaat. De raad kan worden opgeschort tot het afgesproken tijdstip. Intussen kunnen de raadsleden van elke familie over de zaak onderling met elkaar in overleg gaan.
Als de zaak hen van groot gewicht schijnt dan kunnen ze advies vragen aan anderen die dezelfde functie uitoefenen of voor dezelfde functie kandidaat zijn. De familie die het onderling niet eens raakt binnen de afgesproken termijn wordt geweerd uit de stemming: elke familie kan immers slechts één stem uitbrengen. In andere gevallen dient een geïnstrueerde jurist van die familie zelf in de raad het voorstel in dat zij het beste achten en zo ook de anderen. Als, na het aanhoren van de grond van de voorstellen, de meerderheid van oordeel is dat de zaak opnieuw moet worden besproken, dan zal de raad opnieuw voor een tijd geschorst worden tot elke familie haar ultiem voorstel heeft ingediend. In aanwezigheid van de voltallige raad worden dan de stemmen geteld: ongeldig zijn voorstellen die niet minstens honderd stemmen hebben. De andere worden aan de koning overgemaakt door alle juristen die in de raad optraden. Na de meningen van alle partijen te hebben gehoord, kiest hij uit de voorstellen een naar wens. Zij begeven zich van daar weer naar de raad, waar allen een door de koning vastgestelde tijd wachten, om samen te aanhoren welke van de ingediende voorstellen zijn voorkeur wegdraagt en waar de koning persoonlijk beslist wat er moet worden gedaan. |
26 Ad justitiam administrandam concilium aliud ex solis jurisperitis est formandum, quorum officium sit lites dirimere, et poenas ex deliquentibus sumere, sed ita ut omnes sententiae, quas tulerint, ab iis, qui concilii magni vicem supplent, probari debeant, num scilicet, servato rite in judicando ordine, prolatae fuerint, et absque partium studio. Quod si quae pars, quae causa cecidit, ostendere poterit, aliquem ex judicibus munere aliquo corruptum fuisse ab adversario, vel aliam communem causam amicitiae erga eundem, vel odii erga ipsum habere, vel denique quod communis judicandi ordo non fuerit servatus, ea in integrum restituatur. Sed haec forsan observari non possent ab iis, qui, quando quaestio de crimine est, non tam argumentis, quam tormentis reum convincere solent. Verum nec ego hic alium in judicando ordinem concipio praeter eum, qui cum optimo civitatis regimine convenit.
|
26 Om de rechtsbedeling te organiseren moet een andere raad worden aangesteld die uitsluitend is samengesteld uit juristen. Hun taak bestaat erin geschillen te beslechten en geldboetes van delinquenten te vorderen. Alle gevelde vonnissen moeten door de plaatsvervangers van de grote raad worden goedgekeurd. Die gaan meer bepaald na of ze werden uitgesproken met respect voor de rechtsregels inzake rechtspraak en of ze onpartijdig zijn. Als een partij die het geding verloor, kan aantonen dat een van de rechters door een gift van een tegenstander werd gecorrumpeerd, of met hem gemene zaak maakte uit vriendschap of haat of, ten slotte, als de algemene rechtsregels inzake rechtspraak niet werden gevolgd, dan wordt hij in zijn rechten hersteld. Dat kan wellicht niet worden nageleefd door hen die in geval van gerechtelijke foltering, niet door de aangedragen argumenten overtuigd worden en evenmin door de tortuur van de beklaagde. Ik heb hier, voor alle duidelijkheid, geen andere rechtsorde in gedachten dan deze die overeenkomt met het beste regime van de gemeenschap.
|
27 Hi judices magno etiam, et impari numero esse debent, nempe sexaginta et unus, aut quinquaginta et unus ad minimum, et ex una familia non nisi unus eligendus, nec tamen ad vitam, sed ut quotannis etiam aliqua ejus pars cedat, et alii totidem eligantur, qui ex aliis sint familiis, quique ad quadragesimum aetatis annum pervenerint.
|
27 Die rechters moeten met velen zijn en oneven in getal, namelijk eenenzestig of minimaal eenenvijftig. Uit één familie mag er slechts een worden verkozen, niet voor het leven evenwel, maar zo dat jaarlijks een deel terugtreedt en er uit andere families weer evenveel worden aangesteld en die de leeftijd hebben bereikt van veertig jaar.
|
28 In hoc concilio nulla sententia pronuncianda, nisi praesentibus omnibus judicibus. Quod si aliquis morbi, aut alterius causa diu concilio interesse non poterit, alius ad id tempus eligendus, qui ipsius locum suppleat. In suffragiis autem ferendis debebit unusquisque sententiam suam non palam dicere, sed calculis indicare.
|
28 In die raad wordt geen vonnis geveld als niet alle rechters aanwezig zijn. Is iemand door ziekte of een andere oorzaak langdurig afwezig in de raad, dan moet voor die periode een ander als vervanger worden verkozen. Bij de stemming moet ieder zijn oordeel niet openlijk meedelen maar aanduiden door stemballetjes.
