Het leven van eenieder kan worden vergeleken met een boek, waarvan het voorplat kan gelijkgesteld met de geboorte, het achterplat met de dood. De bladzijden van ieders boek vormen het leven. Voor de ene vallen ze wat talrijker uit dan voor de ander. In het levensverhaal dat verteld wordt in het boek zijn niet alle bladzijden even belangrijk. Maar voor iedereen zijn er beslist pagina’s die eruit springen.
Ook het levensboek van Spinoza telt dergelijke bladzijden: een dubbele afwijzing die hem tot een religieuze en een maatschappelijke outcast maakte.
In 1656 werd hij uit de joodse gemeenschap van Amsterdam gesloten;
In 1674 en 1678 kwam daar bovenop nog een maatschappelijke afwijzing van de hoogste juridische instanties van Holland.
Spinoza in de ban van zijn Amsterdams-joodse gemeenschap
Baruch Spinoza aan de tand gevoeld door de rabbijnen. Gravure van J.H. Rennefeld ca.1870
(c) The Print Collector/Heritage images.
De ban werd publiek afgekondigd in de synagoge van Amsterdam op donderdag 27 juli 1656 door de Mahamad, de hoogste autoriteit van de Portugees-joodse gemeenschap.
Hoe het zover is kunnen komen? Welke de precieze oorzaken waren van die ban, is helaas niet met zekerheid te achterhalen. De historicus beschikt evenwel over enkele kapitale documenten. Het belangrijkste document is de tekst zelf van de ban. De tekst van de ban is in het Portugees bewaard gebleven. Vervolgens zijn er enkele contemporaine documenten die op de ban betrekking hebben: niet zolang geleden werden in de archieven van de Inquisitie in Rome enkele documenten gevonden die aanwijzingen bevatten over de motieven van de Joodse Ouderenraad om een ban tegen Spinoza uit te vaardigen. Ten slotte kan aanvullende informatie gevonden worden in de vroegste biografieën over Spinoza, die op een uitzondering na uit de 18de eeuw stammen. Erg veel bronnen heeft de historicus dus niet tot zijn beschikking en we kennen maar weinig feiten met historische zekerheid.
De historische context De joodse gemeenschap van Amsterdam telde in de dagen van de ban ongeveer 2000 inwoners. De economie deed het goed. Er was redelijk wat inwijking, vooral na 1654 toen de Republiek haar bezittingen in Brazilië aan de Portugezen verloor. In de jaren 1655-1656 maakte de pest in Amsterdam ca. 17.000 doden. Spinoza was 23 jaar toen de ban hem trof. Wij beperken ons tot hier de bespreking van het document van de ban. Meer bepaald wil ik uit de tekst van de ban te weten komen of er redenen worden gegeven waarom de ban werd uitgesproken en of er in de tekst gegevens te lezen staan die ons informeren over het tot stand komen van dit document.
Drie rabbijnen De joodse gemeenschap telde in 1656 drie rabbijnen die het religieuze en intellectuele klimaat hebben bepaald.
Manasse ben Israël (1604-1657): was de meest geleerde en de meest ruimdenkende rabbijn van de gemeenschap. Hij onderhield contacten met Vossius, Grotius, en ook met A.-M. van Schuurman. Ten tijde van de ban vertoefde hij in Engeland. Hij probeerde er Oliver Cromwell van te overtuigen de joden opnieuw in Engeland toe te laten. Dat mislukte evenwel. Hij stierf op de terugweg naar Amsterdam in Middelburg in 1657.
Saul Levi Morteira (1596-1661): hij de meest ‘geasjkenaseerde’ rabbijn van de drie. Wilde via goed onderwijs de joodse gemeenschap terug de fundamenten van het judaïsme bij brengen. Hij stichtte daarom de eerste school Heter Thora. In de hoogste klas onderwees hij de Talmoed.
Isaac Aboab da Fonseca (1605-1693): hij kwam op 7-jarige leeftijd naar Amsterdam. Reist in 1642 af naar Brazilië en blijft er tot in 1655 wanneer het land door de Portugezen wordt veroverd. Sterke interesse voor mystiek en kabbala. Hij was geen leermeester van Spinoza maar onrechtstreekse invloed van Fonseca’s denkbeelden op Spinoza valt niet uit te sluiten.
