CAPUT 8
1 Huc usque de imperio monarchico. Qua autem ratione aristocraticum instituendum sit, ut permanere possit, hic jam dicemus. Aristocraticum imperium illud esse diximus, quod non unus, sed quidam ex multitudine selecti tenent, quos imposterum patricios appellabimus. Dico expresse, quod quidam selecti tenent. Nam haec praecipua est differentia inter hoc, et democraticum imperium, quod scilicet in imperio aristocratico gubernandi jus a sola electione pendeat: in democratico autem maxime a jure quodam innato, vel fortuna adepto (ut suo loco dicemus), atque adeo, tametsi imperii alicujus integra multitudo in numerum patriciorum recipiatur, modo illud jus haereditarium non sit, nec lege aliqua communi ad alios descendat, imperium tamen aristocraticorum omnino erit, quandoquidem nulli, nisi expresse electi, in numerum patriciorum recipiuntur. At si hi duo tantummodo fuerint, alter altero potior esse conabitur, et imperium facile, ob nimiam uniuscujusque potentiam, in duas partes dividetur, et in tres, aut quatuor, aut quinque, si tres, aut quatuor, aut quinque id tenuerint: sed partes eo debiliores erunt, quo in plures ipsum imperium delatum fuerit: ex quo sequitur, in imperio aristocratico, ut stabile sit, ad minimum patriciorum numerum determinandum, necessario habendam esse rationem magnitudinis ipsius imperii. |
HOOFDSTUK 8
1 Tot hier over de monarchie. Nu zullen we het hebben over de wijze waarop een aristocratisch bewind moet worden ingesteld om te blijven bestaan. We hebben een aristocratisch staatsbestel, een bestel genoemd, dat niet in handen is van één enkele persoon maar van meerderen die worden geselecteerd uit de volksmassa. We zullen hen voortaan patriciërs noemen. Ik zeg uitdrukkelijk dat er meerderen zijn die worden geselecteerd. Want het belangrijkste onderscheid tussen een aristocratie en een democratie bestaat er namelijk in, dat in een aristocratie het recht om te besturen uitsluitend bepaald wordt door selectie. In een democratie evenwel wordt het in de hoogste mate bepaald door een soort aangeboren recht of een recht verworven door geluk (we zullen dit op de gepaste plek uitleggen). Bijgevolg: zelfs als in een staat de totale volksmassa in de rangen van de aristocratie wordt opgenomen en dit recht niet erfelijk is en evenmin door een algemene wet aan anderen wordt overgedragen, dan zal het nog steeds een aristocratisch bestel zijn, gezien niemand in de rangen van de aristocratie wordt opgenomen als die niet uitdrukkelijk werd geselecteerd. In het geval er slechts twee zijn, dan zal de ene machtiger proberen te worden dan de andere en zal de staat, door de al te grote macht van ieder, makkelijk in twee delen worden verdeeld, of in drie, of in vier of in vijf, als er drie, vier of vijf de touwtjes in handen hebben. De delen zullen des te zwakker zijn naarmate het staatsgezag aan meer dan één persoon wordt overgedragen. Daaruit volgt dus dat in een aristocratisch regime, wil het stabiel zijn, een minimum aantal patriciërs moet worden aangeduid en wel in verhouding tot de omvang van de staat zelf. |
2 Ponatur itaque pro mediocris imperii magnitudine satis esse, ut censum optimi viri dentur, in quos summa imperii potestas delata sit, et quibus consequenter jus competat collegas patricios eligendi, quando eorum aliqus vita excessit. Hi sane omni modo conabuntur, ut eorum liberi, vel qui iis sanguine proximi sunt, sibi succedant: unde fiet, ut summa imperii potestas semper penes eos erit, quos fortuna patriciis liberos, aut consanguineos dedit, et quia ex centum hominibus, qui fortunae causa ad honores ascendunt, vix tres reperiuntur, qui arte, et consilio pollent, vigentque, fiet ergo, ut imperii potestas non penes centum, sed penes duos tantummodo, aut tres sit, qui animi virtute pollent, quidque facile omnia ad se trahere, et unusquisque more humanae cupidinis viam ad monarchiam sternere poterit: atque adeo, si recte calculum ineamus, necesse est, ut summa potestas imperii, cujus magnitudinis ratio centum optimatum ad minimum exigit, in quinquies mille ad minimum patricios deferatur. Hac enim ratione nunquam deërit, quin centum reperiantur animi virtute excellentes, posito scilicet, quod ex quinquaginta, qui honores ambiunt, eosque adipiscuntur, unus semper reperiatur optimis non inferior, praeter alios, qui optimorum virtutes aemulantur, quique propterea digni etiam sunt, qui regant.
