![]() Albert Einstein (1879-1955) bewonderde Benedictus Spinoza. Op 2 november 1920 bezocht hij Spinoza’s huisje in Rijnsburg (nabij Leiden, Holland). Zijn handtekening staat in het gastenboek. Toen aan Einstein ooit eens werd gevraagd wat zijn opvattingen over God waren, antwoordde hij ’I believe in Spinoza’s God who reveals himself in the orderly harmony of what exists, not in a God who concerns himself with the fates and actions of human beings.’ In Einsteins teksten wordt Spinoza overigens meer dan eens vermeld. Er bestaat ook een lofdicht op Spinoza’s Ethica van de hand van Einstein. Misschien werd het wel geschreven ter gelegenheid van zijn bezoek aan Rijnsburg of kort nadien. Het gedicht getuigt van zijn belangstelling en bewondering voor Spinoza en zijn Magnum Opus.
ToelichtingAlbert Einstein legt in zijn poëem de nadruk op de unieke en bovenmenselijke denkprestatie die Spinoza volbracht bij het neerschrijven van zijn Ethica, ordine geometrico demonstrata. Niemand zal hem dat kunnen nadoen, meent Einstein. Zij die denken dat ze in Spinoza’s voetsporen kunnen treden zullen allicht van een kale reis thuiskomen. In laatste strofe suggereert Einstein dat men voor het hogere geestesleven moet geboren zijn, versta, gedetermineerd zijn. Eerste strofe Einstein houdt van Spinoza. Hij heeft voor zijn affectie geen woorden... dit tekort aan woorden is een ervaring die iedereen bekend is. Spinoza had er ook wel eens mee te maken en sprak dan over een ‘tekort aan woorden’. Einstein vreest evenwel dat Spinoza als denker en als mens die leefde naar zijn leer, een uitzonderlijke en moeilijk te evenaren prestatie leverde. Tweede strofe Een doorsnee mens (voor Spinoza is dit een lidmaat van de massa, de menigte, het volk) kan je niet verleiden tot een hoger geestesleven. Intellectuele liefde tot God (amor dei intellectualis) laat hem koud en behoort in de verste verte niet tot zijn belangstellingsfeer. Hij wordt door de materialiteit van het leven gekluisterd. Derde strofe Doorsnee mensen hebben geen belangstelling voor een hoger geestesleven: het bezorgt hen rillingen en laat hen ijskoud. In het leven plaats inruimen voor rede en verstand is geen optie: meestal laten ze zich leiden door fantasie en sentiment. Het leven van de burgerman draait rond bezit, vrouw, eer en huis: een verwijzing naar rijkdom, zingenot, in het eerste gedeelte van zijn Traktaat over de verbetering van het verstand (Bruder-referte §1- §16). Vierde strofe Deze situatie doet Einstein denken aan de baron von Münchausen, een fantasierijke romanheld die de meest wonderbaarlijke avonturen beleefde, in 1785 beschreven door Rudolf Erich Raspe. Einstein vindt zijn Münchhausen-associatie wat vreemd en vraagt daarom de lezer om excuus: de leugenbaron in één adem vernoemen met Spinoza, een gepassioneerde waarheidszoeker, is inderdaad wat gewaagd. Maar Einstein wil er gewoon de nadruk op leggen dat het leven en de denkprestaties van Spinoza even uitzonderlijk en (bijna) even onmogelijk zijn als het verhaal van Münchhausen waarop wordt gealludeerd. Vijfde strofe Wie nu snel tot het besluit komt dat de leer van Spinoza ook mensen uit het levensmoeras kan ophijsen, moet zich niet mispakken: niet iedereen is voor het hogere weggelegd, d.w.z. niet iedereen is geschikt om het ware en hoogste goed te stellen als ultiem levensdoel. Dat deed Spinoza zelf wel, maar niet zonder inspanning. Iedereen kan het nalezen in het boven genoemde deel van het Traktaat over de verbetering van het verstand. De laatste versregel van Einsteins gedicht is een echo van de allerlaatste (niet erg bemoedigende) zin van Spinoza’s Ethica, een zin die hij (licht aangepast) ontfutselde aan Cicero (1ste eeuw v.C.): SED OMNIA PRAECLARA TAM DIFFICILIA QUAM RARA SUNT. |
Ab uno disce omnes,
Ken er één en je kent ze allen,
Willy Schuermans
Spinoza, und kein Ende...?
Alles
Bento's Koekjes
English
Essays
Filosofen Vandaag
In De Marge
Recensies
René Descartes
Spinozana
Spinoza's Filosofie
Te Gast