Een geleerde tijdgenote van Spinoza Zij die vertrouwd zijn met de biografie van Spinoza zal het misschien verwonderen dat ik op deze website een 17de-eeuwse vrouw voor het voetlicht breng, want zij weten dat rondom Spinoza vooral mannen de dienst uitmaakten, zoals sommige van zijn tijdgenoten ook al vaststelden. Zij die Spinoza’s Politiek traktaat lazen, hebben zeker onthouden dat vrouwen in zijn politieke grammatica geen rol te vervullen hebben (1).
Hoe geniaal en revolutionair Spinoza ook mag zijn geweest en hoe strijdvaardig hij zich in zijn geschriften ook opstelt tegen religieuze en filosofische vooroordelen, de ‘Filosoof van Amsterdam’ kwam er niet toe om zich te verheffen boven de algemeen aanvaarde vooroordelen over vrouwen in de 17de eeuw. Het blijft een vlek op zijn blazoen, een vlek die vooral in het huidige tijdsklimaat door vrouwelijke Spinoza-lezers wordt ervaren als een grof tekort. Maar zie, een recente publicatie geeft mij de gelegenheid om Spinoza’s blik op vrouwen in vraag te stellen door de schijnwerper te richten op een uitzonderlijke vrouw uit zijn tijd, een savante Dame die hem, om meer dan één reden, niet onbekend kan zijn geweest. Het betreft: Anna Maria van Schurman (1607- 1678) die met haar Verhandeling over de aanleg van vrouwen voor de wetenschap participeerde aan een gender-debat dat ook al in haar tijd actueel was (2).
Het traktaat werd uitgegeven onder druk van omstandigheden in 1641 maar het thema was al eerder een belangrijk aandachtspunt in haar leven en werken, zoals blijkt uit het Latijns Lofdicht dat ze publiceerde ter gelegenheid van de stichting van de Universiteit van Utrecht (1636) en eveneens uit de brieven die ze schreef tussen 1632 tot 1638 en die deze nieuwe vertaling afsluiten. Vooraleer ik het zal hebben over de inhoud van het voorliggend boek wil ik eraan herinneren, dat Aristoteles (4de E v.C.), die tot in de 17de eeuw de scholastiek onderbouwde, van mening was dat de vrouw de mindere van de man was. Maar het staat buiten kijf dat de belangrijkste generator van vooroordelen over vrouwen in onze judeo-christelijke cultuur, vroeger én nu, de Bijbel is. Over de schepping van de mens bestaan in het Bijbelboek Genesis twee scheppingsverhalen (3) waarvan één medeverantwoordelijk is voor het feite dat de vrouw tot op onze dagen nog steeds wordt beschouwd als le deuxième sexe (Simone de Beauvoir).
Dat heeft vanzelfsprekend niet belet dat in de loop der eeuwen in onze christelijke beschaving aan weerszijden van de Atlantische Oceaan tal van vrouwen erin geslaagd zijn om de gender-vooroordelen van hun tijd te overwinnen en tot buitengewone prestaties kwamen. De Nederlandse Anna Maria van Schurman, van Vlaams-Duitse komaf, is er een uitmuntend voorbeeld van: een mannelijke tijdgenoot noemde haar in het boek een ‘onsterfelijk sierraad onder de vrouwen’ (blz. 59). Een feministe avant la lettre ? Zo titelt Angela Roothaan haar inleidend essay (bijna de helft van het boek) dat de lezer voorbereidt op de lectuur van Anna Maria van Schurmans Verhandeling, die nu in een herwerkte vertaling van Renée ter Haar voorligt. Die inleiding bestaat uit zes onderdelen. 