De tekst van de ban (bovenstaande link opent de tekst van de ban in een afzonderlijk venster, zodat je makkelijk met de bespreking kunt vergelijken) De tekst van de ban is in wezen een Placaet en dus een juridisch document, opgesteld door een legitieme autoriteit, de Mahamad, een orgaan dat het hoogste gezag over de Portugees-joodse gemeenschap uitoefende. De tekst kan daarom ook worden gelezen en geïnterpreteerd als een juridische tekst. Van een historicus wordt verwacht dat hij nooit eigentijdse criteria tot maatstaf maakt van zijn interpretaties. Bronnen moeten in hun eigen context van tijd en ruimte worden gelezen en begrepen. Toch zal ik in wat volgt van die gouden regel afwijken en nagaan of de ban en de voorgeschiedenis ervan beantwoorden aan wat juristen van vandaag verwachten van een rechtsgang. De ban werd uitgesproken in het Hebreeuws. Wij buigen ons over de Portugese versie van de ban.
'I. Klachten over Baruch d’ Espinoza Het blijkt dat er door leden van de Gemeente verschillende klachten werden geformuleerd. Die waren de directe aanleiding tot een geschil tussen de Gemeente en Baruch d’ Espinoza. Het betrof overigens meer dan een enkele klacht. Ook na de (mislukte) verzoeningspoging (zie infra) werden klachten ingediend. Zeer waarschijnlijk keken leden van de Mahamad ook niet met veel sympathie naar de beschuldigde, die bekend stond als een theologisch en filosofisch querulant. Dat leidt ons tot de conclusie dat niet uitsluitend de Mahamad zelf aan de basis lag van de moeilijkheden: er waren verschillende personen (mannelijker kunne, zeer waarschijnlijk) die zich bij de overheid beklaagden over Baruch d’ Espinoza, zoon van het alom geacht gemeenschapslid Michael d’Espinoza.
II. De beschuldiging De beschuldiging is geformuleerd in algemene termen en was en is aanleiding tot speculaties. Niemand zal ooit precies weten hoe de vork aan de steel zat, tenzij er alsnog documenten opduiken die een nieuw licht kunnen werpen op de beschuldiging. De leden van de Raad hebben het over:
(...) más opiniois e obras (…) (…) horrendas heregias que praticava & ensinava e ynorme obras que obrava (…)
Wij beperken ons verder tot enkele conclusies die vastgeknoopt worden aan de tweede sleutelzin die de beschuldiging aan het adres van Spinoza wat meer omschrijft. De zin die we onder de loep nemen telt elf woorden en bestaat uit twee nevengeschikte delen, gescheiden door e (en). Het eerste lid bevat 6 woorden, het tweede 4. In totaal tellen we, ‘e’ inbegrepen 11 woorden.
Het eerste deel van de zinsnede: de eerste twee woorden De eerste twee woorden van de zinsnede bevatten de hoofdbeschuldiging: het gaat om vreselijke ketterijen:
a) ‘ketterijen’. Neutraal geformuleerd gaat het dus over afwijkende meningen op religieus gebied. Het is bekend dat Spinoza, ook als jongeman, al tegendraadse gedachten koesterde, en er niet voor terugschrok in te gaan tegen de gangbare opvattingen van zijn gemeenschap en van zijn leermeesters. Tijdgenoten die Baruch persoonlijk kenden zullen zich over deze aantijging niet erg verwonderd hebben;
b) de afwijkende opvattingen van Spinoza worden gekwalificeerd als horrendas, verschrikkelijk. Dat betekent dat het voor de joodse gemeenschap om ernstige afwijkingen ging van de orthodoxie.
Het tweede gedeelte van de zinsnede: woorden 3-6
a) que praticava: te vertalen als 'openlijk uitsprak', die hij in de praktijk bracht... De joodse religie is een godsdienst die in woord én daad wordt beleefd. Het judaïsme bevat een groot aantal praktische leefregels, zodat het joodse geloof zowel het denken als het handelen van zijn gelovigen aanspreekt. Dit essentiële kenmerk van de joodse religie spiegelt zich af in de beschuldiging: Baruch heeft zich schuldig gemaakt aan foute religieuze opvattingen én daden die leefregels, welke dan ook, met de voeten traden, door voorschriften niet te volgen.
b) que ensinava: Spinoza hield blijkbaar zijn afwijkende religieuze meningen niet voor zichzelf: hij verkondigde ze ook aan anderen. Het Portugese woord ensinar komt van het Latijnse woord insignire. een van de betekenissen ervan is ‘kenbaar maken'. Dit woord is in diverse Romaanse talen overgenomen en betekent o.a. onderwijzen. Het woord wordt in de tekst in die laatsste betekenis gebruikt.