|
2 Stel dat voor een staatsbestel van gemiddelde omvang het volstaat te beschikken over een honderdtal van de beste burgers aan wie de hoogste macht van de staat wordt overgedragen en aan wie derhalve het recht toevalt om de patriciërs als collega’s te verkiezen wanneer iemand van hen overlijdt. Die zullen zeker uit alle macht proberen dat hun kinderen of hun meest naaste bloedverwanten hen opvolgen. Dat brengt met zich mee dat de hoogste macht van de staat altijd berust in handen van lui die het lot begunstigde met kinderen of bloedverwanten. Het is zo, dat uit honderd mensen die zo fortuinlijk zijn om op te klimmen tot een ere-ambt er nauwelijks drie worden gevonden die uitblinken in ontwikkeling en daadkracht. Zo komt het dan dat de macht van de staat niet in handen is van honderd maar van drie, die talentvol zijn, wat het makkelijk maakt alles naar zich toe te trekken en iedereen, uit menselijke hebzucht, de weg kan inslaan naar alleenheerschappij. Het is bijgevolg nodig, als we goed rekenen, dat de hoogste staatsmacht waarvan de omvang ten minste honderd van de beste burgers vereist, op minstens vijfduizend patriciërs wordt overgedragen. Op die wijze zal het nooit onmogelijk zijn honderd mensen te vinden die uitblinken in talent, gesteld evenwel dat er van diegenen die ere-ambten ambiëren en ook bekomen, er altijd één zal worden gevonden die niet voor de besten hoeft onder te doen. Dan zijn er nog de anderen die proberen om de kwaliteiten van de besten te evenaren, zodat ze daarom ook waardig zijn om te besturen.
|
3 Solent frequentius patricii cives esse unius urbis, quae caput totius imperii est, ita ut civitas, sive respublica ex eadem habeat vocabulum, ut olim romana, hodie veneta, genuensis, etc. At Hollandorum respublica nomen ex integra provincia habet, ex quo oritur, ut hujus imperii subditi majori libertate gaudeant. Jam antequam fundamenta, quibus hoc imperium aristocraticum niti debet, determinare possimus, notanda est differentia inter imperium, quod in unum, et inter id, quod in satis magnum concilium transfertur, quae sane permagna est. Nam primo unius hominis potentia integro imperio sustinendo (ut art. 5 cap. 6 diximus) longe impar est, quod sine manifesto aliquo absurdo de concilio satis magno enunciare nemo potest: qui enim concilium satis magnum esse affirmat, simul negat idem imperio sustinendo esse impar. Rex igitur consiliariis omnino indiget, concilium autem hujusmodi minime. Deinde reges mortales sunt, concilia contra aeterna: atque adeo imperii potentia, quae semel in concilium satis magnum translata est, nunquam ad multitudinem redit, quod in imperio monarchico locum non habet, ut art. 25 cap. praec. ostendimus. Tertio regis imperium vel ob ejus pueritiam, aegritudinem, senectutem, vel aliis de causis saepe precarium est; hujusmodi autem concilii potentia econtra una, eademque semper manet. Quarto unius hominis voluntas varia admodum, et inconstans est: et hac de causa imperii monarchici omne quidem jus est regis explicata voluntas (ut in art. 1 cap. praec. diximus): at non omnis regis voluntas jus esse debet, quod de voluntate concilii satis magni dici nequit. Nam quandoquidem ipsum concilium (ut modo ostendimus) nullis consiliariis indiget, debet necessario omnis ejus explicata voluntas jus esse. Ac proinde concludimus, imperium, quod in concilium satis magnum transfertur, absolutum esse, vel ad absolutum maxime accedere. Nam si quod imperium absolutum datur, illud revera est, quod integra multitudo tenet.