1 In het eerste wordt Anna Maria’s biografie onder de loep gelegd. Zij werd in 1607 geboren in Keulen. Haar vader Frederik van Schurman stamde uit een rijke Antwerpse familie die de hervorming was toegedaan en, net als de familie van P.P. Rubens, de wijk had genomen naar Keulen om de religieuze onverdraagzaamheid in de Spaanse Nederlanden te ontvluchten. Hij huwde er met Eva von Harff, een adellijke dame. Anna Maria was hun eerste kind. Zij genoot in de schoot van haar gezin een uitstekende opvoeding waarin theologie en religie een voorname plek hadden. Vanuit Duitsland verhuisde het gezin ca. 1623 naar Utrecht en tien jaar later naar het Friese Franeker. Na heel wat omzwervingen vestigde van Schurman zich ten slotte wederom in Friesland, namelijk in Wieuwerd, waar ze in 1678 overleed. Van Schurman bleef ongehuwd en was voldoende rijk om huispersoneel te kunnen betalen zodat ze onbezorgd en in alle vrijheid haar leven kon vullen met piëteit, kunst en studie. Ze beschikte over een grote intelligentie. Door autodidactische studie bekwaamde ze zich in wiskunde, in astronomie, in geografie en stond bekend als taalwonder: ze leerde 14 talen, waaronder Latijn, Grieks, Hebreeuws, Syriac (Aramees) en Ethiopisch... talen die haar in staat stelden om de grondteksten van de Bijbel in originele versie te lezen. Bovendien beschikte ze ook over rijke muzische begaafdheden en uiterst vaardige handen: ze boetseerde in was, muntte uit in teken- en schilderkunst, in graveerkunst (ook op glas!), in muziek, in borduurkunst... Wetenschap en kunst vulden haar leven, maar piëteit (praktische vroomheid) stond in haar leven en werken altijd voorop. Zoals talloze Europeanen was ze begeesterd door de piëtistische religiositeit die in Europa veel mensen aansprak mede uit onvrede met de geïnstitutionaliseerde religie. Die belangstelling bracht haar in het vaarwater van Gijsbert Voet (1598-1676), in Utrecht haar buurman en een notoir tegenstander van Descartes. Hij was een voorman van een piëtistische vroomheidsbeweging die men toen ‘de Nadere Hervorming’ noemde en die in de eerste helft van de 17de eeuw veel aanhangers had, o.a. ook van Schurman. Op latere leeftijd zette Anna Maria voor haar spiritualiteit een belangrijke stap: ze sloot zich aan bij de Labadisten, een piëtistische sekte, gesticht door Jean de Labadie, voormalig jezuïet. Die sekte werd niet graag gezien en opgejaagd. Uiteindelijk strandden de Labadisten in het Friese Wieuwerd, laatste woonplek van van Schurman. Van Schurman correspondeerde over geleerde kwesties met tal van geleerden in binnen- en buitenland. Haar adelbrieven vergemakkelijkten contacten met ontwikkelde hoogadellijke dames als Elisabeth van de Palts (dochter van de ‘Winterkoning’), de zuster van de Engelse koning Karel I, diens echtgenote. Van Schurmans faam was zo groot, dat ze te haren huize werd bezocht door tal van Europese geleerden en zelfs enkele koninginnen over de vloer kreeg. 2 Een tweede onderdeel van de Inleiding behandelt het thema Wetenschap en geloof als levenshoudingen. De 17de eeuw is een eeuw van grote maatschappelijke en wetenschappelijke veranderingen. Ook de sociale positie van de vrouw wordt in die eeuw nadrukkelijker aan de orde gesteld: de Verhandeling van van Schurman is er een schitterend voorbeeld van. Zij schreef haar traktaat kennelijk vanuit haar authentieke overtuiging dat de aanleg van vrouwen en mannen voor het bedrijven van wetenschap even geschikt is, hoewel ze die visie op latere leeftijd explicieter vertolkte. Hoewel sommige tijdgenoten en ook latere lezers bij de oudere Anna Maria een wijziging in haar houding over wetenschapsbeoefening meenden te zien, is het voor Angela Roothaan duidelijk dat die onveranderd bleef: hoewel de rede van de wetenschap in strijd lijkt met het gevoel van het geloof, is het uitgangspunt en de basishouding altijd geweest dat wetenschap wordt bedreven uit vroomheidsoverwegingen, want wetenschappelijke kennis brengt mensen nader tot God. Eer en beroemdheid die met de studie van wetenschap kan gepaard gaan, beschouwde ze zeer uitdrukkelijk als bijkomstig. 