|
29 Hujus, et praecedentis concilii vicariorum emolumenta sint bona primo eorum, qui mortis damnati sunt ab ipsis, et etiam eorum, qui summa quadam argenti plectuntur. Deinde ex unaquaque sententia, quam de rebus civilibus tulerint, ab eo, qui causa cecidit, pro ratione totius summae partem aliquotam accipiant, qua utrumque concilium gaudeat.
|
29 De plaatsvervangers van die raad en ook die van de vorige worden in eerste instantie betaald met goederen van wie zij zelf hebben ter dood veroordeeld en mede van hen die ze hebben bestraft met een geldboete. In vonnissen geveld in burgerlijke zaken ontvangen ze van hem die het geding verloor een bepaald deel dat zich verhoudt tot de totale som. Deze regeling geldt voor beide raden.
|
30 His conciliis alia subordinentur in unaquaque urbe, quorum etiam membra ad vitam eligi non debent; sed etiam quotannis pars aliqua eligenda ex solis familiis, quae in eadem habitant: sed opus non est haec latius persequi
|
30 Aan die raden zijn in elke stad andere raden ondergeschikt. De leden ervan mogen niet voor het leven worden verkozen. Jaarlijks moet ook van hen een deel worden verkozen en dit uitsluitend uit families die in die stad wonen. Het is niet nodig hierover verder uit te wijden.
|
31 Militiae stipendia nulla solvenda tempore pacis, tempore autem belli iis tantummodo quotidiana stipendia danda, qui quotidiano opere vitam sustentant. At duces, et reliqui officiarii cohortium nulla alia emolumenta ex bello exspectanda habeant praeter hostium praedam.
|
31 Aan de militie mag In vredestijd geen soldij worden uitgekeerd. In oorlogstijd evenwel moet dagelijks soldij worden betaald aan wie elke dag werkt voor zijn brood. Generaals en overige cohorte-officieren moeten niet hopen op andere vergoedingen uit de oorlog dan wat op de vijand kan worden buitgemaakt.
|
32 Si qui peregrinus alicujus civis filiam in uxorem duxerit, ejus liberi sunt cives censendi, et in catalogo familiae matris inscribendi. Qui autem ex peregrinis parentibus in ipso imperio nati, et educati sunt, iis constituto aliquo pretio. Jus civis ex chiliarchis alicujus familiae emere liceat, et in catalogum ejusdem familiae referantur: nec imperio, tametsi chiliarchae lucri causa aliquem peregrinum infra constitutum pretium in numerum suorum civium receperint, aliquod inde detrimentum oriri potest; sed contra media excogitanda, quibus facilius civium augeri possit numerus, et magna hominum detur confluentia. At, qui in catalogum civium non referuntur, aequum est, ut tempore saltem belli otium suum labore, aut exactione aliqua compensent.
|
32 Als een vreemdeling huwt met de dochter van een burger, dan worden zijn kinderen geacht burgers te zijn en worden ze in het familieregister van de moeder ingeschreven. Zij evenwel die in de staat zelf uit vreemde ouders worden geboren en er worden opgevoed, mogen bij de leider van een familie het burgerschap kopen tegen een vastgestelde prijs. Ze worden dan in het register van die familie genoteerd. Zelfs als een leider wegens winstbejag onder de vastgestelde prijs een vreemdeling onder zijn burgers opneemt, dan mag de staat daardoor geen nadelige gevolgen ondervinden. Er moet integendeel naar middelen worden gezocht om het aantal burgers makkelijk te vermeerderen en te zorgen voor een grote instroom van mensen. Zeker in tijd van oorlog is het niet meer dan billijk dat zij die niet zijn ingeschreven in een burgerregister hun vrije tijd compenseren door arbeid of door een belasting.
|
33 Legati, qui tempore pacis ad alias civitates pacis contrahendae, vel conservandae causa mitti debent, ex solis nobilibus eligendi sunt, et ex civitatis aerario sumptus iisdem suppeditandi, non autem ex regis domestico aerario.
|
33 Legaten die in vredestijd naar andere gemeenschappen worden uitgezonden om vrede te sluiten of om de vrede te bewaren, moeten uitsluitend gekozen worden uit de rangen van de adel. Ze moeten worden vergoed met publieke middelen, niet met persoonlijke middelen van de koning.
|
34 Qui aulam frequentant, et regis domestici sunt, quibusque ex suo aerario domestico stipendia solvit, ab omni civitatis ministerio, seu officio secludendi sunt. Dico expresse, quibus rex ex aerario suo domestico stipendia solvit, ut corporis custodes ab iisdem secludam. Nam corporis custodes nulli praeter civers ejusdem urbis in aula, servatis vicibus, vigilare pro rege ante fores debent.
|
34 Hovelingen en dienaren van de koning die uit zijn persoonlijke middelen worden betaald, zijn uitgesloten uit elke staatsfunctie of staatsambt. Ik zeg uitdrukkelijk aan wie de koning met persoonlijke middelen een loon betaalt, om zo voor lijfwachten een uitzondering te maken. Want lijfwachten zijn slechts burgers van zijn stad die, bij beurtrol, in het paleis voor de deuren de koning bewaken.