Het derde gedeelte van de zinsnede: woorden 7-11 ‘(...) ynorme obras que obrava (...)’: de formulering van het tweede deel van de beschuldiging stelt ons eveneens voor onoplosbare vragen:
a) er is vooreerst de vertaling van het Portugese woord ynorme. Het kan op verschillende manieren in het Nederlands worden vertaald en bovendien zullen we nooit de gevoelswaarde kennen die dat woord meedroeg in het 17de-eeuwse Portugees van de joodse Gemeente, ten tijde van de ban. Het woord enorme betekent etymologisch ook in het Portugees ‘de norm, de maat overschrijdend’. Het woord kreeg in de loop der tijden de betekenis van ‘geweldig’, ‘verschrikkelijk’, ‘niet te dulden’ e.a.
b) deze zinsnede uit de ban deelt ons mede dat Baruch ontoelaatbare, onaanvaardbare daden stelde. Wat die onduldbare of verschrikkelijke daden geweest zijn, is helaas niet meer te achterhalen en voorwerp van speculaties: plausibele, vergezochte, onwaarschijnlijke...
Besluit De aanklacht is volgens de letter van de tekst hoe dan ook dubbel:
verschrikkelijke ketterse meningen die hij in de praktijk bracht en verkondigde,
het stellen van ontoelaatbare daden.
De kwalificatie van deze feiten is uiteraard een functie van de tolerantiedrempel van de toenmalige Amsterdams-joodse gemeenschap. We kunnen ons afvragen:
was de overtreding van religieuze leefregels voldoende om voor hen een maatschappelijk scandalum te zijn?
zijn de ynormes obras, de verwerpelijke daden, het ontoelaatbaar gedrag van de jonge Baruch (23 jaar) te situeren in de religieuze sfeer, in de morele sfeer, in de sociale sfeer of in alle drie?
III. De voorbereiding van de ban (procedure) In een modern rechtssysteem bestaan procedureregels. Die zijn ingesteld om de rechtsgang te ordenen en vooral om de beschuldigde tegen willekeur van magistraten en rechters te beschermen. Wie de ban aandachtig leest, kan een aantal impliciete procedurestappen onderscheiden, die de Raad volgde om tot zijn beslissing en sanctie te komen. De procedure verliep in twee fasen: een verzoeningsfase én een gedingfase.
De verzoeningsfase De Portugees-joodse Gemeente van Amsterdam kon herrie en schandaaltjes missen. Het geval Uriël da Costa (zelfmoord in 1640, als gevolg van de ban van 1623!) had in de Gemeente grote opschudding verwekt en ook de aandacht getrokken van de Amsterdamse gojim… De precaire verhouding met de calvinistische machthebbers was ook een belangrijk element om het cool aan te pakken. De Raad had er dus alle belang bij om een poging tot verzoening te doen. In ons recht is bemiddeling en verzoening (dading) een belangrijk gegeven geworden. Alleen wanneer het niet anders kan, wordt de zaak voor de rechter gebracht. Het is immers altijd beter een geding te vermijden en ervoor te zorgen dat partijen zich verzoenen. De tekst van de ban geeft duidelijk aan dat er door de Raad ernstig werk gemaakt werd om met Baruch d’ Espinoza tot een verzoening te komen. Die werkwijze spoort alvast met hedendaagse juridische opvattingen. Details over het verloop van deze verzoeningsfase ontbreken. De ban spreekt over verschillende wegen en beloften (een afkoopsom?) om de beschuldigde op het rechte pad te brengen. Vergeefs evenwel. In deze procedurefase heeft de Raad, zoals verder bleek, het karakter en de vasthoudendheid van Baruch wel erg onderschat.
De instructie Na het mislukken van de verzoening neemt de zaak verder zijn beslag. Er komen meer klachten. Er worden in de procedure volgende stappen gezet:
de Mahamad ontvangt en verhoort getuigen: er worden meerdere getuigen verhoord. De Romeinsrechtelijke regel testis unus, testis nullus, eigenlijk een regel van het gezonde verstand, werd toegepast; de getuigen hebben de Raad overtuigd van de waarheid van hun deposities.
tegensprekelijk debat: deze regel, in een democratische rechtsordening van fundamenteel belang, werd gerespecteerd door de Raad. Beschuldigde Baruch d’ Espinoza wordt geconfronteerd met meerdere getuigen, die hun zeg kunnen doen. Hij brengt niets in tegen de getuigenverklaringen. De feiten waren wellicht in de Gemeente zó bekend, dat ontkennen onmogelijk was en bovendien: Baruch bleef pal achter zijn, als verwerpelijk gekwalificeerde, opvattingen en daden staan. Het zal hem dus niet moeilijk gevallen zijn de beschuldiging toe te geven.
beraadslaging van de heren van de Mahamad: die nemen de beslissing om een ban uit te spreken en bepalen er de termen van. De ban wordt met heilig gezag omkleed en dan in al zijn gestrengheid uitgesproken.
