![]() ‘Om mijn filosofie te begrijpen’, beweerde Spinoza, ’moet je Descartes kennen’. Hij voegde de daad bij het woord. Zijn eerste geschrift, is gewijd aan Descartes: Renati Des Cartes Principiorum Philosophiae Pars I & 2, aangevuld met Cogitata Metaphysica (1663). Het is het enige geschrift dat op de titelpagina Spinoza’s naam vermeldt en dat ook geen geheim maakt van de naam van de drukker-uitgever, zijn vriend Johannes Rieuwerts. Wie zich wil verdiepen in Spinoza doet er goed aan om even (of iets langer) stil te staan bij René Descartes. Descartes wordt Cartesius Fransman René Descartes ( 1596-1650), in het Latijn heet hij Renatus Cartesius, was een oudere tijdgenoot van Spinoza en wordt algemeen beschouwd als de grondlegger van de moderne filosofie. Hij bracht een groot deel van zijn leven door in de Republiek en schreef er zijn belangrijkste werken. Hij won daar zijn eerste volgelingen, maar diende er ook af te rekenen met felle tegenstanders.Tot op het einde van zijn leven was hij teleurgesteld over de geringe belangstelling die zijn filosofie in de Republiek te beurt viel. Sommigen vinden dat niet helemaal stroken met de werkelijkheid. Hij werd in 1596 in La Haye en Touraine geboren. Dit kleine plaatsje (ca. 3800 inw.) heet sedert 1802 La Haye-Descartes, en is gelegen halfweg tussen Tours en Poitiers. Hij werd geboren in een familie die afkomstig was van Chatellerault (Poitou). Zijn vader behoorde tot de Noblesse de Robe en was welstellend. Hij gaf zijn zoon een traditionele Rooms-Katholieke opvoeding in de gereputeerde kostschool Henri IV van La Flèche, waar de Jezuieten de dienst uitmaakten. Descartes noemde achteraf zijn school een van de beste van Europa. De jonge Descartes genoot er een voorkeursbehandeling: hij was een chambriste, een leerling die een eigen kamertje had, een scholier die dus niet op een dortoir hoefde te slapen. Zijn afkomst, de centen van vader alsmede zijn zwakke gezondheid leverden hem vrijwel zeker die gunst op. Descartes hield er de levenslange gewoonte aan over te werken in bed. Schijnkennis Zijn leermeesters stelden een bijzondere aanleg vast voor het vak wiskunde. Zeker werd hij in La Flèche ook onderwezen in de nieuwste bevindingen van de astronomie en maakte hij er ook kennis met de nieuwe inzichten van Galileo Gallileo. Hij studeerde nadien aan de universiteit van Poitiers af als licentiaat in het burgerlijk en kerkelijk recht (utriusque juris) en volgde waarschijnlijk ook colleges in de geneeskunde. Voor dat vak toonde hij levenslang een bijzondere belangstelling. Dat had allicht ook te maken met de gezondheidsproblemen die hem tot ongeveer zijn twintigste parten speelden. Sommige uitlatingen van Descartes worden nogal eens aangehaald om te bewijzen, dat de diepere drijfveer aan de basis van zijn gehele werk niets anders was, dan de geneeskunde op wetenschappelijke leest te gronden, om ziekten te bestrijden en het leven van de mens te verlengen. Hij koesterde in dit verband trouwens grote persoonlijke verwachtingen: in een brief van 1637 aan Christiaan Huyghens, een van zijn beste vrienden, spreekt hij de hoop uit dat de geneeskunst hem in staat zal stellen te leven tot zijn honderdste! Als jong afgestudeerde was Descartes erg teleurgesteld in de vakken die hij op school had gestudeerd. Hij vond er té veel tegenstrijdigheden in, meende dat ze niet op een solide basis steunden en al te veel schijnkennis opstapelden. Hij besloot daarom in de leer te gaan in de school van het leven. Tweeëntwintig was hij als hij in 1618 besloot als adellijke cadet in dienst te treden van een Frans regiment, ingedeeld in het leger van Maurits van Nassau en gelegerd in Breda. Daar maakte hij kennis met de wis- en natuurkundige Isaac Beeckman (1588-1637). De omgang met die mathematicus wakkerde zijn belangstelling voor de mathesis weer aan. Zijn dienstverplichtingen doen hem in de winter van 1619 in Duitsland belanden (op 10 november), waarschijnlijk in Neuburg aan de Donau, in de buurt van Ulm. Daar krijgt Descartes in een kamer, heet gestookt door een majolicastoof, een ingeving, die ‘s nachts nog wordt gevolgd door een drietal visionaire dromen. Dat deelt hij ons zelf mee. Waarover die dromen precies gingen is minder duidelijk en voer voor speculatie en fantasie. Mogelijk kwam hij er tot het inzicht dat de menselijke kennis een samenhangend geheel vormt en dat de wijsbegeerte en de wetenschap kunnen worden gebaseerd op een stel regels die tot zekere kennis kunnen leiden, naar het voorbeeld van de mathematica. Het is dit inzicht dat de leidraad van zijn wetenschappelijke en filosofische arbeid zal worden. In de zomer van 1626 verlaat hij het leger. Intellectuele vrijheid In de jaren 1626-1628 verblijft Descartes weer in Parijs om er een rustiger leventje te leiden. Maar stilzitten doet hij niet: hij onderhoudt er contacten met tal van vrienden en geleerden, o.a. met kardinaal de Bérulle, een van de knapste koppen uit de 17de eeuw, die hem aanspoort een nieuwe grondslag te leggen voor het christendom. In 1629 besluit hij uit Frankrijk weg te trekken. De redenen zijn niet erg duidelijk. In Frankrijk zette Lodewijk XIII de intellectuele vrijheid flink onder druk. Dat speelde zeker mee. Zijn eerder verblijf in de Nederlanden moet hem wel erg zijn bevallen, want hij koos uitgerekend die plek om er te leven en te werken. Zo goed als zeker speelde in die keuze de grotere intellectuele vrijheid in de Republiek een rol. Daar doet hij verdere studies in Franeker (Friesland) en Leiden. Hij vestigt zich o.a. metterwoon in Amsterdam, toen al een drukkers- en uitgeverscentrum met Europese faam. Hij woonde er in de Kalverstraat, op de Dam en nadien ook een tijd in Leiden, waar hij zal intrekken in de woning van een boekhandelaar. Het huis is bewaard gebleven. In de Republiek publiceerde hij zijn belangrijkste werken. Ze zullen hem in heel Europa bekend maken. Vanuit Holland hield Descartes contact met zijn vrienden in Frankrijk en elders: o.a. met pater Mersenne, le secretaire de l’Europe en met Elisabeth van Bohemen, dochter van keurvorst Frederik V van de Palts, geëerd met titels als de Filosofische Prinses, het Wonder van het Noorden. Descartes bleef trouwens levenslang een gedreven épistolier. Dat resulteerde in een omvangrijke briefwisseling. Die neemt in de editie van zijn Verzamelde Werken bijna de helft van de geschriften in beslag. Hij correspondeerde ook met de 23-jarige Christina, koningin van Zweden. Die nodigde hem in 1649 uit om haar persoonlijk in de filosofie te onderwijzen. Hij