|
35 Bellum non nisi pacis causa inferendum, ut eo finito arma cessent. Urbibus igitur jure belli captis, et hoste subacto pacis conditiones instituendae sunt, ut captae urbes nullo praesidio servari debeant, sed vel ut hosti, pacis foedere accepto, potestas concedatur easdem pretio redimendi, vel (si ea ratione timor semper a tergo maneat formidine loci) prorsus delendae sunt, et incolae alio locorum ducendi.
|
35 Oorlog wordt alleen gevoerd om de vrede te winnen. Als de oorlog eindigt, zwijgen de wapens. Aan steden die naar oorlogsrecht veroverd zijn en aan de overwonnen vijand moeten vredesvoorwaarden worden opgelegd om ervoor te zorgen dat in de veroverde steden geen garnizoenen dienen gelegerd. Wel wordt aan vijanden die een vredesverdrag sloten de mogelijkheid geboden om die voor een losprijs vrij te kopen. Ze moeten evenwel meteen worden verwoest en de bewoners afgevoerd naar andere streken als ze door hun strategische ligging een blijvend gevaar vormen in de rug.
|
36 Regi nullam extraneam matrimonio sibi jungere, sed tantum ex consanguineis, vel civibus aliquam in uxorem ducere liceat, ea tamen conditione, si scilicet civem aliquam duxerit, ut qui uxori sanguine sint proximi, nullum civitatis officium administrare possint.
|
36 De koning mag geen buitenlandse vrouw huwen maar moet uitsluitend huwen met bloedverwanten of met een dame uit de burgerij, op die voorwaarde evenwel dat de bloedverwanten van de echtgenote geen staatsambt kunnen bekleden.
|
37 Imperium indivisibile esse debet. Si igitur rex plures liberos procreaverit, illorum major natu jure succedat, minime autem concedendum, ut imperium inter ipsos dividatur, nec ut indivisum omnibus, vel aliquibus tradatur, et multo minus, ut partem imperii dotem filiae dare liceat. Nam, filias in haereditatem imperii venire, nulla ratione concedendum.
|
37 De staat kan niet worden verdeeld. Als de koning verschillende kinderen heeft, dan volgt de oudste van hen rechtmatig op. Het is allerminst toegestaan dat de staat onder hen wordt verdeeld en evenmin dat die wordt overgedragen aan allen of aan enkelen. Nog minder is het toegestaan dat een deel van de staat als bruidsschat wordt geschonken aan een dochter: want dochters mogen op geen enkele grond tussenkomen in de vererving van de staat.
|
38 Si rex liberis masculis orbus obierit, ille, qui ipsi sanguine proximus, haeres imperii habendus, nisi forte uxorem extraneam duxerit, quam repudiare nolit.
|
38 Als de koning overlijdt zonder mannelijke nazaten dan zal de staat worden geërfd door de meest naaste bloedverwant, tenzij hij toevallig met een buitenlandse vrouw huwde die hij niet wil verstoten.
|
39 Ad cives quod attinet, patet ex art. 5 cap. 3 eorum unumquemque ad omnia regis mandata, sive edicta a concilio magno promulgata (vide de hac conditione art. 18 et 19 hujus capitis) obtemperare debere, tametsi eadem absurdissima credat, vel jure ad id cogi. Atque haec imperii monarchici fundamenta sunt, quibus superstrui debet, ut stabile sit, quemadmodum in sequentibus capitibus demonstrabimus.
|
39 Wat de burgers betreft: het blijkt uit art. 5 hfst.3 dat ieder van hen de verordeningen van de koning, of de edicten door de grote raad afgekondigd, moet naleven (zie over deze voorwaarde art. 18 en 19 van dit hoofdstuk) ook al menen ze dat die bijzonder absurd zijn. Anders wordt de naleving door het recht afgedwongen. Ziehier de fundamenten waarop de monarchale staat moet worden opgetrokken om duurzaam te zijn, zoals we in de volgende hoofdstukken zullen aantonen.
|
40 Ad religionem quod attinet, nulla plane templa urbium sumptibus aedificanda, nec jura de opinionibus statuenda, nisi seditiolae sint, et civitatis fundamenta evertant. IIi igitur, quibus religionem publice exercere conceditur, templum si velint, suis sumtibus aedificent. At rex ad religionem, cui addictus est, exercendam templum in aula sibi proprium habeat.
|
40 Wat de religie betreft: er mogen absoluut geen tempels worden gebouwd met stadsfinanciën; er mogen geen wetten worden opgesteld inzake religieuze meningen, tenzij die maatschappelijke tweedracht zaaien en de fundamenten van de staat dreigen onderuit te halen. Wie het werd toegestaan om in het openbaar hun religie te belijden, mogen, als ze dat wensen, tempels bouwen met eigen geld. De koning beschikt, om zijn religie te belijden, in zijn eigen paleis over een persoonlijke tempel.
|