Ik heb een zwak voor Pierre Bayle (1647-1706), spreek uit ‘Baïle’ (1). Dat zwak heeft te maken met zijn historische betekenis als voorloper van de Verlichting, waarvan ik de principes nu meer dan ooit koester, met zijn onverzadigbare leeshonger, met zijn obsessionele schrijfdrift, met zijn afgrondelijke eruditie en vooral ook met zijn scherpe zin voor historische kritiek, bijna twee eeuwen voor die de basis werd van de geschiedeniswetenschap.
Rotterdamse werkkamer van Bayle
Hij was een gelovig man die net als de meeste zeventiende-eeuwse Europeanen ZIJN geloof beschouwde als een belangrijke, ernstig te nemen levenskwestie. Deze Fransman uit le Carla (nu Le Carla-Bayle, Arriège, ZW-Frankrijk) stamde uit een calvinistisch gezin, zijn vader was er predikant. Hij werd uiteraard in die religie opgevoed maar ruilde in zijn jeugd een poos het calvinisme voor het katholicisme, maar omhelsde uiteindelijk toch weer braafjes de gezinsreligie. Hij ontvluchtte als Hugenoot het intolerante Frankrijk en vestigde zich na wat omzwervingen in de Verenigde Republiek waar, naar het toen heette, een bredere tolerantie heerste.
Van 1681-1706 leefde en werkte Bayle in Rotterdam en hij werd al bij leven le philosophe de Rotterdam genoemd. Maar, wie in de Republiek zijn leven lief had, moest ook daar zijn schrijfpluim in bedwang houden. Dat deed Pierre erg handig door zijn religieus-filosofische opvattingen te verdrinken in zijn letteroceanen. Het is bijgevolg voor onderzoekers erg lastig om uit te vissen wat de echte theologisch-filosofische opvattingen van Pierre waren. De pennenstrijd hierover is nog altijd gaande...
Vanuit Bayles passie voor theologie en filosofie kwam hij in het vaarwater terecht van Spinoza. Dat gebeurde in de jaren 1678-1679. Hij bezat een Franse vertaling van het Theologisch-politiek traktaat en een exemplaar van de Opera Postuma, ruim voldoende dus om van Spinoza’s filosofie een juist beeld te kunnen vormen. Maar het duurde tot in 1697, publicatiejaar van de eerste editie van zijn Dictionaire (sic) Historique et critique eer hij ertoe kwam om Spinoza ‘van zich af te schrijven’: het lemma Spinoza, Benedictus de, is het langste artikel van zijn woordenboek (2). Maar de feiten wijzen uit dat hij vanaf de eerste kennismaking tot aan zijn overlijden op 59-jarige leeftijd, gefascineerd bleef door Spinoza en diens oeuvre: was hij in alle heimelijkheid dan toch een bewonderaar van Spinoza, zoals sommigen dat vermoeden...? Voor de publicatie van de eerste editie van zijn Dictionaire had Bayle al heel wat gepubliceerd en een drukke briefwisseling onderhouden met correspondenten in heel West-Europa. Bovendien startte hij in 1684, kort na zijn vestiging in Rotterdam en waarschijnlijk aangemoedigd door zijn Amsterdamse uitgever Henri Desbordes, een literair tijdschrift Nouvelles de la République des Lettres, maar hield er in de zomer van 1687 mee op omwille van gezondheidsredenen (3).
Bij mijn weten is tot op heden nog nooit tot op de bodem onderzocht of Spinoza in dat omvangrijke ‘voorwoordenboekelijk oeuvre’ aan bod komt en hoe hij er dan van afkomt. Een snelle controle van mijn exemplaar van de Nouvelles leverde niets op, maar haastige spoed is zelden goed...
Bayles ‘Nouvelles’ van 1684-1687 in een zeldzaam goede conditie (ex libris W.S.)
Bayles Dictionaire historique et critique kende een internationaal succes: het werd heruitgegeven, verkocht en herlezen tot in de 18de eeuw. Zo bezat ook de Duits-Russische tsarina Catharina de Grote een exemplaar van Bayles Dictionaire in haar bibliotheek. Het gevolg van dat overgrote succes was, dat het ‘beeld’ dat Bayle van Spinoza in zijn woordenboek schetste in Europa en ver erbuiten toonaangevend bleef tot in de 18de eeuw.
Een deel van Bayles Dictionaire
Bayles Spinoza-portret is een portret met twee facetten: enerzijds tekent hij Spinoza als een verderfelijk en te mijden filosoof, een athéiste de système, maar anderzijds looft hij hem voor zijn voorbeeldige levenswijze. Wat het eerste aspect betreft, dient gezegd dat de meeste commentatoren Bayle een onvoldoende geven op zijn kennis van Spinoza’s filosofie. Het tweede aspect, Spinoza als de deugdzame netjes levende burger, is in combinatie met het eerste voor 17de-eeuwse tijdgenoten een onaanvaardbare bewering: toen kon in de communis opinio een atheïst niet anders zijn dan een onbetrouwbare schurk.
Die opvatting is een afzwakking van een veel oudere, middeleeuwse, overtuiging dat atheïsten zondermeer krankzinnig waren. Hoe dan ook, Bayle maakte via nog levende tijdgenoten van Spinoza kennis met de perceptie van diens toenmalige vrienden en kennissen, dat er op Spinoza’s levenswandel niets aan te merken viel.
Of zijn parêtre ook volledig overeenstemde met zijn être is voor mij niet zo zeker: er zijn aanwijzingen (o.a. in zijn correspondentie) dat de voorkomende, minzame Spinoza ook wel eens kribbig uit de hoek kon komen. En trouwens: in Marraanse kringen was veinzen niet bepaald een ondeugd maar wel integendeel een deugd, die zeer nuttig was om zich in het leven staande te houden, sese conservandi, weet je wel...
(2) Pierre Bayle, Over Spinoza, bezorgd door Henri Krop en, Jacob van Sluis, Budel, 2006.
(3) Bayles Nouvelles de la Républiques des lettres was een van de eerste literaire tijdschriften in Europa en zeker het meest succesvolle. De uitdrukking Republique des Lettres was al in de Renaissance een bekend begrip: het duidde een internationale gemeenschap van geleerden aan die zich zowel met wetenschap als met letteren bezig hielden en met elkaar in contact bleven via correspondentie. Onze Erasmus is hiervan een goed voorbeeld. In de loop van de tweede helft van de 17de eeuw emancipeerde zich de wetenschap tot een autonoom studiedomein. Hans Bots, De Republiek der Letteren, De Europese intellectuele wereld 1500-1760, Nijmegen, 2018.