zag daarin een erkenning, die hij in Frankrijk en de Republiek, naar zijn mening, niet voldoende kreeg. Descartes loopt er een longontsteking op, een gevolg van een besmetting die hij mogelijk opdeed bij de verzorging van zijn vriend Pierre Chanut, de Franse ambassadeur in Stockholm, die hem ervan overtuigd had om de koninklijke uitnodiging te aanvaarden. Op 11 februari 1650 bezweek hij aan de aandoening, sommigen beweren in verdachte omstandigheden. In 1667 wordt zijn lichaam overgebracht naar Frankrijk. Wat daarna met zijn stoffelijk overschot gebeurde, kan men nalezen in het even erudiet als onderhoudend boek van Shorto Russo, Descartes Bones (2009), in onze taal te lezen als Descartes botten. Naar een nieuwe wetenschap In kort bestek, en met blik op Spinoza, enkele leerstukken van het cartesianisme. Descartes is compleet weg van wiskunde. Zekerheid, onwankelbare zekerheid, die hij zo gepassioneerd zoekt, vindt hij alleen in dat vak. Aan Beeckman schrijft hij over zijn ideaal om de methode van de mathesis toe te passen op andere vakken, ook de filosofie. Hij spreekt in dit verband van een nieuwe wetenschap (nova scientia). Die nieuwe wetenschap die ook in het hoofd van andere denkers oplicht, is een kanon dat in stelling wordt gebracht tegen de schoolfilosofie, de scholastiek, een verkalkte filosofie die aan de universiteit werd onderwezen en in hoofdzaak steunde op laat-middeleeuwse filosofie in een Aristoteliaans kleed. Geleidelijk evolueert hij naar een visie die in dit intellectueel project ook de metafysica betrekt. Meer nog, die moet de basis worden van de hele wetenschappelijke constructie en worden opgebouwd vanuit vaste principes, definities en stellingen. Descartes vooronderstelt - onuitgesproken - dat de natuur door gekwantificeerde kennis in kaart kan worden gebracht. Zijn filosofie is holistisch in die zin, dat hij de natuur beschouwt als één geheel, die als dusdanig moet worden bestudeerd. In de metafysica van Descartes staat God als Eerste Oorzaak en Schepper van alle dingen centraal. Omdat de metafysica op haar beurt de grondslag vormt van zijn filosofisch denken, is de kern hiervan dus uiteindelijk ook God. Zelf zegt hij in dit verband: ‘Wanneer men God niet kent, kan men geen zekere kennis hebben van wat dan ook.' Dat is dan duidelijk. En dat was het ook voor Spinoza… De methode Descartes wilde dus alle wetenschappen injecteren met de methode van de wiskunde, de enige wetenschap die op een betrouwbare basis is opgetrokken. In zijn Discours de la Methode (1637) zet Descartes zijn methode uiteen. Ze bestaat uit drie stappen. De eerste herleidt gecompliceerde problemen tot hun meest eenvoudige dimensie. Dan worden, in een tweede stap, waarheden claire et distincte (helder en duidelijk) geformuleerd. Disctincte dient te worden geïnterpreteerd als enkelvoudig, d.w.z. klaar en duidelijk te onderscheiden van andere ideeën. In een laatste stap worden tenslotte de bekomen waarheden samengevoegd tot grotere gehelen van wetenschappelijk verantwoorde kennis. De methode werkt dus vanuit de analyse naar een synthese toe. Descartes verbetert met deze methode de Aristoteliaanse aanpak, door diens onzekere basis, de empirie, te vervangen door een methode met solide zekerheden. Wat niet belet dat empirie ook een rol te vervullen heeft. De metafysica Tijdens zijn overpeinzingen kwam hij tot de (nog steeds actuele) bevinding, dat de filosofie in de voorbije eeuwen niet veel zekerheden had opgeleverd. De laat-middeleeuwse scholastiek, waarvan hij in het college van La Flèche ongetwijfeld een flinke portie had moeten verteren, bevond hij vol tegenspraken en oubollig. Ook de wetenschappelijke vooruitgang vond hij maar slapjes. Descartes zoekt een houvast voor het denken, voor ZIJN denken. Kennis die zich baseert op empirie leidt niet tot zekerheden, tot zekere kennis. Wie op zijn zintuigen vertrouwt, komt uiteindelijk bedrogen uit. We menen iets te zien dat er niet is, we horen onscherp, we voelen oppervlakkig en dus gebrekkig enz. Descartes is dus een twijfelaar. Er is niets, maar dan ook niets, waaraan hij niet twijfelt. Die twijfel is geen desperate twijfel, maar een methodische twijfel. Dat betekent dat die twijfel een bouwsteen is van zijn filosofische reflectie, meer een vertrekpunt van zijn denken, dat zich tot doel stelt zekere kennis te verwerven over God, de Wereld en de Mens. Deze systeem-twijfel laat Cartesius toe te vertrekken en zijn basisstelling, kort en bondig te formuleren als volgt: ik twijfel, wel dan betekent dit, dat ik denk. Als ik denk, dan ben ik een denkend wezen, dat bestaat. Die stelling wordt graag in het Latijn geciteerd: Cogito, ergo sum. Wat explicieter kunnen we Descartes gedachtegang parafraseren als volgt: ik twijfel aan alles, derhalve denk ik, en daaruit besluit ik met zekerheid dat ik een denkend wezen ben, dat ik leef, dat ik besta. Op deze certitude trekt René Descartes het gebouw van zijn filosofie op. Hij stelt dat de mens werkt en leeft in een wereld, die hem omvat als een foedraal. Maar opgelet: er is een kwalitatief onderscheid tussen die wereld waarin de mens als denkend subject functioneert, leeft en werkt zeg maar, en de mens zelf. De wereld is het domein van de materie (substantie) en die ontstaat en vergaat. Wat de mens betreft: die is ver, heel ver, verheven boven de materie. Hij is immers een Schepping Gods, zo lezen we in het boek Genesis, het eerste Bijbelboek, het Woord van God. Daaraan kan (en mag), volgens Descartes, niemand twijfelen. René Descartes neemt in zijn zoektocht naar ware, zekere kennis, de positie in van een rationalist, maar trekt de rem aan zodra over religie wordt gesproken. Spinoza doet dat niet; die filosofeert in alle vrijheid. ![]() Theodor Ebert, Der rätselhafte Tod des René Descartes, Aschaffenburg, 2009, (Alibri Verlag), 236 blz. ISBN 978-3-86569-048-7 (Te koop bij de uitgever of bij Amazon.de, ca. € 16) Leergierige virago René Descartes stierf in Stockholm op 11 februari 1650 om 4 uur ‘s morgens. Hij verbleef sedert de herfst van 1649 in de Zweedse hoofdstad op uitnodiging van koningin Christina I. Deze leergierige virago wilde toch zo graag filosofieles krijgen van deze beroemde Fransman. Descartes betrok in Stockholm een appartement in de ambtswoning van zijn vriend Pierre Chanut, Frans ambassadeur van Lodewijk XIV. Die ambassadeursresidentie lag niet al te ver van het koninklijk paleis. En maar goed ook. Om Christina te dienen moest René wel erg vroeg uit de veren: de koninklijke filosofieles begon om vijf uur des morgens… De winter van 1649-1650 was op de koop toe een van de strengste in jaren, zodat kouwelijke langslaper Descartes het niet onder de markt had met deze Soevereine Dame. Cold case Op woensdag 2 februari 1650 kreeg Descartes hoge koorts. Na een ziekbed van 10 dagen gaf Descartes de geest. De lijfarts van Koningin Christina, een Hollander waaraan Descartes de pest had, en de beste zorgen hadden geen baat gebracht. Nog maar goed en wel begraven of er gingen in de Zweedse hoofdstad al verhalen de ronde als zou Descartes geen natuurlijke dood zijn gestorven. Het gerucht verspreidde zich in de loop van 1650 over Europa. Er viel echter niets te bewijzen en een verdachte kon ook al niet aangewezen worden. In de Descartes-literatuur, die uiterst omvangrijk is, werd betrekkelijk weinig aandacht besteed aan de verdachte omstandigheden waarin de filosoof overleed. Deze zaak is al 365 jaar een cold case! Whodunnit
