Op 21 februari 1677 overlijdt Benedictus Spinoza in Den Haag: het spel is gespeeld.
1 Spinoza: onderhoudt vriendschappelijke relaties met de familie van der Speyck. 2 Vader en zuster stierven aan een longziekte. 3 Lees op deze site: de Biografie die Johann Kohler (Johannes Colerus) in het Nederlands schreef en die op deze site hertaald werd door W. Schuyesmans.
Illustratie Spinoza’s sterfhuis aan de Paviljoensgracht in Den Haag.
1 De Nieuwe Kerk in Den Haag werd ontworpen door Pieter Noorwit, begonnen in 1648 en voltooid in 1656. Spinoza kende vast de Nieuwe kerk, die dichtbij het Binnenhof ligt. De kerk wordt nu gebruikt voor evenementen. 2 Spinoza’s huurgraf met het nummer 162 lag links van de huidige kansel en niet ver van de laatste rustplaats van Johan de Witt. Na twaalf jaar werd het graf geruimd en werd zijn stoffelijk overschot herbegraven achter de kerk. Naar aanleiding van de 250ste verjaardag van zijn overlijden werd in 1927 op die plek een sobere grafsteen onthuld met het opschrift: "Deze aarde dekt het gebeente van Benedictus de Spinoza, eertijds begraven in de Nieuwe Kerk." 3 Lees op de site: De dood van Spinoza.
Illustraties Links boven: grafsteen van Spinoza (Nieuwe kerk, Den Haag). Rechts onder: Nieuwe Kerk in Den Haag.
Illustraties Rechtsboven: moderne versie van Spinoza’s zegel. Rechtsonder: origineel zegel (op een brief naar Leibniz).
De zogeheten ‘jeugdgeschriften’ kwamen, zoals nu algemeen wordt aangenomen, vermoedelijk tot stand in de periode 1658-1660: Spinoza was toen tussen 26 en 28 jaar. Op basis van Spinoza’s ernstige studie in Ets haim en nadien bij Frans van den Enden, mag worden verondersteld dat de kern van zijn filosofie reeds verworven werd tijdens zijn opleidingstijd.
Illustraties Boven: titelbladzijde van het Traktaat over de verbetering van het verstand in de Opera Posthuma van 1677. Onder: De Korte verhandeling... in de vorm waarin het geschrift in de 19de eeuw werd ontdekt.
1 Spinoza’s filosofische reputatie berust op twee meesterwerken: het TTP en de Ethica. 2 Sedert de jaren 1970 kwam het eeuwenlang verwaarloosd Politiek traktaat (TP), afgedrukt in de Opera Posthuma meer op het voorplan. Het werd sedertdien voer voor linkse academische auteurs die het werk instrumentaliseerden om eigen politieke opvattingen en hun maatschappijvisie te ondersteunen (Althusser, Negri, Balibar, e.a.)
Illustratie Links: titelpagina van het Theologisch-politiek traktaat. Rechts: autograaf van Spinoza: marginale noot in een exemplaar van het TTP (bewaard in de bibliotheek van Jeruzalem).
1 Nog in het sterfjaar van Spinoza, 1677, verscheen een Latijnse editie van de nagelaten geschriften van Spinoza en een Nederlandse vertaling ervan. In die tijd een editoriale én druktechnische prestatie van de eerste orde. Een monnikenwerk, verricht door een vriendengroep, die daarvoor onze dank en die van alle komende generatie verdient. 2 Beide werken zijn op het net beschikbaar:
Illustraties Links: titelpagina van de Opera Posthuma (1677) Rechts: titelpagina van De Nagelate Schriften (1677)
1 De zoekende mens: Spinoza bouwde na zijn uitbanning uit zijn (joodse) geloofsgemeenschap in 1656 verder aan een persoonlijke visie op mens en wereld die finaal uitkristalliseerde in de Ethica, filosofisch meesterwerk hors pair. 2 De neo-kantiaanse filosoof Arthur Liebert (1878-1946) stelde, als eerder vermeld, dat de belangrijkste levensles die Spinoza ons gaf zijn voorbeeld was om ZELF een eigen wereldbeschouwing op te bouwen. Lees op deze site: Arthur Liebert: Spinoza-brevier - Nawoord (1912), uit het Duits vertaald door W. Schuermans. 3 Wereldraadsel: ‘Die Welrträtsel ‘, titel van een boek van Ernst Haeckel (1834-1919). Lees hierover: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ernst_Haeckel. 4 Nancy Brenner-Golomb: vertolkt inzake Spinoza’s nalatenschap een correcte visie in de inleiding van haar studie The Importance of Spinoza for the Modern Philosophy of Science (2010), p. 9: ‘Even if Spinoza’s naturalistic philosophy is as important for our time as I suggest, it does not mean that all his propisitions can remain intact more than three centuries afther his death’.
