De titel van het eerste deel van de Ethica luidt 'de Deo', 'Over God'. Slechts twee woorden, maar twee woorden met gewicht. Die titel is wel erg vreemd voor een filosoof die in zijn tijd al flink werd uitgekreten voor ongodist, vrij hertaald, voor een atheïst. Een ‘ongodist’ was in Spinoza’s dagen, algemeen gesteld, iemand die over God opvattingen had die afweken van de gangbare d.w.z. van de christelijke. Het kon je de kop kosten of je eindigde op de brandstapel. De Hollandse Calvinistische predikanten waren, door de band, onverdraagzame, hoogst enge mensen. Ze keken scherp toe op al wat gedrukt werd.
Iemand die niet in God geloofde? Dat was in die tijd haast niet voor te stellen: als er al zo iemand was, dan hoorde die thuis in een gekkenhuis, zo meende men in de 17de eeuw. Ook mag niet worden vergeten dat in die eeuw religie en theologische vraagstukken in het dagelijks leven van mensen stof boden voor gepassioneerde discussies. Wij, die nu in Europa in een geseculariseerde cultuur leven, kunnen ons dat nog nauwelijks voorstellen… Terug naar de titel van deel I van de Ethica: Over God. Gaat het in dit deel werkelijk over God? Dekt die vlag wel de lading? Er zijn Spinozalezers die beweren dat Spinoza ons bij de neus neemt, anderen hebben dan weer meer vertrouwen in de auteur. Caute! beweren de eersten: lezer, wees op je hoede voor de ‘Gezegende’! Spinoza was een marraan, en marranen zijn viscerale veinzers! Bovendien schuwde Spinoza geen retorische trucjes en nam hij het niet altijd even nauw met intellectuele eerlijkheid…
Scherpslijpers Zij beweren dus dat Spinoza het in dat eerste Ethica-deel helemaal niet heeft over God, integendeel, verholen vertoogt over het materialisme. Om de scherpslijpende Calvinistische predikanten om de tuin te leiden heeft Spinoza het, beweren ze, steevast over God, hoewel hij er wel ‘materie’ mee bedoelt… Je kon niet voorzichtig genoeg zijn in die Hollandse republiek van de 17de eeuw! Beweerde ook Descartes niet dat hij daar met een masker op door het leven liep? Zij draaien er niet omheen: Spinoza is de vader van een materialistische wereldbeschouwing. Die interpretatie werd opgevangen en gepopulariseerd door marxisten en neo-marxisten en kent ook nu nog veel aanhangers. Een tweede groep van Spinoza-lezers, veruit de meerderheid, gelooft wèl in de oprechtheid van Spinoza. Het eerste deel van zijn hoofdwerk gaat wel degelijk, beweren ze, over God. De gedachten die hij daarover ontwikkelt, zijn de fundamentele basis van waarop hij zijn ethische levensvisie optrekt. Zij geloven Spinoza dan ook op zijn woord als hij zich in een van zijn brieven verdedigt tegen de aantijging een ongodist te zijn.
Godzoeker Ik sluit me in deze discussie aan bij de mening van de pars major: er kan, meen ik, weinig twijfel over bestaan: Spinoza was, levenslang, een godzoeker. Wie na grondige lectuur van zijn Ethica daaraan twijfelt leest niet onbevangen of heeft eelt op zijn ziel… Alexandre Matheron, eminent Frans Spinozakenner, kreeg na een lezing eens de vraag voorgeschoteld of Spinoza wel in God geloofde? Matheron antwoordde hem, dat Spinoza zeker wel in god geloofde: zijn god, de God van Spinoza (1). Ik voeg eraan toe: een God van geest én materie. En dat is vast en zeker niet Allah, hoe groot hij ook weze, evenmin Jaweh en allerminst Jeshua de Nazareeër. Precies dat zat fanatieke ‘boekgelovigen’ in Spinoza’s tijd heftig dwars. En, geloof me, velen van hen ook nu nog… Een fatwah te lande voor vertalers en uitgevers van Spinoza’s werken is evenwel nog niet voor direct. ____ (1) Matheron, die zijn klassieken kent, citeert in die boutade niet meer dan de titel van een essay van Victor Brochard (1848-1907): Le Dieu de Spinoza.