|
3 Het komt veel voor dat patriciërs burgers zijn van een stad die hoofdstad is van de staat. Dat brengt mee dat de staatsgemeenschap of de republiek daarnaar wordt vernoemd, zoals eertijds de Romeinse of heden ten dage de Venetiaanse, de Genuese enz. De Hollandse Republiek draagt evenwel de naam van de hele provincie waardoor de onderdanen van die staat een grotere vrijheid genieten. Eer we de fundamenten kunnen bepalen waarop een aristocratisch staatsbestel moet rusten, moet het verschil worden vermeld tussen een staat die aan één persoon wordt overgedragen en een die aan een voldoende grote raad wordt toevertrouwd, iets wat uitermate belangrijk is. Vooreerst: de mogelijkheden van één enkele persoon zijn veruit onvoldoende om het volledig bestuur van de staat waar te nemen (zoals we zegden in art. 5 hfst. 6). Niemand kan dat beweren over een voldoende grote raad; dat is manifest onzinnig. Wie beweert dat een raad voldoende groot is, ontkent meteen ook dat die raad niet in staat zou zijn om het staatsbestel te torsen. De koning kan het helemaal niet stellen zonder raadgevers, een dergelijke raad kan het zeker wel. Ten tweede: koningen zijn sterfelijk, de raad is eeuwig. Daarom is het zo dat de macht van de staat die eenmaal aan een voldoende grote raad werd overgedragen, nooit meer weerkeert naar de volksmassa, iets wat in een monarchie niet gebeurt, zoals we in art. 25 van vorig hfst. hebben aangetoond. Ten derde: het bewind van de koning is altijd een precaire aangelegenheid, ofwel, omwille van zijn jeugdigheid, ziekte of ouderdom of andere oorzaken. De bestuursmacht van een dergelijke raad blijft altijd één en dezelfde. Ten vierde: de wil van een mens is zeer veranderlijk en onstandvastig: om die reden is in een monarchie alle recht de expliciete wil van de koning (zoals we in art 1 van vorig hfst. hebben gezegd), maar niet elke wilsuiting van de koning hoeft wet te zijn, wat van een voldoende grote raad niet kan worden gezegd. Want gezien de raad zelf geen beroep doet op raadgevers (zoals we net hebben aangetoond) moet derhalve noodzakelijk altijd zijn expliciete wil wet zijn. We besluiten daarom dat een staatsbestel, dat op een voldoende grote raad wordt overgedragen, absoluut is of het absolute benadert. Want als er een absoluut staatsgezag bestaat dan is het zeker wel een dat een hele volksmassa in handen heeft.
|
4 Attamen quatenus hoc imperium aristocraticum nunquam (ut modo ostensum) ad multitudinem redit, nec ulla in eo multitudini consultatio, sed absolute omnis ejusdem concilii voluntas jus est, debet omnino ut absolutum considerari, et consequenter ejus fundamenta sola ejusdem concilii voluntate, et judicio niti debent, non autem multitudinis vigilantia, quandoquidem ipsa tam a consiliis, quam suffragiis ferendis arcetur. Causa igitur, cur in praxi imperium absolutum non sit, nulla alia esse potest, quam quia multitudo imperantibus formidolosa est, quae propterea aliquam sibi libertatem obtinet, quam, si non expressa lege, tacite tamen sibi vindicat, obtinetque
|
4 Gezien evenwel dit aristocratisch staatsbestel nooit (als aangetoond) aan de volksmassa wordt overgedragen en deze op geen enkele wijze wordt geconsulteerd en de wil van de raad op onbeperkte wijze wet is, moet dit in zijn geheel als absoluut worden beschouwd. Bijgevolg moeten haar fundamenten uitsluitend steunen op de wil en het oordeel van die raad en niet op de waakzaamheid van de volksmassa omdat die geweerd word zowel uit de besluitvorming als uit de stemming. De reden dus waarom in de praktijk het staatsbestel niet absoluut is, kan geen andere zijn dan dat de volksmassa de heersers vrees inboezemt. Daarom behoudt die volksmassa voor zich een zekere mate van vrijheid, die weliswaar niet door de wet wordt voorzien, maar die ze niettemin stilzwijgend voor zich opeist en behoudt.
|
5 Apparet itaque hujus imperii conditionem optimam fore, si ita institutum fuerit, ut ad absolutum maxime accedat, hoc est, ut multitudo, quantum fieri potest, minus timenda sit, nullamque libertatem obtineat, nisi quae ex ipsius imperii constitutione ipsi necessario tribui debet, quaeque adeo non tam multitudinis, quam totius imperii jus sit, quod soli optimates ut suum vindicant, conservantque; hoc enim modo praxis cum theoria maxime conveniet, ut ex art. praec. patet, et per se etiam manifestum est: nam dubitare non possumus, imperium eo minus penes patricios esse, quo plura sibi plebs jura vindicat, qualia solent in inferiori Germania opificum collegia, gilden vulgo dicta, habere.
|
5 Het is dus duidelijk dat de toestand van dat staatsbestel optimaal is, als het zodanig wordt ingericht dat het maximaal een absoluut bestel benadert. Dat wil zeggen dat men dan de volksmassa, zoveel als mogelijk, minder hoeft te duchten en dat die geen andere vrijheid wordt gegeven, dan de vrijheid die noodzakelijk moet worden verleend door de constitutie van de staat zelf, wat niet zozeer het recht is van de volksmassa als wel van het hele staatsbestel en dat alleen de beste burgers als het hunne opeisen en bewaren. Op die wijze strookt de praktijk wonderwel met de theorie zoals uit het vorig art. blijkt en op zich reeds duidelijk is: de staat zal des te minder in handen zijn van de patriciërs waar het plebs voor zich meer rechten opeist, zoals in Noord-Duitsland de ambachtsverenigingen die in de volkstaal gilden worden genoemd.
|
6 Neque hinc, quod scilicet imperium in concilum absolute delatum est, ullum ab eodem insensi servitii periculum plebi metuendum. Nam concilii adeo magni voluntas non tam a libidine, quam a ratione determinari potest; quippe homines ex malo affectu diverse trahuntur, nec una veluti mente duci possunt, nisi quatenus honesta appetunt, vel saltem quae speciem honesti habent.
|
6 In het geval dat een staat zonder enige beperking werd overgedragen aan een raad hoeft daardoor het plebs niet per se beducht te zijn voor een onredelijke verknechting. Van een voldoende grote raad kan immers de wil niet zozeer door begeerte worden bepaald dan wel door rede. Mensen worden immers door slechte affecten verschillende richtingen uitgejaagd en slagen er niet in zich eendrachtig op te stellen, tenzij ze eerbare objectieven nastreven of tenminste objectieven die een schijn van eerbaarheid hebben.
|
7 In determinandis igitur imperii aristocratici fundamentis apprime observamdum est, ut eadem sola voluntate, et potentia supremi ejusdem concilii nitantur, ita ut ipsum concilium, quantum fieri potest, sui juris sit, nullumque a multitudine periculum habeat. Ad haec fundamenta, quae scilicet sola supremi concilii voluntate, et potentia nitantur, determimandum, fundamenta pacis, quae imperii monarchici propria, et ab hoc imperio aliena sunt, videamus. Nam si his alia aequipollentia fundamenta imperio aristocratico idonea substituerimus, et reliqua, ut jam jacta sunt, reliquerimus, omnes absque dubio seditiomum causae sublatae erunt, vel saltem hoc imperium non minus securum, quam monarchicum, sed contra eo magis securum, et ipsius conditio eo melior erit, quo magis quam monarchicum absque pacis, et libertatis detrimento (vide art. 3 et 6 hujus cap.) ad absolutum accedit; nam quo jus summae potestatis majus est, eo imperii forma cum rationis dictamine magis convenit (per art. 5 cap. 3), et consequenter paci, et libertati conservandae aptior est. Percurramus igitur, quae cap. 6. art. 9 diximus, ut illa, quae ab hoc aliena sunt, rejiciamus, et quae ei congrua sunt, videamus.
|
7 Dus, bij het bepalen van de fundamenten van een aristocratisch staatsbestel moet er eerst en vooral op worden toegezien dat die uitsluitend steunen op de wil en de macht van die hoge raad en wel op die wijze dat die raad, zoveel als mogelijk, autonoom is en geen gevaar van de volksmassa hoeft te duchten. Om die fundamenten te bepalen, die uitsluitend gesteund zijn op de wil en de macht van die hoge raad, bekijken wij de fundamenten van de vrede, die typisch zijn voor een monarchaal bestel en die welke voor dit staatsbestel niet deugen. Want als we die zullen vervangen door andere gelijkaardige fundamenten, geschikt voor een aristocratie en de overige die reeds bestaan overeind laten, dan zullen, zonder twijfel alle oorzaken tot oproer weggenomen zijn en zal die staat niet minder veilig zijn dan een monarchie, wel integendeel, veiliger. Haar toestand zal des te gunstiger zijn als ze meer dan een monarchie tendeert naar het absolute zonder nadeel voor vrede en vrijheid (zie art.3 en 6 van dit hfst.). Want hoe groter het recht is van het hoogste gezagsorgaan, hoe meer de vorm van het staatsbestel overeenkomt met het voorschrift van de rede (zie art.5 hfst. 3) en is het bijgevolg geschikter om vrede en vrijheid te bewaren. Laten we dus dat wat we hebben gezegd in hfst. 6 art. 9 nog eens doornemen en verwerpen wat niet van pas komt en laten we kijken naar wat ermee in overeenstemming is.
|
8 Quod primo necesse sit, urbem unam, aut plures condere, et munire, nemo dubitare potest. Sed illa praecipue munienda est, quae totius imperii est caput, et praeterea illae, quae in limitibus imperii sunt. Illa enim, quae totius imperii caput est, jusque summum habet, omnibus potentior esse debet. Caeterum in hoc imperio superfluum omnino est, ut incolae omnes in familias dividantur.
|
8 Niemand twijfelt eraan dat eerst en vooral een of meer steden moeten worden gesticht. Vooral de stad die de hoofdstad is van de hele staat moet worden versterkt en vervolgens ook de steden die gelegen zijn in het grensgebied van de staat. De stad die fungeert als hoofdstad van de hele staat en het hoogste recht bezit, moet van alle steden de machtigste zijn. Verder is het in dit type van staatsbestel volkomen overbodig om de bewoners in families in te delen.