Illustraties Boven: Georg Christoph Lichtenberg. Midden: Islam-fascisten in Iran. Onder: de puzzel van het ‘Wereldraadsel’.
1 Deze eerste publicatie kan worden beschouwd als een voorbeeld van Spinoza’s eigen intellectuele determinatie: de filosofie van Descartes was bijzonder dominant vanaf ca. 1650. Hij leerde hem kennen in de Latijnse School van Frans den Enden en werd een autodidactisch kenner van de filosofie van Descartes. 2 In Rijnsburg onderwijst Spinoza, als eerder vermeld, een huisgenoot in de Nieuwe Wetenschap (Scientia Nova). Daaruit groeiden teksten die op vraag van vrienden in boekvorm werden uitgegeven.
Illustratie Titelpagina van ‘René Descartes, beginselen...’
Spinoza und kein Ende: de academische Spinoza-filosofie als achtbaan....
Illustratie Titelpagina van het vijfde deel van de Ethica in de Opera Posthuma (1677).
1 De weg naar de vrijheid van de geest: Spinoza begrijpt onder ‘vrijheid’ hier niet wat wij er meestal onder verstaan, namelijk de vrijheid die het individu, in diverse domeinen, opeist van de staat. Spinoza zou dit vast vreemd hebben gevonden, omdat de staat in oorsprong precies werd opgericht om mensen de vrijheid te schenken, die ze in de natuurtoestand niet genoten omdat daar het recht van de sterkste heerste. 2 Voor Spinoza is de vrijheid een geestelijk goed, een spiritueel emancipatieproces. Dat proces maakt mensen tot zelfbewuste, autonome wezens die zich t.a.v. de natuur affirmeren maar daarbij, als delen van de natuur, onderworpen blijven aan de algemene natuurwetten. 3 Rationalist Spinoza maakt (uiteraard) voor zijn studie van het emotionele leven van de mens dankbaar gebruik van ervaringsgegevens. In dit voorwoord zegt hij het expliciet en voegt er aan toe dat de mensen die remedies slecht observeren en niet goed onderscheiden.
Illustratie Instrumenten voor zelfkastijding voor nonnen, tentoongesteld in het klooster van Santa Theresa in Potosi, Bolivië.
1 Ax. 1. Wanneer iemand door twee tegenstrijdige ideeën tot handelen wordt aangezet, dan zal de idee met de krachtigste conatus de overhand halen. Dit axioma stelt een belangrijk principe van het menselijk psychisme: de idee met de krachtigste conatus wordt omgezet tot een handeling. Idee en daad congrueren in elke handeling. 2 Ax. 2. Dit axioma brengt de kracht van iets (een ding of een handeling) in kaart. Dat iets is een gevolg van een oorzaak. De kracht van het gevolg is een functie van de kracht van de oorzaak. Als dat niet het geval is, dan zijn er mogelijk meerdere oorzaken in het spel. Die situatie kan de kracht in positieve of negatieve zin beïnvloeden.
Illustratie Misdaad en Straf van F..M. Dostojevsky: voorbeeld van een mogelijke tweestrijd tussen voornemens in het hoofd van Raskolnikov: de pandjeshoudster vermoorden of naar het Bolchoi-theater gaan?
1 In de eerste tien definities wordt de macht van de rede aangetoond, net zoals in het vierde deel de macht van de passies werd behandeld. In beide gevallen geldt het een conatus-macht. 2 St. 1. De stellingen van deze sectie beginnen met een herformulering van het parallellen-theorema. Het wordt nu omgekeerd geformuleerd: in. E 2, 7 wordt de parallellie geformuleerd vanuit de fysieke orde: eindige modi affecteren EXTERN het lichaam en verwekken INTERN voorstellingen, beelden (imagines). In deze stelling beweegt de formulering van Spinoza zich van onze BINNENwereld (de gedachten/ideeën) naar de BUITENwereld toe (het lichaam). 3 St. 2. Deze stelling poneert in feite een leefregel, die wordt uitgelegd aan de hand van de emoties liefde/haat. Die emoties worden veroorzaakt door iets of iemand die er de externe oorzaak van is. Het is mogelijk deze emoties te vernietigen. Dat geschiedt dan in twee stappen:
het affect opsplitsen in enerzijds de emotie (liefde/haat) en anderzijds de idee van de externe oorzaak;
vervolgens die externe oorzaak verbinden met andere gedachten (meervoud!).
4 St. 3. Deze stelling moet worden gelezen samen met stelling 4 (zie volgende dia). Die bevat een ‘blijde boodschap’: wij mensen zijn in staat ALLE passies rationeel te doorgronden. Maar Spinoza voegt er een reserve aan toe door het woord ‘enigermate’ in te lassen: volledige kennis over affecten van het lichaam is dus voor ons (voorlopig) niet weggelegd. Adequate kennis stelt een einde aan ‘lijding’ door het uitschakelen van de externe oorzaak zodat de passieve passie/lijding omgevormd kan worden tot een actieve passie.
Illustratie Boven: model van stelling 1. Onder: model van stelling 2.
1 De psychotherapie die Spinoza voorstelt is een cognitieve therapie omdat ze het kennen als fundamenteel beschouwt: kennis van de passies is op zich al een remedie tegen affecten. 2 St. 4 en 6. Beide stellingen moeten alweer samen worden gelezen. De eerste stelt duidelijk dat cognitieve therapie een absolute waarde heeft omdat ALLE passies van de mens ENIGERMATE - dus niet volledig - kunnen worden gekend. (Spinoza gebruikt in deze stelling het relativerende woord aliquem). 3 St. 6. Fundamenteel is, dat determinatie als kosmisch beginsel dient begrepen. De inzichtelijke integratie van deze kennis in de persoonlijkheid vergt oefening en geduld. De volgende cognitieve stadia moeten daartoe worden doorlopen:
het stadium van kennis d.i. het louter kennen van het beginsel;
het stadium van inzicht d.i. het weten waarom dit beginsel met de rede overeenstemt en dus aannemelijk is;
het stadium van integratie in de persoonlijkheid.
Onze macht over passies neemt toe hoe meer we inzien dat de natuur, waarvan we een deel zijn, wordt gedetermineerd. Deze kennis versterkt onze conatus en betekent een stap naar autonomie t.a.v. de natuur. Deze kennis wordt door Spinoza als een kwantitatieve grootheid opgevat.
4 St.10. Affecten die tegengesteld zijn aan onze natuur verdrieten ons en verminderen onze conatus. In de war gebracht zijn, betekent bv. dat de geest tegenstrijdige gevoelens heeft of door gevoelens neerslachtig wordt. We worden dan verward en verliezen conatus-macht. Het redelijk begrijpen van de passies is dan niet meer mogelijk. Dat is gelukkig niet altijd het geval. Als de geest sereen is, kan die toestand benut worden om over de affecten na te denken. In 10s geeft Spinoza hierover vier aanwijzingen:
orden de affecten (naar aard en kracht...);
zoek leefregels (dictamina vitae);
letten op het goede in alle zaken;
laat ruimte aan de rede.
Illustratie Muzikale marionet: dubbel gedetermineerd, in zijn oorsprong én in zijn handelen.
1 St. 11. De stellingen 1-20 handelen over de voorstellingen (de imaginationes) van het lichaam. In het tweede deel van de Ethica wordt de verbeelding door Spinoza als inadequate kennis bestempeld, hoewel ook hier al blijkt dat verbeelding een rol te spelen heeft in zijn kenleer én in zijn passieleer. 2 St. 12-14. In de stellingen 12 en 13 wordt de verbindingskracht van voorstellingen onder de loep genomen; in stelling 14 wordt de mogelijkheid geponeerd om affecten op God te betrekken. Deze stelling brengt God op de proppen en slaat een brug naar de volgende reeks stellingen. 3 St. 17-20. Deze reeks stellingen handelt over God. Spinoza gebruikt in dit verband diverse uitdrukkingen: amor erga Deum, Amor Dei, amor intellectualis Dei. Verschillende interpretaties circuleren. Ik begrijp de Amor erga deum en de Amor Dei als een opstap naar de amor intellectualis Dei, de intellectuele liefde tot God (ILG), begrepen als de generator van een gevoel van gelukzaligheid (beatitudo).
Illustratie Spinoza denkt hier in omgekeerde orde: de Natuur of God i.p.v. God of de natuur.