3 In het derde deel van de inleiding gaat het over van Schurmans ‘logisch’ pleidooi voor vrouwen in de wetenschap. Zij koos ervoor om haar Verhandeling in het Latijn te schrijven in de vorm van een academische disputatio. Daartoe had ze goede redenen. Ze wilde zich uitdrukkelijk richten tot de gender-bevooroordeelde academici die ze met haar geschrift hoopte te overtuigen. Door die vormkeuze bewees ze ook meteen in de feiten dat ze als ongebonden en zelfstandige geleerde vrouw de evenknie was van die academische ‘disputeurs’. 4 Het onderwerp van het vierde onderdeel is de Visie van tijdgenoten in Europa: van deugd naar recht. Zoals eerder gezegd, is in de 17de eeuw de ‘vrouwenproblematiek’ een belangrijk aandachtspunt. Men schat dat in die eeuw ongeveer een paar honderd publicaties aan dat thema werden gewijd. Van Beverwijck en van Schurman fundeerden hun emancipatorisch betoog voor de vrouw op de traditionele deugdenleer. Marie de Gournay (1565-1645) daarentegen zal in haar geschriften het recht op gelijkheid tussen man en vrouw poneren en er de redelijkheid van beklemtonen. In de loop van de 17de eeuw wordt o.i.v. het om zich heen grijpende cartesianisme afscheid genomen van de scholastiek en daarmee ook van Aristoteles’ deugdenleer, die stelde dat deugden verankerd zijn in maatschappelijke contexten: voor hem was die context de Griekse polis en allereerst mannelijke deugden die er dienstig voor waren. De cartesiaanse omwenteling die omstreeks 1650 de bovenhand kreeg, impliceerde ook een nieuwe deugdenleer die het pad bereidde naar een juridisering en politisering van de gender-strijd. 5 Het vijfde deel van de inleiding gaat over de Geschiedenis van het vergeten. De 17de-eeuwse feministen raakten al in de 18de eeuw vergeten, zoals dat overigens met veel filosofen (vaak zeer terecht) het geval is. In de tijd van de Verlichting werd evenwel een stap vooruitgezet: de gender-problematiek werd een topic in recht en politiek. In dit verband worden o.a. Mary Wollstonecraft (1759-1797) genoemd. Maar het duurde nog tot in het begin van de 20ste eeuw vooraleer vrouwen praktische resultaten behaalden, meer bepaald inzake vrouwenstemrecht. Tot in onze dagen blijft de gelijkstelling van man en vrouw wereldwijd een aandachtspunt. Roothaan besluit haar lange (soms wat repetitieve) Inleiding in een zesde onderdeel met het thema Vrouwen in de wetenschap - toen en nu. De lezer verneemt o.a. dat van Schurman met haar Verhandeling niet direct de bedoeling had om voor vrouwen het recht op te eisen om toegelaten te worden tot het hoger onderwijs. Bovendien keert ze zich met haar argumenten op onrechtstreekse wijze tegen de bestaande vooroordelen. Ook kan het, aldus Roothaan, als een begrenzing worden bekeken dat ze haar emancipatie-visie beperkt tot de familiale kring. Dat belet niet dat de schrijfster bepaalde ideeën van van Schurman bevestigd ziet door Amerikaanse gender-onderzoekers uit de vorige eeuw. De Inleiding, voorzien van noten, wordt besloten met een korte bibliografie die de nieuwsgierige lezer in staat stelt om dieper te graven. Die lezer zal onderhand ook hebben begrepen, dat de vraag die aan het begin van de inleiding werd gesteld, namelijk of Anna Maria van Schurman een feministe avant la lettre was, (impliciet) positief werd beantwoord. Ze was wel degelijk een feministe, een existentieel-authentieke nog wel, maar een feministe die moet worden gesitueerd in de context van haar eigen tijd en begrepen in het kader van haar eigen uitzonderlijke levensloop. Een Verhandeling op de wijze van de filosoof (more philosophico) De Verhandeling beslaat in het boekje slechts 18 pagina’s, ingeleid door een brief van Johan van Beverwijck en een korte niet ondertekende tekst (een brief van Rivet?) (4).