|
9 Ad militiam quod attinet, quoniam in hoc imperio non inter omnes, sed tantum inter patricios aequalitas quaerenda est, et praecipue patriciorum potentia major est, quam plebis, certum est, ad leges, seu jura fundamentalia hujus imperii non pertinere, ut militia ex (n)ullis aliis, quam ex subditis, formetur. Sed hoc apprime necesse est, ut nullus in patriciorum numerum recipiatur, nisi qui artem militarem recte noverit. Subditos autem extra militiam esse, ut quidam volunt, inscitia sane est. Nam praeterquam quod militiae stipendium, quod subditis solvitur, in ipso regno manet, cum contra id, quod militi extraneo solvitur, omne pereat accedit, quod maximum imperii robur debilitaretur. Nam certum est, illos singulari animi virtute certare, qui pro aris, et focis certant. Unde etiam apparet, illos etiam non minus errare, qui belli duces, tribunos, centuriones etc. ex solis patriciis eligendos statuunt. Nam qua virtute ii milites certabunt, quibus omnis gloriae, et honores adipiscendi spes adimitur. Verum contra legem stabilire, ne patriciis militem extraneum liceat conducere, quando res postulat, vel ad sui defensionem, et seditiones coërcendas, vel ob alias quascunque causas, praeterquam quod inconsultum est, repugnaret etiam summo patriciorum juri, de quo vide art. 3, 4 et 5. hujus cap. Caeterum unius exercitus, vel totius militiae dux in bello tantummodo, et ex solis patriciis eligendus, qui annum ad summum imperium habeat nec continuari in imperio, nec postea eligi possit; quod jus cum in monarchico, tum maxime in hoc imperio necessarium est. Nam, quamvis multo facilius, ut supra jam diximus, imperium ex uno in alium, quam ex libero concilio in unum hominem transferri possit, fit tamen saepe, ut patricii a suis ducibus opprimantur, idque multo majori reipublicae damno; quippe quando monarcha e medio tollitur, non imperii, sed tantummodo tyranni mutatio fit. At in imperio aristocratico fieri id nequit absque eversione imperii, et maximorum virorum clade. Cujus rei funestissima exempla Roma dedit. Caeterum ratio, cur in imperio monarchico diximus, quod militia sine stipendio servire debeat, locum in hujusmodi imperio non habet. Nam, quandoquidem subditi tam a consiliis, quam suffragiis ferendis arcentur, perinde ac peregrini censendi sunt, qui propterea non iniquiore conditione, ac peregrini, ad militandum conducendi sunt. Neque hic periculum est, ut a concilio prae reliquis agnoscantur. Quinimo ne unusquisque suorum factorum iniquus, ut fit, aestimator sit, consultius est, ut patricii certum praemium militibus pro servitio decernant.
|
9 Wat het leger betreft: gezien er in dat type van staat niet moet worden gestreefd naar de gelijkheid van allen, maar uitsluitend naar de gelijkheid van de patriciërs en dat de macht van patriciërs veel groter is dan die van het plebs, is het zeker dat het niet tot de wetten of het fundamenteel recht van een dergelijke staat behoort, dat militairen uit geen andere dan uit ingezetenen worden gerekruteerd. Eerst en vooral is het noodzakelijk dat niemand in de rangen van de patriciërs wordt opgenomen als die niet behoorlijk op de hoogte is van het militair bedrijf. Dat ingezetenen uit het leger moeten worden geweerd, als sommigen voorstaan, is pure onzin. Want behalve dat de soldij aan ingezetenen wordt betaald en zo binnen de landsgrenzen blijft, terwijl daarentegen al wat aan buitenlandse militairen wordt uitbetaald totaal verloren gaat, komt daar nog bovenop dat de kracht van de staat wordt ondermijnd omdat het vaststaat dat zij die voor eigen altaar en haard vechten met bijzonder veel moed strijden. Daaruit blijkt verder dat niet minder dwalen, zij die besluiten om generaals, kolonels, kapiteins enz. alleen uit de rangen van patriciërs aan te stellen. Want welke strijdlust kan men verwachten van militairen aan wie hoop op alle glorie en eer wordt ontnomen? Een wet aanvaarden die patriciërs belet om buitenlandse troepen te lichten wanneer de toestand dat vereist om zichzelf te verdedigen, om opstanden de kop in te drukken of om nog andere redenen is onverstandig en zelfs in strijd met het hoogste recht van de patriciërs (zie hierover art. 3, 4 en 5 van dit hfst.). Verder moet de aanvoerder van een regiment of de bevelhebber van het hele leger in oorlogstijd uitsluitend uit patriciërs worden verkozen: hij behoudt slechts voor één jaar het opperbevel, kan niet in zijn bevelhebberschap worden bevestigd en nadien niet meer worden verkozen. Dat is een rechtsregel die allernoodzakelijkst is in een monarchie en nog meer in een dergelijke staat. De staat kan makkelijker, zoals we boven al stelden, van één persoon aan een andere worden overgedragen dan aan één persoon na vrij overleg. Toch gebeurt het vaak dat patriciërs door hun generaals worden onderdrukt en dit met een nog groter nadeel voor de republiek. Wordt een monarch uitgeschakeld, dan verandert niet het bestel maar wel de alleenheerser. In een aristocratie kan dat niet gebeuren zonder het ineenstorten van de staat en de ondergang van de meest vooraanstaande mannen. Daarvan kent Rome de meest funeste voorbeelden. De andere reden waarom we stelden dat in een monarchie militairen moeten dienen zonder soldij, geeft geen pas in dit type staatsbestel. Want gezien de burgers uitgesloten zijn, zowel van beraadslagingen als van stemmingen en dus vreemdelingen worden geacht, moeten die voor de militaire dienst in niet minder billijke condities worden gerekruteerd dan de vreemdelingen. Evenmin bestaat hier geen gevaar dat ze door de raad hoger worden geacht dan anderen. Om te voorkomen dat iemand zijn krijgsdaden onverdiend ophemelt, zoals dat nogal eens gebeurt, is het raadzamer dat de patriciërs voor militaire dienst een vaste vergoeding voorzien.