Theodor Ebert (°1939) doceerde filosofie aan de universiteit van Erlangen-Nürnberg en is gesneden uit het hout van de ernstige onderzoeker. Dat blijkt ten overvloede uit het boek dat hij over ‘het raadselachtige overlijden’ van Descartes in 2009 publiceerde. Hij gaf zich de moeite alle nog bestaande historische documenten over deze zaak te verzamelen. Die onderwierp hij vervolgens aan een even rigoureus als scherpzinnig onderzoek. Hij weet zijn stof zo te ordenen dat zijn studie leest als een whodunit. Spannend tot de laatste bladzijde. In dat opzicht is het dus alvast een geslaagde publicatie. Maar wat zijn de resultaten van zijn onderzoek en kan het overtuigen? Om niet het gras voor de voeten van geïnteresseerde lezers weg te maaien, verklap ik niet alles. De lectuur van de overgebleven documenten en de vernuftige interpretatie daarvan, leiden tot het besluit dat Descartes’ overlijden op zijn minst raadselachtig was, ja zelfs verdacht. Er zijn sterke aanwijzigen dat Descartes met gif om het leven werd gebracht door iemand die geregeld bij Pierre Chanut aan huis was. Ebert kwam ook op het spoor van een motief voor de moord. Daarover toch een woordje meer. Het past volkomen in de tijdgeest van de 17de eeuw, meer bepaald in de wereldbeschouwelijke en religieuze gisting van die eeuw en in de openlijke en verborgen strijd van Rome tegen de Hervorming. Paapse spionnen Koningin Christina speelde ca. 1650 met de gedachte om zich te bekeren tot het Roomse geloof. Stel je voor: de Lutherse Christina I, gekroond staatshoofd, dochter van Gustaaf-Adolf, held van de zopas beëindigde Dertigjarige Oorlog (1618-1648), kampioen ook van de Hervormde Partij, uitgerekend die Christina zou zich bekeren tot de Paapse partij…du jamais vu… En dan de gevolgen van die stap voor Zweden en voor Europa! Hoe dan ook, als dat zou gebeuren, dan was dat een nooit eerder geziene nederlaag voor het Hervormde kamp en een klinkende overwinning voor de Contrareformatie. Hovelingen die tot de intieme kring van de koningin behoorden en wellicht ook Hervormde en Paapse spionnen, zullen deze brisante zaak zeker van nabij hebben gevolgd. Descartes werd door velen in Europa beschouwd als een onversneden atheïst. Hij kon dus met enige grond worden beschouwd als iemand die de bekeringsplannen van de Zweedse Koningin kon dwarsbomen. De katholieke partij zag voor de bekering van Christina in de persoon van Descartes een sta-in-de-weg en kon dus geen risico nemen. Hij diende uit de weg geruimd! In de residentie van Chanut was er iemand, met relaties tot in Rome, die bereid was tot actie, ad Majorem Dei Gloriam. Geen smoking gun Wat ik ervan geloof: voor mij staat het vast dat Descartes in verdachte omstandigheden overleed. Ik kan het mij best zo voorstellen. De filosoof liep op een natuurlijke wijze een longaandoening op. Mogelijk was hij besmet geraakt bij de verzorging van zijn gastheer Pierre Chanut, die kort voordien ook met een longaandoening te bed had gelegen, maar het overleefde. De persoon die de auteur als dader aanwijst, heeft in die omstandigheden - een doodzieke Descartes - de natuur een handje willen helpen om er absoluut zeker van te zijn dat Descartes de dans niet zou ontspringen, zoals zijn vriend Chanut. De dader moet hebben begrepen dat het ziekbed van Descartes een gedroomde gelegenheid was om zich van een gerenommeerde atheïst te ontdoen en er nog mee weg te komen ook. En smoking gun kon inderdaad niet gevonden worden. Op 2 augustus 1651 informeert Koningin Christina I van Zweden de Portugese jezuiët Antonio Macedo, lid van de Portugese ambassade in Stockholm, over haar bekeringsplannen. Dat gebeurt met het nodige decorum uiteindelijk in Rome op 24 december 1654. Het jaar voordien had ze verzaakt aan de Zweedse kroon. De lezer kan in het boek kennis nemen van alle nog beschikbare documenten die betrekking hebben op de raadselachtige dood van Descartes. Dat stelt hem in staat de interpretatie van Ebert te evalueren en desgewenst ook zijn eigen interpretatie van de feiten te construeren. Boeiende en voorbeeldige geschiedschrijving, een aanrader! Het boek is helaas niet vertaald in het Nederlands. ![]() (Denis Kambouchner, Descartes n'a pas dit, (...) Un répertoire des fausses idées sur l'auteur du Discours de la méthode, avec les éléments utiles et une esquisse d' apologie, Les Belles Lettres, Paris 2015, 232 p., €11. Neuzelen Grote filosofen uit het verleden blijven in zekere zin een ‘permanente actualiteit’. Hoezo? Vooreerst: ze hebben nog steeds lezers. Gewone lezers als u en ik, lezers die belangstelling hebben voor filosofische lectuur die geen tijdverspilling is. Lezers die genieten van een Platoonse dialoog, die even verwijlen bij een tekst van Keizer Aurelius, die in Descartes duiken of die af en toe wat neuzelen in Nietzsche, om maar enkele voorbeelden te noemen. Dan zijn er de doxografen, historici van de filosofie. Die bestuderen de grote filosofen in historisch perspectief en als ze dat goed doen, dan verliezen ze daarbij nooit de historisch-maatschappelijke context uit het oog. Ten slotte zijn er de vakfilosofen. Die buigen zich massaal over de geschriften van hun meer begaafde collega’s en slaan dan met de gevonden gedachten zelf aan het filosoferen. Daar loopt het dan vaak mis. Na verloop van tijd verliezen de originele ideeën aan scherpte. Het gebeurt dan wel eens dat in de teksten van die vakfilosofen niet meer goed uit te maken is wat precies in de originele teksten te lezen staat en wat ontsproten is uit het brein van de spinnende commentator. 21 clichés Descartes is een van die grote filosofen die te lijden had van dit soort filosofische degradatie. Maar zie: daar komt Denis Kambouchner aangedraafd met een even nuttig als leerzaam boekje. Kambouchner, (° 1953) is een vooraanstaand Frans filosoof die doceert aan de Parijse Sorbonne en zich daar verder specialiseerde in de studie van René Descartes. In Descartes n’as pas dit behandelt hij 21 filosofische clichés die over Descartes de ronde doen. Een kleine staalkaart:
Nuttige lectuur De auteur besluit zijn werk met een dialoog. Zijn wellicht gefingeerde gesprekspartner stelt een aantal pertinente vragen over de actualiteit van de Meester. De conclusies van Kambouchner zijn, wat dacht je, positief, maar toch ook kritisch. Hij beschouwt de filosofie van Descartes als een open filosofie, die niet alleen uitnodigt tot meedenken, maar ook tot verder denken en als een voldragen filosofie: ‘Si cette philosophie a prêté dès sa publication à tant de discussions, c’est qu’elle est ouverte et offerte à la discussion comme peu d’autres l’ont éte avant ou après elle.‘ Een schot voor de boeg van Spinoza? ‘(… ) cette philosophie se présente (…) avec un degré superieur d’achèvement, qui lui non plus n’a guère d’équivalents. Enfin ce degré d’achèvement tient à la fois à une très puissante construction, à un soucis constant des équilibres, à un très grand soin du détail et de la forme, et à une profonde originalité des moindres parties.‘ Parce que tout y est extraordinaire, on peut dire que Descartes offre une plénitude de philosophie (...) (blz. 220). Nuttige lectuur dit boekje van Kambouchner, lectuur die de puntjes terug op de i zet en bovendien de lezer op een originele wijze vertrouwd maakt met kernideeën van René Descartes. We kijken uit naar een gelijkaardig boekje over Spinoza. ![]() Steven Nadler, The Philosopher, the Priest, and the Painter, A Portrait of Descartes, Princeton and Oxford, (Princeton University Press), 2013, 230 blz. – Ook beschikbaar als e-book (Kindle) (ISBN 9780691157306) Steven Nadler wordt op de achterflap van het boek aan de lezer voorgesteld als de William H. Hay II Professor of Philosophy aan de wat grijzige universiteit van Wisconsin-Madison in de V.S.. Een dijk van een titel. Nadler spaart er zich zeker een zondagspak mee uit. De lezers van deze blog zullen Nadler eerder kennen als biograaf van Spinoza. The Philosopher van het boek is René Descartes, the Priest is de katholieke priester Augustijn Bloemaert, The Painter niemand minder dan Frans Hals, de Haarlemse schilder met Vlaamse roots. De ondertitel van het boek A portrait of Descartes heeft een dubbele bodem: het gaat zowel over een geschilderd portret van Descartes, zeer waarschijnlijk gekonterfeit door Hals, als over Nadlers woordenportret van de filosoof. ‘Not a biography in the conventional sense’, beweert Nadler in de prologue,… ‘I would rather take my lead from Hals. The Harlem artist has given us a small intimate portrait of a greath thinker. I want to do the same: a presentation of Descartes and his ideas in the form of an intimate portrait,…’ (blz.7). Alvast een originele invalshoek. Onevenwichtig In hoofdstuk 2 The Philosopher schetst de auteur de achtergrond waarop de gebeurtenissen zich afspelen: het historisch reilen en zeilen van de Republiek (der Verenigde Provinciën) ten tijde van Descartes’ aankomst aldaar. Nadler hanteert in dit boek een bondige, soms apodictische stijl. In de historische passages van dit hoofdstuk zal menig lezer daardoor op zijn honger blijven. Soms gaat hij dan ook erg kort door de bocht of wekt hij door zijn bondige schrijfstijl de indruk, dat hij zelf niet zo goed in de historische stof zit. Op blz. 9 bijvoorbeeld, trouwt in een zinnetje Philip the Fair (de Schone) met Juana de Loca (bedoeld is natuurlijk la Loca), met Johanna de Waanzinnige dus. Die ‘titel’ kwam evenwel eerst nadien, al werd zij ten tijde van haar huwelijk ook al als onevenwichtig beschouwd (1). Op blz.17 glijdt Nadler zo snel over het stadhouderschap (the stadholder), dat het erop lijkt dat hij niet weet wat de positie was van de stadholder en hoe die instelling precies functioneerde. Het hoofdstukdeel dat over Descartes handelt en diens geaborteerde publicatie ‘Le Monde’ is boeiender. Nadler steunt zich, zoals alle Descartesbiografen, ook op de basisbiografie van Adrien Baillet (2). Hoofdstuk 3 over The Priest gaat over de katholieke priester Bloemaert, bevriend met Vondel en P.C. Hooft én met René Descartes. Nadler zet hem neer in zijn Haarlems milieu. Aardig om lezen. Het deel The Painter, dat over Hals en de 17de eeuwse schilderkunst gaat, is naar mijn smaak wat te omslachtig en saai. De tekst is trouwens slechts onrechtstreeks vast te knopen aan de verhaallijn, voor zover die er kan zijn in een historisch patchwork met filosofische inslag. De meest geslaagde delen van het boek vonden wij hoofdstuk 6 A New Philosphy en hoofdstuk 7 God in Haarlem. Als Nadler schrijft over zijn eigen vak, dan is hij op zijn best: hij presenteert een duidelijke synthese van Descartes Nieuwe Filosofie en geeft goed aan wat er precies nieuw aan is. Langdradig De drie verhalen van het boek komen ten slotte samen in een geschilderd portret van Descartes. Het betreft het Descartesportret dat in Kopenhagen wordt bewaard en aan Hals wordt toegeschreven. Aan de hand van een aantal andere portretten van Descartes (schilderijen en gravures) gaat Nadler na of het verhaal van Baillet klopt, dat Bloemaert, stadsgenoot van Hals, de opdracht zou hebben gegeven om een portret te schilderen van zijn vriend. De filosoof was in september 1649 naar Zweden vertrokken, zijn dood tegemoet. Het alweer wat langdradig betoog komt uit op wat al zo lang is geweten: het is niet te bewijzen dat het portret van Kopenhagen, het portret is dat ooit in de woning van Bloemaert gehangen heeft. En cours de route heeft de lezer wel kennis gemaakt met een handvol Descartes tronyen (portretten). The Philosopher, the Priest, and the Painter van Steven Nadler is, als gezegd, bijwijlen saaie lectuur: zijn stijl is niet altijd bij machte te boeien en de drie delen hangen wat losjes aan elkaar. Wie doorleest tot het einde van het boek verneemt als beloning dat eigenlijk niet te bewijzen is waar het hele boek over gaat… Het verzet geen bakens, maar mag er wel zijn, omwille van de originele insteek, de invalshoek om Descartes’ filosofie te plaatsen op een achtergrond van een 17de-eeuwse vriendschapsrelatie en vooral omwille van de rake synthese die Nadler geeft van Descartes’ filosofie. Het boek werd mooi uitgegeven door Princeton University