1 Een gefaseerde cognitieve psychoterapie: Eerste (voorbereidende) fase:
nieuwe leefregels vinden en die integreren in de persoonlijkheid: vb. ‘het koelt wel zonder blazen…’
Tweede fase:
bewustwording van de kosmische determinatie
analyseer je passie(s) door zelfreflectie
scheid je passie van de externe oorzaak en verdrink die door ze te verbinden met andere
maak van ‘passies’ ‘acties’: zo wordt een stuk vrijheid heroverd op de (gedetermineerde) natuur
geef jezelf de (inoefen)tijd om na te denken (cogitandae) en om te mediteren (meditandae) teneinde de passies te kennen en te kortwieken
2 St. 20s. In deze ‘brugtekst’ (overgang naar het tweede gedeelte van deel 5 (St. 21-42) staat ook te lezen dat via de intuïtie (derde kensoort) onze geest kan worden verenigd met God/Subtantie/Natuur en op die wijze dus eeuwig is.
Illustratie Cognitieve trappentherapie
1 Dit tweede deel is door tal van commentatoren negatief beoordeeld. De eerste die verwoestend uit de hoek kwam met een radicale afwijzing was Jonathan Bennet in zijn A study of Spinoza’s Ethics, Cambridge,1984:
§ 84 A judgment on the last three doctrines, 3, p. 374: ‘ (…) this material (i.e. the three last doctrines) is valueless. Worse, it is dangerous, it is rubbish which causes others to write rubbish.’
§ 84 A judgment on the last three doctrines, § 1, p. 372: ‘After three centuries of failure to profit from it, the time has come to admit tat this part of the Ethics (i.e. Part V) has nothing to teach us and is pretty certainly worthless.’
2 Wij volgen Bennet niet helemaal. Onze interpretatie komt neer op het voortbestaan van de onpersoonlijke (aangeboren) menselijke geest. Deze interpretatie wortelt in de 19de eeuw, werd in de 20ste eeuw gepopulariseerd door Harry Wolfson en na hem door Stephen Nadler. Die visie werd ook onderschreven in de laatste Spinoza-publicatie van Herman De Dijn, De andere Spinoza, Kalmthout, 2020. (Zie ook volgende dia). 3 De twee secties die het vijfde deel uitmaken van de Ethica, namelijk St. 1-20 en St. 21-40, behandelen beide de strijd die zich in het dagelijks leven afspeelt tussen eindige modi. Daarbij wordt ook uiteengezet hoe de menselijke geest, in samenspel met het verstand, de negatieve invloed van sommige van die eindige modi kan temperen, beheersen en soms uitschakelen. De vraag kan worden gesteld: ligt de weg die in de tweede sectie van het vijfde deel wordt beschreven in het verlengde van de eerste? Of staan beide secties eerder naast elkaar? Wij zijn, met vele andere lezers, van mening dat beide secties naadloos in elkaar overgaan (lees de laatste zin van St. 20s!). In die visie wordt gesteld dat in St. 1-20 het menselijk bestaan bekeken wordt vanuit het oogpunt van een concrete existentie in tijd en ruimte en dat in St. 21-40 het menselijk bestaan beschouwd wordt vanuit het oogpunt van een existentie die verbonden is met de oergrond van alles, namelijk de substantie, God of de natuur. Het zijn twee zijden van één medaille... 4 St. 21. Deze stelling gaat over de concrete existentie gebonden aan tijd én plaats: die existentie is eindig. De geestelijke identiteit van iedere persoon is gekoppeld aan een concreet lichaam. 5 St. 22. Deze stelling gaat over de essentie van iedere singuliere, individuele mens vroeger, nu en in de toekomst: daarvan bestaat er noodzakelijk een idee in de Substantie/God/Natuur. 6 St. 23. Hoe valt deze stelling te rijmen met stelling 21? 7 St. 25-32: in het tweede deel van de Ethica, die over kenleer gaat, kwam intuïtie als kenwijze reeds even aan bod. Spinoza koos ervoor de meer grondige behandeling van de kenwijze in te lassen in het vierde deel. Dit is een begrijpelijke keuze omdat de intuïtieve kennis de toegangspoort is naar de laatste en hoogste fases van het mensengeluk.
Illustratie Keerzijde van de herdenkingspenning van 1932, omrand met de slang die in eigen staart bijt.