|
10 Praeterea hac etiam de causa, quod omnes praeter patricios peregrini sunt, fieri non potest absque totius imperii periculo, ut agri, et domus, et omne solum publici juris maneant, et ut incolis annuo pretio locentur. Nam subditi, qui nullam in imperio partem habent, facile omnes in adversis urbes desererent, si bona, quae possident, portare, quo vellent, liceret. Quare agri, et fundi hujus imperii subditis non locandi, sed vendendi sunt, ea tamen conditione, ut etiam ex annuo proventu partem aliquotam singulis annis numerent, etc., ut in Hollandia fit.
|
10 Om dezelfde reden dat allen behalve de patriciërs vreemdelingen zijn, kan het niet dat zonder gevaar voor de hele staat, akkers, woningen en alle gronden openbare eigendom blijven en dat die aan de bewoners op jaarbasis worden verhuurd. Want onderdanen die niet participeren aan de staat ontvluchten in tijden van tegenspoed al te makkelijk de steden
als ze naar believen hun bezit mogen brengen waarheen ze maar willen. Om die reden moeten akkers en gronden aan de ingezetenen niet worden verhuurd, maar verkocht, evenwel onder de voorwaarde dat ze ieder jaar een bepaald deel van de opbrengst afdragen, enz., zoals dat gebeurt in Holland. |
11 His consideratis, ad fundamenta, quibus supremum concilium niti, et firmari debet, pergo. Hujus concilii membra in mediocri imperio quinque circiter millia esse debere ostendimus art. 2 hujus cap., atque adeo ratio quaerenda est, qua fiat, ne paulatim ad pauciores deveniat imperium, sed contra, ut pro ratione incrementi ipsius imperii eorum augeatur numerus, deinde ut inter patricios aequalitas, quantum fieri potest, servetur, ut praeterea in conciliis celeris detur expeditio, ut communi bono consulatur, et denique ut patriciorum, seu concilii major sit, quam multitudinis, potentia, sed ita, ut nihil inde multitudo detrimenti patiatur
|
11 Nu we dit hebben overwogen ga ik verder met de fundamenten waarop de hoge raad moet steunen en worden versterkt. Het aantal leden van die raad in een staat van gemiddelde grootte moet bestaan uit ongeveer vijfduizend, zoals we hebben aangetoond in art. 2 van dit hfst. Er dient dus gezocht naar een middel dat ervoor zorgt dat de staat niet geleidelijk afglijdt naar een kleiner aantal, maar integendeel dat het aantal toeneemt naarmate de staat zelf groter wordt. Vervolgens dat de gelijkheid onder de patriciërs zoveel mogelijk bewaard blijft, dat het overleg met bekwame spoed verloopt, dat het gemeenschappelijk welzijn wordt bewaard, en verder, dat de macht van de patriciërs of van de raad, groter blijft dan die van de volksmassa, evenwel op een wijze dat die volksmassa daardoor geen nadeel ondervindt.