Press en geïllustreerd in kleur en zwart-wit. Van laatstgenoemde plaatjes zijn er vele van bedroevend lage drukkwaliteit, toch een ernstige feil in een boek dat voor een belangrijk deel ook over kunst handelt. Jammer. _____ (1) Johanna van Aragon en Filips de Schone huwden in 1496 in Lier. Het huwelijk werd ingewijd in de Sint-Gummaruskerk. Er werd gefeest in het Prinsenhof, een buitenverblijf van de Hertogen van Brabant. Het Huis van Oscar in Lier bevindt zich op een plek die deel uitmaakte van die vorstelijke residentie. (2) Zie mijn blog van 15.07.2013 Het leven van meneer Descartes. ![]() Een dame poseert met zichtbaar genoegen voor een barokke poort in de Västerlånggatan nr. 68 in Stockholm. Ze postte deze foto in 2005 op het net. In het onderschrift getuigt ze van haar culinaire cultuur: ze verklapt ons dat achter die poort zich het Kristina Restaurang verbergt. En daar kan je smullen van de beste meatballs van Stockholm. Wat de charmante dame zeer waarschijnlijk niet wist, is dat deze monumentale barokke poort zeer waarschijnlijk in de 17de eeuw toegang bood tot de Franse ambassade in Zweden. Evenmin zal ze hebben bevroed dat op 11 februari 1650 achter deze poort zich een gebeurtenis voltrok die ronduit mag bestempeld worden als een ramp voor het Europese geestesleven. In die dagen werd Zweden geregeerd door Christina I, dochter van de grote veldheer Gustav II-Adolf Wasa. Zij was een buitengewoon merkwaardige vrouw en een van de meest omstreden Europese persoonlijkheden van haar tijd. Nog altijd is niet met zekerheid geweten of ze nu een koningin of een koning was of iets tussen beide…(1) Belezen diplomaat Het ruime gebouw in Gamla Stan, de Oude Stad, maakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid deel uit van de ambtswoning van Pierre Chanut (1661-1662), Frans ambassadeur van Louis XIV in Zweden. Het werd tot voor kort deels in beslag genomen door het Glenfiddich Warehouse, een Schotse Whiskytempel, ter ere van de bekende Single Malt.(2) Die zaak kwam in handen van de concurrentie: sedert 2012 wordt er Ardbeg gedegusteerd, met mogelijkheid om een hap te eten. De tempel heet sedertdien Ardbeg Embassy.(3) Van Warehouse naar Embassy. De zaakvoerders van Ardbeg bewijzen daarmee, dat ze heel wat meer historisch bewustzijn hebben dan hun voorgangers. Pierre Chanut, was een Frans diplomaat, meertalig en erg belezen. Sedert 1644 was hij bevriend met een man die in vele boekjes nog geboekstaafd staat als ‘de vader van de moderniteit’ : Chanut was een vriend van René Descartes. De gezant had, met instemming van Descartes, bij Christina de lof gezongen van de filosoof. Hoge bescherming, zal René gedacht hebben, kan nuttig zijn. Christina was intelligent, leergierig en dynamisch en ze wilde dolgraag privéles krijgen van Descartes. Ze correspondeerde met hem en, ja hoor, uiteindelijk ontvangt de filosoof een formele uitnodiging om naar Stockholm te komen. Descartes was doof aan beide oren. Naar Stockolm reizen? Geen sprake van! Weet wel : in de 17de eeuw was afreizen naar Zweden een hele onderneming en niet zonder lijfsgevaar. In de 17de eeuw maakte Europa bovendien een kleine ijstijd door: de winters waren bijzonder streng en dan denken aan Zweden, een land van bittere koude, sneeuw en ijs…? Studeren in bed Komt daar nog bovenop, dat René kouwelijk was en al van kindsbeen af geen stevige gezondheid genoot. Om hem te ontzien kreeg hij van de paters Jezuïeten in het Collège van la Flèche een gunstig internaatsregime: een individuele chambrette. Daar mocht hij lekker uitslapen en leerde hij studeren in bed, een gewoonte die hij niet meer kwijtspeelde. Maar Christina laat niet af. Chanut, op doorreis naar Frankrijk, maakt een ommetje langs Egmond bij Alkmaar waar Descartes woonde. Pierre vertelt hem over die fantastische madame die Christina wel is, haar intelligentie, haar leergierigheid… René kraakt, aanvaardt en pakt in september 1649 zijn koffers. Ce que femme veut… De energieke Christina begint haar werkdagen wel erg vroeg. Ze convoceert Descartes om vijf uur ‘s morgens om met fris hoofd aan de filosofielessen te beginnen. Descartes, die een kamer betrekt in de woning van Chanut, rijdt in de zware winter van 1649-1650 op een ontiegelijk uur met de koets van zijn vriend naar het paleis. Dat bevindt zich gelukkig slechts op enkele honderden meter van zijn verblijf. Doe dat een man aan, die heel zijn leven kon slapen tot hij wakker werd en gewoon was een groot deel van de dag werkend in zijn bed door te brengen! Besmet Dan slaat het lot toe. Pierre Chanut wordt ziek: een longontsteking krijgt hem te pakken. Zijn vriend Descartes, die voor geneeskunde veel belangstelling had en mogelijk in zijn studietijd in Poitiers ook wat geneeskunde studeerde, verzorgt hem in het pand met de barokke poort. Chanut overwint koorts en ziekte, maar vriend René krijgt het ook te pakken. Waarschijnlijk werd hij door Chanut besmet. Christina stuurt haar lijfarts. Het mocht niet baten… Op 11 januari 1650, vier uur in de morgen, sterft in de ambstwoning van Pierre Chanut, Ambassadeur van Koning Lodewijk XIV van Frankrijk bij hare majesteit Christina I van Zweden, René Descartes, de meest beroemde filosoof van zijn tijd, in de leeftijd van 54 jaar.(4) ____ ![]() (1) Christina I (1626-1689), koningin van Zweden, was de dochter van Gustav-Adolf, een van de hoofdrolspelers in de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Hij sneuvelde in 1632 in de slag bij Lützen, zuidwest van Leipzig. Christina was nog geen zes jaar toen ze in 1632 de troon besteeg, bijgestaan door een regentschapsraad. In 1654 deed ze troonsafstand: in die tijd van keizers en koningen, een ongehoorde en ongeziene daad die alom opschudding verwekte. In het zelfde jaar bekeerde de voormalige Lutherse vorstin zich tot het Rooms-katholicisme. Haar hofschilder David Beck (1621-1656) borstelde van haar een mooi statieportret. Haar mannelijke gelaatstrekken zijn evident. Het portret is te bewonderen in het Nationalmuseum van Zweden (Stockholm). (2) Russell Shorto, De botten van Descartes, de strijd tussen geloof en rede, Amsterdam, 2008. Zoals vermeld in die publicatie had het Glenfiddich Warehouse er toen nog zijn tenten opgeslagen (blz.21). (3) Ardbeg is een rokerige Single Malt van het Isle of Islay. In 1997 werd de distilleerderij overgenomen door Glenmorangie. (4) Jaren later, in juni 1667, wordt Descartes stoffelijk overschot gerepatrieerd naar zijn vaderland en bijgezet in de Sint-Geneviève-du-Mont-kerk te Parijs. Daar wachten zijn botten op verdere avonturen, spannend beschreven door Shorto in bovenvermelde publicatie. Na Descartes’ overlijden deed het gerucht de ronde dat de filosoof zou zijn vergiftigd...