Veelzeggend: twee geleerde heren die hun ‘gender-zegen’ geven aan de publicatie van een geleerde vrouw... De Verhandeling werd, als gezegd, gegoten in de format van een disputatio, een scholastiek filosofisch genre dat in de 17de eeuw nog door conservatieve academici werd gebruikt. Om de lezer te helpen bij de lectuur van de logisch-gearticuleerde redenering van het traktaat kan inzicht in de structuur ervan nuttig zijn. Anna Maria poneert: Het beoefenen van de wetenschap is geschikt voor een christelijke vrouw. Aan de hand van Aristoteles’ logica construeert van Schurman een filosofische redenering die bestaat uit een samenstel van syllogismen, een concatenatio zou Spinoza zeggen, gebaseerd op de logische figuur BARBARA (5).
De minor en de major van de syllogismen worden ‘bewezen’ aan de hand van zowel ervaringsgegevens, het gezond verstand en, jawel hoor, het magister dixit-principe, de filosofische heilige koe van de scholastiek die in de 17de eeuw in academia (en aldaar tot op heden in de humane wetenschappen) als bron van waarheid en wijsheid werd geaccepteerd. Van Schurman presenteert vijftien bewijzen en formuleert, zoals het formeel hoorde, vijf objecties en een advies (consectarium). De vraag of haar aanpak en bewijsvoering haar geleerde tijdgenoten kon overtuigen, is twijfelachtig maar van minder belang. Van blijvende waarde is dat zij weerwerk bood tegen de gender-vooroordelen van haar tijd en dat deed in een geleerd betoog dat haar doelgroep dwong tot lezen en analyse. Van Schurman verwierf zich daardoor een plek in de geschiedenis van de vrouwenbeweging. Samensteller Jacob Bouwman besluit het boek met drie brieven van Anna Maria van Schurman. Het zijn brieven die ze richtte aan de theoloog André Rivet, die we al eerder vermeld hebben. Haar brieven én de antwoorden van Rivet, die in die tijd begaan was met de positie van de vrouw in de gereformeerde kerk, handelen ook over vrouweneducatie. De literaire toon en stijl van Anna Maria’s brieven gunnen ons, na de lectuur van de ‘strenge’ Verhandeling, een aanvullende blik op de persoonlijkheid van de auteur. Een woordje over de vertaling. Het wat hoekig Latijn van Anna Maria’s Verhandeling werd door Renée ter Haar omgezet in vlot leesbaar Nederlands. Zij vertelt ons evenwel niet welke grondtekst ze voor haar vertaling gebruikte. Vermoedelijk was dat de tekst van de eerste editie van 1641. De laatste editie van de Verhandeling, bij leven van van Schurman verschenen en zeker door haar gesuperviseerd, staat te lezen in de derde editie van de Opuscula die dateert van 1652 (zie foto). De titelpagina van die editie vermeldt dat het een vermeerderde (auctior) en verbeterde (emendatior) betreft. Als er geen kritische editie van een tekst voorhanden is, dan is het (meestal) verkieslijker om de tekst te gebruiken van de laatste druk die de auteur onder ogen had. Tot slot: ik wens dit boekje in handen van velen. Voor lezers met algemeen historische belangstelling is het een uitstekende inleiding tot het leven van Anna Maria van Schurman, een uitzonderlijke Dame uit de zo rijke en boeiende 17de eeuw. Wie interesse heeft voor gender-problematiek vindt in deze publicatie stof om die belangstelling in historisch perspectief te zetten. En bewonderaars van Spinoza beveel ik de lectuur van deze publicatie nadrukkelijk aan: het kan een aansporing zijn om het oordeel van de Meester inzake vrouwen en politiek naast zich neer te leggen. Tolle, lege! |
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |