Er is al eens geopperd dat uit Spinoza’s filosofie geen neo-Spinozistische scholen zijn opgebloeid, zoals dat wel het geval is geweest voor denkers als Plato, Aristoteles, Thomas van Aquino, Kant, Hegel, Marx e.a. Mogelijk is dit mede te verklaren door het feit dat Spinoza’s filosofie het absolute fundament is van elke filosofie: beweerde Hegel over Spinoza niet in zijn Vorlesungen über die Geschichte der Philosophie: ‘entwederSpinozismus oder keine Philosphie’? Dat neemt niet weg dat er toch filosofen waren en zijn die op de grondslagen van Spinoza’s leer verder hebben gebouwd. Constantin Brunner (1862-1937), de meest bekende ‘neo-Spinozist’, werkte buiten de Academie, Robert Misrahi deed het binnen haar muren.
Misrahi werd op 3 januari 1926 in Parijs geboren in een Turks-joods gezin. Hij verwierf de Franse nationaliteit toen hij tien jaar oud was. Na de Tweede Wereldoorlog studeerde hij aan de Parijse universiteit waar hij in 1965 zelf aan de slag ging en uiteindelijk tot in 1994 de leerstoel ethiek en politieke filosofie bekleedde. In zijn studententijd aan de Sorbonne, meer bepaald op 7 maart 1947, plaatste hij als fervent zionist en lid van een groep terroristen een bom in de Londense militaire Colonial Club die verscheidene militairen zwaar verwondde. Het kwam hem te staan op enkele maanden opsluiting in de Parijse Santé, maar hij gebruikte er zijn tijd om een artikel te schrijven over het antisemitisme aldaar.
Tijdens zijn filosofische opleiding werd hij via de lectuur van L’Être et le Néant (1943) gefascineerd door Sartre, die hij kon smaken als voorstander van existentiële vrijheid, en ook voor Spinoza via de lectuur van diens Ethica die hij vanuit atheïstisch perspectief las. In 1969 doctoreerde hij aan de Sorbonne over Spinoza met een studie over Le désir et la réflexion dans la philosophie de Spinoza (1972, 2021). Hij vertaalde Spinoza’s brieven (Pléiade, 1954) en de Ethica (1993), in 2005 heruitgegeven in Le Livre de Poche. In 1997 werden de Spinoza-artikels die hij schreef tussen 1947 en 1997 gebundeld onder de titel L’être et la joie, perspectives synthétiques sur le spinozisme, omwille van inhoud én taal zeer het lezen waard. Zijn 100 mots sur l’Éthiquede Spinoza (2004) blijft een instructieve en intelligente analyse van basistermen, ook te lezen in onze taal. Kortom, Robert Misrahi is alom erkend als een excellent kenner van Spinoza, die hij ook nu nog als 97-jarige Nestor van de Franse Spinoza-specialisten blijft propageren.
Maar ik wil het nu verder hebben over Misrahi als scheppend denker (rari nantes in academia), die als twintiger na de Tweede Wereldoorlog begon met de ontwikkeling van een Philosophie du bonheur, die hij uiteindelijk te boek stelde in drie volumes. Zijn geluks- en levensleer toont zowel invloed van Spinoza als van Sartre en wordt wel eens een ‘moderne existentiële eudaimonologie’ genoemd. In de marge van zijn filosofische onderneming, maar erbij aansluitend, schreef de levenslustige Robert ook een autobiografie onder de titel Le Nacre et le rocher (2012 en 2019). in deze context verschijnt, als een deus ex machina, zijn goede vriend Michel Onfray ten tonele. Hij is in Frankrijk de meest bekende popfilosoof, zelf verklaard atheïst en hedonist en sedert enige tijd ook notoir politiek dwarsligger die niet uit de media weg is te branden en die als veelschrijver (al meer dan 100 boeken) zijn overtalrijk publiek blijft verrassen.
Michel Onfray (°1959)
Michel, aan wiens aandacht in Frankrijk geen filosofisch boek ontsnapt, vond dat Misrahi’s biografie weinig vertelde over de liefdespassie, toch ook een levensdomein waarin Robert zich met overgave had bekwaamd. Die opinie viel niet in dovemans oren: in 2014 publiceerde Misrahi een sequeel op zijn autobiografie met als titel La joie d’amour, pour une érotique du bonheur. Nee, geen memoires over zijn persoonlijke liefdesesbattementen, wel een algemeen gestelde, fijnzinnige filosofische analyse van de liefdesrelatie en de turbulenties die ermee gepaard gaan.
Maar Misrahi reikt in zijn essay ook concrete oplossingen aan om onomkeerbare huwelijksaverij te vermijden. Daartoe , stelt hij, is een conversion nodig, een ommekeer die kan tot stand komen door bewustwording van de passionele lethargie waarin de liefdesrelatie verzeild raakte, om dan van daaruit te werken aan een van zijn voorgestelde oplossingen, namelijk l’amour fidèle, l’amour philosophique of l’amour secret. Waartoe de filosofische liefde in die context kan leiden, formuleert ervaringsdeskundige Robert als volgt:
‘Ils ont sauvegardé ce qu’ils voulaient sauvegarder, c’est-à-dire la joie d’être et d’agir, la joie de la justification par l’amour réciproque et non captatif. Ils peuvent donc maintenant se livrer à la jouissance de cette vie nouvelle qu’ils ont su instaurer. Ils connaîtrons les plaisirs qu’ ils choisiront, ils se réjouirons de toutes les beautés et de toutes les richesses du monde. Ils voyageront, ils feront de nouvelles rencontres, ils découvriront de nouveaux mondes. Par leur vie, par leur conversion à la joie contre le pessimisme de la souffrance et de la servitude, par leur indépendance à l’égard des psychologies fausses et des morales illusoires, il se feront ce qu’ils ont voulu être: philosophes et amants philosophes déployant librement l’amour et sa joie.’ (blz.189-190)
Bijna té mooi om waar te zijn. La joie d’amour, pour une érotique du bonheur is een realistische analyse van een hartstocht (geschreven door een filosoof met werkvloerervaring) die ook door Spinoza (een filosoof zonder werkvloerervaring?) even passioneel als fundamenteel werd beschreven. Een aanrader, maar helaas, niet in het Nederlands te lezen. Willy Schuermans 28.02.23