![]() Een andere waarheid In de eerste decennia van de 17de eeuw was René Descartes in Europa hot, ook in de Calvinistische Commercantenrepubliek der Verenigde Nederlanden. Descartes was op zoek naar de waarheid. Een vreemde onderneming voor een man die zijn hele leven trouw blijft aan ‘la religion en laquelle Dieu m’a fait la grace d’être instruit dès mon enfance…’ en die hoort te weten én te aanvaarden dat de waarheid in de bijbel gebeiteld staat. Hij zocht dus blijkbaar nog een waarheid, een andere dan die van de bijbel. Dat brengt hem nogal eens in nauwe schoentjes en in conflict met bijbelwachters. In zijn queeste naar die buiten-bijbelse-waarheid richt Descartes zijn denkgeschut frontaal tegen de toen nog steeds voortlevende middeleeuwse scholastiek van de hogescholen. Aristoteles, en in zijn kielzog een schare middeleeuwse clericale commentatoren, worden frontaal aangepakt. Weliswaar doet hij dat met een denkraam dat ontleend is aan de scholastici zelf, maar zijn bedoeling was duidelijk: gefundeerde kennis opbouwen in alle takken van wetenschap, met een zekerheid die te vergelijken is met die van de mathematica. Sommige professoren vielen in hun colleges Descartes bij, openlijk of verholen, anderen waren resoluut tegen. De strijd tussen Cartesianen en anti-cartesianen bereikte in de Republiek in 1641 een hoogtepunt. Het debat, dat soms bitsig gevoerd werd, illustreert in het 17de eeuwse Europa de gisting der geesten. De onzekerheid van de kennis Descartes’ naam zal Spinoza zeker wel ter ore zijn gekomen tijdens zijn studiejaren in de Talmud-Thora school. De Amsterdamse joodse gemeenschap in die dagen was niet blind en niet doof. Het is evenwel in de Latijnse school van Frans Van den Enden, zelf een overtuigd cartesianist, dat Spinoza Descartes, die daar Renatus Cartesius heet, grondig leert kennen. Van den Ende ontstak, vrijwel zeker, in Baruchs verstand de fakkel van het cartesiaans vuur. Het staat buiten kijf dat Spinoza, nieuwsgierig van aard en tuk op kennis, met veel belangstelling de nieuwste wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen volgde en bestudeerde. Descartes vertelt in zijn Discours de la Méthode (1637) over de teleurstellingen die het onderwijs van de Jezuïeten in La Flèche (Pays de la Loire) hem bezorgde. Die betroffen niet de kwaliteit van dat onderwijs, verre van, maar de relevantie en vooral de onzekerheid van de bijgebrachte kennis. Spinoza zal dat eerste en meest beroemde geschrift van Descartes zeker hebben gelezen. En zeker ook met een gevoel van herkenning: Descartes’ verhaal van zijn zoektocht naar waarheid en een nieuw geestelijk houvast zal goed hebben geresoneerd met zijn eigen ontevredenheid en twijfels over het judaïsme in zijn studietijd. Het staat buiten kijf dat Spinoza’s filosofische loopbaan de wind in de zeilen kreeg door de studie van Descartes’ geschriften. Bij het overlijden van Spinoza (1677) werd door de notaris die de nalatenschap regelde (veel viel er niet te rapen) ook een inventaris opgemaakt van wat er nog aanwezig was in zijn bibliotheek. Descartes is in de boekenlijst vertegenwoordigd met 5 exemplaren. (4) Dreamstory Descartes stamde uit le Touronnais, de streek rond Tours. De patroonheilige van Tours is Saint Martin. Diens grafstee kan bezocht worden in de neoromaanse kerk van Tours. Sint Maarten wordt op 10 november gevierd. Op 10 november 1619 was Descartes - toen in militaire dienst - in Duitsland ergens in de buurt van Ulm terechtgekomen. Het was bitterkoud en René had vermoedelijk zijn patroonheilige alle eer bewezen, want Descartes hield en bon français van een glas. Als hij zich te slapen legt in zijn door een poêle heet gestookte kamer, wordt hij in de nacht van 10 op 11 november bezocht door een drietal dromen… Geleerde mensen hebben geleerde dromen: in een ervan valt in een Latijnse bloemlezing zijn oog op een vers van de Romeinse dichter Ausonius: Quod vitae sectabor iter? Hoe vervolg ik mijn levensweg? (5) Een filosofische vraag die tellen kan! Op dat moment ook een levensvraag voor Descartes. ‘De droom van Descartes’ is een begrip in de geschiedenis van de filosofie. De lezer zal de volledige droom, die meer om het lijf heeft dan dat vers, zelf wel willen ontdekken… Is ‘De Droom’ door René van de Stube-pot gerukt? Een literaire inval, achteraf bedacht? Of betreft het een ware gebeurtenis? Zeker weten we het niet. Voor Spinoza, die René’s dreamstory kende, zal het vers van Ausonius zeker een bijzondere betekenis hebben gehad. Na de uitstoting uit zijn gemeenschap in 1656 zal Baruch d’ Espinoza die belangrijke filosofische vraag van Ausonius zeker ook tot de zijne hebben gemaakt. Zich herpakken, een nieuwe weg inslaan, zich heroriënteren, dat was nu voor hem aan de orde. In de inleiding tot het Traktaat over de emendering van het verstand (Tractatus de intellectus emendatione) laat Spinoza iets doorschemeren van de spirituele verwarring waarin hij zich ca. 1656-1660 bevond, en de keuzes die zich voor hem opdrongen. Spinoza stelt in dat geschrift voor, in afwachting van een meer doordachte levensbeschouwing, voorlopige leefregels op te stellen. Een niet erg originele procedure, want die plukt hij uit het derde deel van de Discours van Descartes. Die stelde daar ook al voor, in afwachting van de resultaten van zijn denken, een morale par provision op te stellen teneinde in het leven het noorden niet bijster te raken. Kortom in dat bij leven niet gepubliceerd geschrift uit ca. 1661 waart duidelijk de geest van Cartesius. Het zelfde kan worden gezegd in verband met Spinoza’s wat eerder geschreven ‘Kort Vertoog’. Reputatie als filosoof Het eerste openbare optreden van Spinoza als filosoof heeft alweer te maken met Descartes, in de tweede helft van de 17de eeuw nog steeds philosophe à la mode. Spinoza is met diens leer zo goed vertrouwd dat hij er les over geeft. In zijn huisje in Rijnsburg woont hij samen met ene Johannes Casearius, van wie verder weinig is bekend. Die krijgt van hem les in Cartesiaanse filosofie. De cursus die Spinoza hem dicteert, spreekt Spinoza’s vrienden aan. Die vragen hem daarom ook de cursus volledig op schrift te stellen. Na enige aarzeling gaat Spinoza in op die vraag, zij het met reserves. In de inleiding die zijn vriend dokter Lodewijk Meyer voor dat boek schrijft, wordt op verzoek van de auteur duidelijk vermeld dat niet alles wat hij in het boek over Descartes schrijft ook zijn eigen mening is.