De Latijnse en Nederlandse editie van de postume werken van Spinoza (1677)
Wie in Antwerpen ooit het Museum Plantin-Moretus bezocht en daar kennis maakte met Plantins officina weet hoeveel moeite het kostte in de 16de en de 17de eeuw om een boek te maken. Spinoza-vrienden weten dat in het Jaar Onzes Heren 1677 in Amsterdam twee vuistdikke volumes van de handpers kwamen: de B. D. S. OperaPosthuma (OP) en De NagelateSchriften van B. D. S (NS). Ze bevatten de Latijnse en Nederlandse editie van de postume werken van Spinoza (1677), alle niet gedrukte geschriften van B. D. S, Benedictus de Spinoza, die na zijn overlijden in 1677 werden teruggevonden. In de NS ontbreekt evenwel Spinoza’s Hebreeuwe grammatica.
Ik wees er al eens eerder op dat de dubbele editie van die postume werken van Spinoza in 1677, nog binnen het jaar van Spinoza’s overlijden, druktechnisch een prestatie was van jewelste, wat nogal eens makkelijk wordt vergeten. De vriendengroep (of uitgever Jan Rieuwertsz) die beide edities bezorgde, had een graveur opgedragen om een portret van Spinoza te etsen, een met Latijnse tekst, een met Nederlandse, kennelijk met de bedoeling dat die ‘tronie-gravures’ in de twee edities zouden worden opgenomen. In de exemplaren die tot ons kwamen bevatten sommige dit Spinoza-portret en andere dan weer niet. Misschien is dit te verklaren door het feit dat de gravures niet tijdig klaar waren om ze in de hele oplage op te nemen. Achteraf werd het portret wel toegevoegd, tot grote vreugde van antiquaren, want exemplaren mét het zogeheten Operaportret brengen dubbel (of meer) op dan exemplaren zonder.
Op een blauwe maandag krijg ik bericht van mijn Amsterdamse antiquaar dat een uit Engeland afkomstig Operaportret te koop wordt aan geboden en of ik misschien interesse had? En óf ik dat had! Een los exemplaar van die gravure, dat gebeurt in een mensenleven vast geen twee keer. Met een trage trein reis ik af naar Amsterdam. De antiquarische ervaring leerde mij dat het documentje, al is het niet meer dan een floddertje vergeeld 17de-eeuws papier, mij een smak geld zou kosten. Daarom besloot ik even langs te gaan bij mijn bankier.
De prijs van zo een zeldzaam en historisch waardevol document is moeilijk te bepalen: er bestaan immers geen of nauwelijks vergelijkingspunten. De verkoopprijs wordt dan vastgesteld door de antiquaar in functie van wat die er zelf voor betaalde en... van wat de verzamelaar (of de gek) er vermoedelijk voor wil neertellen. Na even bijgepraat te hebben bij een kopje thee, vraag ik of ik het kleinood mag keuren. ‘Zeker, ik haalhet even uit de kluis...,’ klonk het. Dat antwoord was me al een teken aan de wand: de antiquaar behandelde het blad als was het goud...
Bij de eerste oogopslag wist ik dat het een origineel was: gedrukt op papier dat ook voor de edities van 1677 werd gebruikt, nauwelijks verkleurd, goed geconserveerd en met onder rechts een professioneel uitgevoerde hoekrestauratie. En ja hoor, het was de versie met Latijnse tekst waarop ik mijn zinnen had gezet. De gerafelde rechterrand van het blad toonde duidelijk dat het door een onverlaat uit een exemplaar van de OP was gescheurd... Voor € 7000 mocht het mee naar Vlaanderen... Maar mijn ratio won het van mijn passio. Het blad was mij té duur. Ik troostte me dan maar met de aankoop ter plekke van een groot pakket antiquarische Spinoza-boeken en een mooie foto van dit specifiek exemplaar van het Operaportret.
Een poos nadien vernam ik dat een buitenlandse collectioneur (of antiquaar) het stuk voor de gevraagde prijs had gekocht. Einde van mijn avontuur met het Operaportret.