IV. De sanctie De ban als straf is een repressie-instrument dat al eeuwen bestond, zowel in het burgerlijk als in het kerkelijk recht, utriusque juris dus. In beide gevallen was het een ernstige sanctie, die in de uitvoering ervan, zowel de persoon als zijn goederen trof. In het christelijk recht bestaat de sanctie nog steeds; in het Europees recht is de ban als sanctie voltooid verleden tijd. De afkondiging van de cherem, de ban, gebeurde in de synagoge van de Amsterdamse gemeenschap. Het was een lugubere plechtigheid die verliep volgens strikte regels opgelegd door de joods-religieuze traditie. De ban die Spinoza trof was de strengste die ze in voorraad hadden en werd omkleed met een indrukwekkende resem vervloekingen. De ban van Spinoza, heeft betrekking op diverse elementen, die enigszins geordend, als volgt kunnen worden voorgesteld:
Dimensie in de tijd: de ban treft betrokkene dag en nacht, dus zonder tijdsbeperking.
Dimensie in de ruimte: de ban geldt ook onverkort in de ruimte: verplaatsingen of reizen schorten de ban geenszins op.
Exclusie op collectief vlak: uitzetting van betrokkene uit de joodse collectiviteit; vloek van de Here, wissen van zijn naam.
Exclusie op intellectueel vlak: verbod op mondeling en schriftelijk verkeer met hem; verbod om zijn geschriften te lezen.
Exclusie op sociaal vlak: sociale isolatie van de persoon: geen gunsten; niet onder één dak met hem; verbod op benaderen van de persoon.
Besluit
De Portugees-Joodse Gemeente, had het recht om zich te beschermen en te verdedigen tegen wat ze als een ernstig gevaar zag niet alleen voor de orthodoxie in de gemeenschap, maar bovendien ook voor de harmonieuze betrekkingen van de gemeenschap met de Amsterdamse stadsmagistraat. In de gegeven omstandigheden kon de Mahamad niet anders handelen dan ze deed.
We kunnen uit de tekst van de ban opmaken dat de Mahamad, de zaak d’ Espinoza op een ernstige en humane manier afwikkelde, met respect voor moderne rechtsprincipes: recht op verdediging, tegensprekelijk onderzoek, openbaarheid van de uitspraak. We kunnen dus niet anders dan stellen, dat de Gemeente rechtmatig besliste.
Na de uitspraak van de ban (in afwezigheid van de beschuldigde) was voor de Joodse Gemeente de zaak d’ Espinoza afgehandeld. Dat mag ook worden gezegd voor Spinoza die, volgens sommigen, wellicht niet ontevreden was, dat aan een lang aanslepende twist een einde kwam. Dat hij er vrolijk bijliep, zoals sommige olijkerds beweren, is hoogst twijfelachtig. Baruch was geen oppervlakkige jongeman. Het betrof bovendien een zaak die hem gevoelsmatig en intellectueel ernstig trof. De gevolgen van een ban, op de persoon die erdoor wordt getroffen, zijn ernstig als ze effectief worden toegepast. In het geval van Spinoza lijkt het erop, dat dit achteraf nogal is meegevallen. Spinoza, een Godzoekende jongeman, leed door de ban ernstige spirituele en intellectuele schade.
Spinoza: in de ban van de Verenigde Republiek
Spinoza groeide op in een marraanse gemeenschap die de herinnering aan gruwelijke vervolging in Spanje en Portugal levend hield van generatie op generatie. Elke marraanse familie in Amsterdam telde familieleden die slachtoffer waren geweest van de inquisitie. Spinoza was van nature uit een voorzichtig man als het er op aan kwam publiek zijn mening te geven. Op zijn briefzegel geeft hij zichzelf (en anderen) een goede raad: Caute! Pas op je tellen!
Dat levensadagium was niet overbodig. Spinoza kreeg tot tweemaal toe te maken met een veroordeling en een verbod van zijn werk door Hollandse overheid.
Dat gebeurde een eerste keer bij leven in 1674 met een arrest van het Hof van Holland dat gericht was tegen zijn Tractatus theologico-politicus (TTP). Hij verkeerde, bekeken vanuit ons standpunt, in keurig gezelschap want ook de Leviathan van Thomas Hobbes werd verboden en De filosofie als interpreet van deHeilige Schrift van Lodewijk Meyer, Spinoza’s vriend, werden eveneens getroffen.
Spinoza werd in 1678 een tweede keer gecensureerd, ditmaal postuum, met een Placaet van de Staten van Holland gericht tegen zijn Opera Posthuma en zijn Nagelate Schriften.