|
12 Ad primum autem obtinendum maxima oritur difficultas ex invidia. Sunt enim homines, ut diximus, natura hostes, ita ut, quamvis legibus copulentur, adstringanturque, retineant tamen naturam. Atque hinc fieri existimo, ut imperia democratica in aristocratica, et haec tandem in monarchica mutentur. Nam plane mihi persuadeo, pleraque aristocratica imperia democratica prius fuisse, quod scilicet quaedam multitudo novas sedes quaerens, iisque inventis, et cultis, imperandi aequale jus integra retinuit, quia nemo imperium alteri dat volens. Sed, quamvis eorum unusquisque aequum esse censeat, ut idem jus, quod alteri in ipsum est, ipsi etiam in alterum sit, iniquum tamen esse putat, ut peregrinis, qui ad ipsos confluunt, aequale cum ipsis jus sit in imperio, quod sibi labore quaesierant, et sui sanguinis impendio occupaverant. Quod nec ipsi peregrini renuunt, qui nimirum non ad imperandum, sed ad res suas privatas curandum eo migrant, et satis sibi concedi putant, si modo ipsis libertas concedatur res suas cum securitate agendi. Sed interim multitudo ex peregrinorum confluentia augetur, qui paulatim illius gentis mores induunt, donec demum nulla alia diversitate dignoscuntur, quam hoc solo, quod adipiscendorum honorum jure careant; et dum horum numerus quotidie crescit, civium contra multis de causis minuitur. Quippe saepe familiae extinguuntur, alii ob scelera exclusi, et plerique ob rei domesticae angustiam rempublicam negligunt, dum interea potentiores nihil studeant, quam soli regnare; et sic paulatim imperium ad paucos, et tandem ob factiones ad unum redigitur. Atque his alias causas, quae hujusmodi imperia destruunt, adjungere possemus; sed, quia satis nota sunt, iisdem supersedeo, et leges, quibus hoc imperium, de quo agimus, conservari debet, ordine jam ostendam.
|
12 Bij het nastreven van het eerste doel duikt een bijzonder groot gevaar op, namelijk afgunst. Mensen zijn immers, zoals we zegden, van nature elkaars vijanden en die natuurlijke geaardheid behouden ze ook als ze door wetten met elkaar worden verbonden en ingetoomd. Ik meen dat precies daarin de reden schuilt waarom een democratie in een aristocratie verandert en deze uiteindelijk in een monarchie. Want het lijkt me evident dat de meeste aristocratische staten in oorsprong democratieën waren: als een bepaald volk op zoek ging naar een nieuwe woonplek, die vond en ontwikkelde, dan liet ze voor iedereen het bestuursrecht onaangetast, omdat niemand zomaar uit vrije wil de macht aan een ander overdraagt. Hoewel iedereen het billijk acht dat hetzelfde recht dat een ander op hem uitoefent, hij ook op de andere uitoefent, menen ze toch dat het onbillijk is dat vreemdelingen die naar hen toestromen, in de staat zouden genieten van hetzelfde recht dat ze voor zichzelf met moeite hebben tot stand gebracht en ten koste van hun bloed in de wacht sleepten. De vreemdelingen zelf hebben daar ook geen bezwaar tegen gezien ze immers niet zijn gemigreerd om te besturen maar wel om hun privézaken te beredderen. Ze menen dat hun voldoende wordt toegestaan als ze maar de vrijheid krijgen om hun zaken in veiligheid te beredderen. Maar intussen groeit de volksmassa aan door de toevloed van vreemdelingen, die geleidelijk de zeden van dat volk overnemen, totdat ze uiteindelijk door geen ander verschil meer worden onderscheiden, dan alleen hierdoor, dat hun het recht op ere-ambten ontzegd is. Hun aantal groeit dagelijks aan, het aantal burgers daarentegen neemt af, gezien families vaak uitsterven, anderen omwille van misdrijven uitgesloten zijn en de meesten uit armoede niet de tijd hebben om zich met de republiek bezig te houden, terwijl intussen de machtigen niets anders doen dan zich toeleggen op alleenheerschappij. Op die wijze komt geleidelijk de staat in handen van enkelen en ten slotte door partijstrijd in handen van één enkele. We kunnen nog andere oorzaken toevoegen die destructief zijn voor dergelijke staten. Ik sla ze maar over omdat ze overbekend zijn. Ik zal nu op ordelijke wijze aantonen door welke wetten de staat die we nu bestuderen in stand moet worden gehouden.
|
13 Primaria hujus imperii lex esse debet, qua determinatur ratio numeri patriciorum ad multitudinem. Ratio enim (per art. 1 hujus cap.) inter hanc, et illos habenda est, ita ut pro incremento multitudinis patriciorum numerus augeatur. Atque haec (per illa, quae art. 2 hujus cap. diximus) debet esse circiter ut I ad 50, hoc est, ut inaequalitas numeri patriciorum ad multitudinem nunquam major sit. Nam (per Art. 1. hujus Cap.) servata imperii forma, numerus patriciorum multo major esse potest numero multitudinis. Sed in sola eorum paucitate periculum est. Qua autem ratione cavendum sit, ut haec lex inviolata servetur, suo loco mox ostendam.