1 St. 21-40. Naast de moeilijkheden inzake interpretatie van dit citaat, beperk ik mij in dit verband tot Spinoza’s concept over de intuïtieve kennis (scientia intuitiva): de vaagheid ervan staat in de weg van een eenduidige interpretatie. 2 St. 23 en 23s. In St. 34s zegt Spinoza in dit verband uitdrukkelijk dat mensen hun eeuwigheid met duur verwarren... 3 Redding van Spinoza’s monisme inzake lichaam en geest: Harry Wolfson, The philosophy of Spinoza, Cambridge, 1934, stelt in deze context, dat Spinoza in feite niets anders doet dan het accepteren van een middeleeuwse opvatting over het verstand: die opvatting maakt een onderscheid tussen het aangeboren verstand (dat wat de natuur elkeen meegeeft) en het verworven verstand (dat wat aangeleerd wordt). Het eerste gaat bij de dood niet verloren, het tweede wèl. 4 De positie die Spinoza inneemt t.a.v. de onsterfelijkheid wordt, als reeds aangegeven, door vele commentatoren beschouwd als een tegenspraak met zijn monisme inzake lichaam en geest.
1 De intuïtieve kennis is een bron van veel adequate kennis, hoewel Spinoza zegt dat hij er zelf maar weinig voorbeelden van beleefde... 2 Vast staat, dat intuïtieve kennis van fundamenteel belang is in zijn levensleer, meer bepaald, het in de persoonlijkheid geïntegreerde en dus constant aanwezige intuïtieve inzicht dat er een band bestaat tussen ALLE DINGEN, ONSZELF EN DE SUBSTANTIE.
Illustraties Boven: genieten van J.S. Bach. Onder: oosterse meditatie.
1 Blijdschap is een primair affect. Het is hierop dat het eerste primair affect, onze conatus, zich voortdurend richt. Ook op negatieve wijze door het weg- en onderdrukken van het derde primair affect, het verdriet. 2 Ook omwille van deze opvattingen wordt Spinoza wel eens de ‘filosoof van de blijheid’ genoemd. Dit is niet helemaal onjuist, maar een overbelichting van een aspect van zijn biosofie. 3 Het verminderen van passies is voor Spinoza ook altijd een evolutie van een kleinere volmaaktheid naar een grotere.
Illustratie Blijdschap-kosmische verbondenheid.
1 St. 41. Deze stelling richt zich tot wijzen die zich zorgen maken over de ‘onwetenden’, Spinoza’s ignari: ook al hebben die geen deel aan zijn filosofie, de basismoraal van deel 4, de actieve deugden die uit de mankracht of zielssterkte (fortitudo) voortspruit die blijven gelden. Vroomheid is in deze stelling te begrijpen als goed staatsburgerschap. 2 St. 42. Deze stelling keert de religieuze deugdmoraal om: religieuze deugden beoefenen leidt niet tot ‘hemelgeluk’. 3 St .42.Beatitudo is een oud begrip dat via het christendom werd verspreid. Het kan seculier worden begrepen als een vorm van ‘goed gevoel’ naar lichaam en geest. .In de inleiding tot het vijfde deel spreekt Spinoza over gelukzaligheid als de’ vrijheid’ van de geest’ (mentis libertas). Illustratie Bronzen beeldje van Spinoza in kamerjas (mij onbekende beeldhouwer).
1 St. 32 cor. De scientia intuitiva is de toegangspoort tot de Substantie/God/Natuur. 2 De Intellectuele Liefde tot God (ILG) is niet vergelijkbaar met de religieuze affectie tot een transcendente God, die zich verwerkelijkt door religieuze gehoorzaamheid en rituelen. De ILG speelt zich af in het verstand, is een statische bewustzijnstoestand van eigen verbondenheid met de totale Natuur/God/de Substantie.
Illustratie Aangepaste traditionele symbolische voorstelling van God. In de transcendente Godsopvatting bevat de driehoek een oog. In de immanente niet.
Model van deel 5, de (lastige) weg naar gelukzaligheid (beatitudo).
Determinatie betekent niet ‘voor-bestemming (predestinatie)’. Determinatie heeft ook niets gemeen met het ‘blinde lot’ het fatum van de oude Romeinen.
Illustratie Mensen zijn gedetermineerd, maar zijn zich niet bewust van de draadjes en de natuurwetten die hen bewegen.
1 In de laatste paragraaf van zijn hoofdwerk beweert Spinoza dat iedereen de weg naar het geluk, zoals hij die uitstippelde, kan bereiken, maar dat het een steile en moeilijke weg is. 2 De zin is een aanpassing van een uitspraak van de Romeinse redenaar Marcus Tullius Cicero: Omnia praeclara rara (in De Officiis). 3 ‘Ongemeen’ = zeldzaam.
Illustratie Fragment van het zogeheten ‘Opera-portret’: de portretgravure werd toegevoegd aan de Opera Posthuma met een tekst in het Latijn, aan De Nagelate Schriften met een tekst in het Nederlands.