(6) Hij distantieert zich dus duidelijk van zijn leermeester, meer nog hij: herformuleert en verbetert hem op enkel wezenlijke punten. In het Nederlands luidt de verkorte titel: René Descartes, De beginselen van de wijsbegeerte, deel I en II in meetkundige trant uiteengezet door Benedictus de Spinoza, Amsterdammer,(…). Plaats van uitgave en drukker: Amsterdam, bij Jan Rieuwertz in de Dirk van Assensteeg, onder het teken van het Martelaarsboek, 1663. Zijn eerste boek en het enige geschrift dat verscheen onder zijn naam en met een niet gefingeerde vermelding van plaats van uitgave en drukker… Spinoza’s eersteling, geschreven voor een bont publiek van Descartes-fans, grondvest zijn reputatie als filosoof. Het boek geldt nog steeds als een goede introductie in de filosofie van Descartes. Spinoza beweerde overigens zelf, dat zonder diens filosofie zijn eigen leer niet grondig kon worden begrepen. Laat het duidelijk zijn: Spinoza is een volgeling van René Descartes. Deze Franse Reus, die op meer dan één vlak boven Spinoza uittorent, stimuleerde hem en ligt aan de basis van zijn denken. Maar, zoals het een goede leerling past, gaat hij met de geestelijke buit van de meester aan de haal om er een hoogst persoonlijke en unieke interpretatie aan te geven. Spinoza is dus geen acoliet van Descartes, verre van: eerder un infidèle disciple de Descartes, zoals J.-C. Fraisse hem ooit eens noemde. (7) Spinoza, met dank dus aan Descartes. Hijzelf beleed die dank niet uitdrukkelijk: een zuinig complimentje kon er bij gelegenheid wel af maar een prik ging hij evenmin uit de weg… ____ (1) Constantijn Huyghens (1596-1687), tijdgenoot van Descartes en Spinoza, zegt over calvinistische theologen dat ze net zijn als varkens: als je één van hen aan de staart trekt, dan beginnen ze allemaal te krijsen. De ‘species' theoloog in zijn Republiek classificeert hij duidelijk niet bij meest gewaardeerde diersoorten. (2) De bekende indeling van de geschiedenis in vier periodes: Oudheid, Middeleeuwen, Moderne tijden en Hedendaagse Tijden, die van 1789 maar blijven doorlopen, is een vinding van de 19de eeuw. Die indeling geeft de historicus een denkkader maar deugt voor het overige niet in het minst. (3) Stephen Toulmin, Cosmopolis, The Hidden Agenda of Moderniy, The University of Chicago Press, 1992. (4) Paul Vulliaud, Spinoza d’ apres ses livres de sa bibliohèque, Paris, 2012, blz. 144-145, nrs. 7, 20, 21, 23,24. (5) Decimus Magnus Ausonius, geboren ca. 410 in Bordeaux, was een dichter van het tweede schap. Het geciteerde vers, beroemder geworden door Descartes, komt Ausonius’ Idyllia. Uit die bundel komt ook zijn Moezeldicht. Als ik de streek bezoek, heb ik altijd de kleine Reklameditie van de Mosella bij me: met een glas Eiswein en Moselsicht, driedubbel genieten… (6) Spinoza schrijft hierover in Brief 13 die gericht is aan Henri Oldenbourg. (7) J-C Fraisse, L’ Oeuvre de Spinoza, Paris, 1978, blz. 24. ![]() Snuisterend in de brieven van Descartes kom ik terecht in de correspondentie die hij voerde met Jean-Baptiste Morin (1583-1656) n.a.v. het debat over de lengtegraad, dat in de jaren 1634-1639 Europese geesten en instrumentenmakers in de ban hield (1). Morin was mathematicus, fysicus en filosoof. De grenzen tussen die vakken waren toen nog erg dun. De bewaarde correspondentie, vier brieven in totaal, gaat in hoofdzaak over optica, een tak van de natuurkunde die in de 17de eeuw bijzonder veel aandacht kreeg. Ook glasslijper Spinoza laat zich in met deze materie. In de tweede brief naar Morin lees ik een passus die mij erg interessant lijkt. Omdat het een 17de eeuws licht werpt op een semantische kwestie die voor Spinoza-lezers niet onbelangrijk is. Ik vertaal: ‘U zegt ook dat gevolgen bewijzen door een oorzaak, en dan deze oorzaak bewijzen door dezelfde gevolgen een cirkelredenering is, wat ik onderschrijf; maar daarmee geef ik nog niet te kennen dat het een cirkelredenering is, gevolgen van een oorzaak uit te leggen, en vervolgens dan die oorzaak te bewijzen door die gevolgen: want er is een groot verschil tussen bewijzen en uitleggen. Daar voeg ik nog aan toe dat men het woord aantonen kan gebruiken om het een of het ander aan te duiden, tenminste als men het woord de gebruikelijke betekenis geeft en niet de bijzondere betekenis die de filosofen eraan geven.’ (2) Vertalingen Het gaat hier om de betekenis van het woord démontrer (Lat. demonstrare). Dat woord wordt gebruikt in de titel van de Ethica van Spinoza (more geometrico demonstrata) en het substantief demonstratio komt steeds voor in de teksten die volgen op de stellingen. In de eeuw van Descartes, die ook die van Spinoza is, kan het Franse woord démontrer blijkbaar drie betekenissen hebben: prouver, expliquer, die volgens Descartes de gebruikelijke betekenissen zijn, en een derde die hij niet vermeldt: een bijzondere betekenis die filosofen gebruiken. Die kan, naar mijn mening, niet anders zijn dan een betekenis die aansluit bij de meest gangbare oorspronkelijke klassieke betekenis van het werkwoord: aanwijzen, aantonen (met de vinger). Bij uitbreiding, in latere filosofische betekenis: betogend aantonen, volgens logische regels (die van Aristoteles, uiteraard). In de Romaanse taalsfeer zijn de woorden demonstrare/demonstratio makkelijk te vertalen: ze bestaan namelijk ook in die Romaanse talen. Enkele voorbeelden. Vertalers als Ch. Appuhn, R. Caillois, R. Misrahi en andere vertalen beide woorden door démontrer/démonstration. Rechtlijnig dus. De lezer geeft er in dit geval ZELF een betekenis aan. In de Germaanse taalsfeer wordt de vertaling wat moeilijker. Hoe demonstrare vertalen: bewijzen (prouver), uiteenzetten (expliquer) of de filosofische betekenis gebruiken waarnaar Descartes verwijst? Hier kiest dus de vertaler een betekenis! We nemen enkele Nederlandse vertalingen onder de loep. Eerst gaan we te rade bij de Nagelate schriften, de eerste Nederlandse vertaling van Spinoza’s Opera Posthuma. De vertaler(s), die N.B. uit de kring van Spinoza komen, vertalen als volgt de titel: ‘Zedekunst, alles op een meetkundige orde geschikt en betoogt’. Demonstratio in de tekst wordt vertaald als ‘betoging’. Mooi is dat én rechtlijnig. Verkeerde been Enkele voorbeelden van latere vertalingen: D. Burger (ca.1860) vertaalt demonstratio als bewijs. De titelpagina laat hij onvertaald; N. Van Suchtelen (1928): vertaalt demonstrata in de titel als uiteengezet, demonstratio als bewijs; H. Krop doet hetzelfde; de recente vertaling van C. Vermeulen (2012), op basis van het Vaticaans manuscript, vertaalt demonstratio als bewijs. Geen vertaalde titelpagina. Rechtlijnig zijn de Nederlandse vertalers in deze dus niet. Woorden als prouver en bewijzen duiden er allereerst op dat een betoog of redenering beschouwd wordt als onweerlegbaar en vaststaand. Wie in de Ethica de demonstratio’s, volgend op de stellingen, vertaalt als ‘bewijs’, verkeerdelijk in het spoor van de Latijnse versie van Euclides’ Elementen, zet de lezer op een verkeerd been. Filosoof Spinoza bewijst in feite helemaal niets. Zijn demonstratio’s mogen dan wel logisch hout snijden, ze zijn soms ook duister, niet erg overtuigend en zelfs tautologisch…. Ze hebben hoe dan ook intern niet de stringentie van een wiskundige (geometrische) redenering. Spinoza’s ‘bewijzen’ zijn niet meer dan logisch goed gestructureerde betogen, die alleen diegenen overtuigen die ab initio reeds overtuigd zijn van diens uitgangspunten. In de lijn van Descartes woordanalyse mogen we m.i. ervan uitgaan dat filosoof Spinoza, aan het woord demonstratio de bijzondere filosofische betekenis gaf waarop Descartes doelde: filosofisch betoog of filosofische uiteenzetting (explicatio) volgens de logische regels van de kunst. De vertaling van de demonstrare/demonstratio in de Nagelate schriften, ondersteunt deze visie, en is dus m.i. correct. Meegaan in de stellingen en de betogingen/uiteenzettingen van de Ethica is een Akte van Geloof. Zo bekeken ontwikkelt Spinoza in zijn Ethica dus een soortement vierde Boekreligie, die evenwel niet als de andere drie op ‘gelovend-geloof’ is gebaseerd, maar op ‘rationeel-geloof’. Zo bekeken is hij de vader van een rationele religie. Of Spinoza dan plek vier verdient in het eeuwenoude verhaal van de Drie Bedriegers (3) laten we ethisch in het midden. Q.E.D. _____ (1) De correcte lengtegraadbepaling was in de 17de eeuw een hot item geworden. Het probleem kon technisch niet worden opgelost omdat nog geen zeewaardige klok kon worden geconstrueerd. Over het probleem van de lengtegraad schreef Dava Sobel (en W.J.H. Andrewes) Longitude, London, 1995, een boeiend boek dat een seller werd, die de basis legde voor een vloed van populair-wetenschappelijke geschiedschrijving. (2) ‘Vous dites aussi que prouver des effets par une cause, puis prouver cette cause par les mêmes effets est un cercle logique, que j’avoue; mais je n’avoue pas pour cela que c’en soit un, d’expliquer des effets par une cause, puis de la prouver par eux: car il y a grande différence entre prouver et expliquer. A quoi j’ajoute q’on peut user du mot démontrer pour signifier l’un et l’autre, au moins si on le prend selon l’usage commun, et non en la signification particulière que les philosophes lui donnent.’ In René Descartes, Correspondance, Oeuvres Complètes, T. VII, volume II, Paris, 2012, blz. 464. Descartes onderstreept in de tekst. (3) Mozes, Jezus en Mohammed. Beweringen die hen bestempelen als Bedriegers gaan terug tot in de late Middeleeuwen. ![]() Adrien Baillet, La vie de Monsieur Descartes, suivi de Abrégé de la vie de M. Baillet, par Bernard de laMonnoye, Editions Des Malassis, 2012, 1064 blz, € 45. (ISBN 9872849903035) "Il faut partir de Descartes et mener cette belle doctrine jusqu'a Spinoza" ALAIN, 5 décembre 1946 Descartes… Spinoza… Descartes én Spinoza! Wie zich aan de studie van Spinoza waagt en Descartes verwaarloost, kan beter zijn pen (of PC) aan de wilgen hangen. Een nieuwe gelegenheid om zich in Cartesius te verdiepen: een heruitgave, een complete versie, van de eerste biografie van René Descartes is weer beschikbaar. Een monument van een uitgave: royaal formaat, hagelblank papier, fraaie, grote leesletter, mooie mise-en-page, marginale noten incluis… Wie er de centen en de leesmoed voor over heeft, aarzele niet! Kasteelbibliotheek Wie was Baillet (1649-1706) ? Hij studeerde theologie en werd in 1676 priester gewijd. Hij hield al snel zijn priesterambt voor gezien en vond de job van zijn leven: in 1680 werd hij bibliothecaris van Chrétien-François de Lamoignon, advocaat-generaal bij het Parlement van Parijs. Die stamde uit een voorname ambts-adellijke familie en verbouwde en bewoonde het Château de Bâville in de gemeente Saint-Chéron (Essonne, Ile-de-France). In diens dienst mocht hij er studeren en de kasteelbibliotheek inventariseren. Dat deed hij in een publicatie van 32 delen! Die belangrijke bibliotheek kwam later terecht (en goed terecht) in het British Museum. Hij stierf in 1706, vrij jong, in dienst van de Lamoignon. Zijn studiewerk resulteerde in theologische en historische publicaties. Baillet, een ijverig en ascetisch man, was een vrijgevochten denker die op theologisch vlak geenszins alle theologische leerstukken van zijn tijd accepteerde. Hij schreef zelf diverse theologische geschriften, een reeks heiligenlevens en historische werken. Meerdere van die werken kwamen in de Index libri prohibitorum terecht. Nu kan zijn hagiografische activiteit aanleiding zijn om negatieve gedachten te koesteren over zijn biografie van Descartes. Is het een biografie? Is het een platte hagiografie? Jawel, zijn biografie is vanuit een bewondering, zelfs verering geschreven, maar verwordt daardoor niet tot een hagiografie van Descartes. Baillet is zeker niet blind voor ‘s mans gebreken en schrijft historische objectiviteit in zijn vaandel. Dat biograaf Baillet zijn taak niet zo slecht deed, bewijst het feit, dat zijn boek voor alle latere biografen, tot op de dag van vandaag, gefundenes Fressen is. Klassieke Frans Niet alleen leest u in dit boek over leven en werken van Descartes, ook de genese van zijn gedachten en zijn filosofie komen aan bod. Jammer dat in deze editie een goede introductie en een begeleidend notenapparaat ontbreken. Maar dat was niet de bedoeling van de uitgever, die in de eerste plaats in één deel, een nieuwe en volledige uitgave ter beschikking van de lezer wilde stellen. Het majestueuze, klassieke Frans van Adrien Baillet, zal hier en daar een woord presenteren dat niet meer gangbaar is, of soms vernuftig geconstrueerde zinnen produceren die het best een keer herlezen worden, maar laat dat geen hinderpaal zijn om dit imposante boek te lezen van voorplat tot achterplat of het te raadplegen. Daartoe bevat het overigens een zeer degelijke Table chronologique de la vie de M. Descartes en een Table de Matières (alleen van het tweede deel) beide van de hand van de auteur. |
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
spinozakring.lier@hotmail.com Mijn andere sites! |