|
13 De belangrijkste wet van dergelijk type staat moet een wet zijn die vaststelt welke de numerieke verhouding is tussen de patriciërs en de volksmassa. Tussen beide moet immers (volgens art. 1 van dit hfdst.) een vaste verhouding bestaan, dermate dat bij een aangroei van de volksmassa ook het ook het aantal patriciërs toeneemt. Die ratio (op grond van wat we in art. 2 van dit hfdst. hebben gezegd) moet ongeveer 1 op 50 bedragen; dat wil zeggen dat het maatgetal voor de patriciërs nooit groter is. Want volgens art. 1 van dit hfdst.) kan met behoud van dit type van staat het getal patriciërs naar verhouding veel groter zijn dan het getal van de volksmassa. Maar het gevaar schuilt uitsluitend in te weinig patriciërs. Om die reden moet er worden op toegezien dat die wet niet wordt overtreden. Ik zal dat zo meteen op de passende plek aantonen.
|
14 Patricii ex quibusdam tantummodo familiis aliquibus in locis eliguntur. Sed hoc expresso jure statuere perniciosum est. Nam, praeterquam quod familiae saepe extinguuntur, et quod nunquam reliquae absque ignominia excluduntur, accedit, quod hujus imperii formae repugnat, ut patricia dignitas haereditaria sit (per art. 1 hujus cap.). Sed imperium hac ratione democraticum potius videtur, quale in art. 12 hujus cap.descripsimus, quod scilicet paucissimi tenent cives. Attamen contra cavere, ne patricii filios suos, et consanguineos eligant, et consequenter ne imperandi jus in quibusdam familiis maneat, impossibile est, imo absurdum, ut art. 39 hujus cap. ostendam. Verum, modo id nullo expresso jure obtineant, nec reliqui (qui scilicet in imperio nati sunt, et patrio sermone utuntur, nec uxorem peregrinam habent, nec infames sunt, nec (34) serviunt, nec denique servili aliquo officio vitam sustentant, inter quos etiam Oenopolae et Cerevisiarii numerandi sunt) excludantur, retinebitur nihilominus imperii forma, et ratio inter patricios, et multitudinem servari semper poterit.
|
14 Er zijn plekken waar patriciërs slechts uit bepaalde families worden verkozen. Iets dergelijks uitdrukkelijk voorzien in de wet is evenwel gevaarlijk. Want behalve dat families wel eens uitsterven en dat andere families nooit zonder oneer worden uitgesloten, komt daar nog bij dat dit type staat niet verenigbaar is met een erfelijk patriciaat (volgens art. 1 van dit hfdst.). Om deze reden lijkt deze staat eerder op een democratie zoals we in art. 12 van dit hfdst. hebben beschreven, te weten een democratie met een beperkt aantal burgers. Wel integendeel moet in de gaten worden gehouden dat patriciërs niet hun zonen of bloedverwanten kiezen en dat het bestuursrecht niet het monopolie wordt van enkele families: dat ware absurd zoals ik in art. 39 van dit hfdst. zal aantonen. Ja zelfs al wordt hun dit recht niet uitdrukkelijk door de wet toegekend en worden anderen niet uitgesloten (namelijk al wie geboren is in de staat en die de landstaal spreken, wie geen buitenlandse echtgenote hebben, geen dienstpersoneel, wie geen oneervolle reputatie heeft, en ten slotte, wie niet de kost verdient met een verwerpelijk beroep, inbegrepen wijn- en bierslijters): dan zal toch deze vorm van staatsbestel overeind blijven en de verhouding tussen patriciërs en volksmassa kunnen worden bewaard.
|
15 Quod si praeterea lege statuatur, ut nulli juniores eligantur, nunquam fiet, ut paucae familiae jus imperandi retineant; atque adeo lege statuendum, ut nullus, nisi qui ad annum aetatis trigesimum pervenit, in catalogum eligendorum referri possit.
|
15 Als verder door de wet wordt bepaald dat jongelui niet kunnen worden verkozen, dan vermijdt men dat weinig families het bestuursrecht in handen zullen houden. Daarom moet in de wet worden ingeschreven dat niemand in de lijst van verkiesbare personen kan worden opgenomen als die niet de leeftijd van dertig jaar heeft bereikt.
|
16 Tertio deinde statuendum est, ut patricii omnes in quodam urbis loco statutis certis temporibus congregari debeant, et qui, nisi morbo, aut publico aliquo negotio impeditus, concilio non interfuerit, sensibili aliqua pecuniae poena mulctetur. Nam ni hoc fieret, plurimi ob rei domesticae curam publicam negligerent.
|
16 Ten derde: er moet worden vastgesteld dat alle patriciërs op een bepaalde plek en op gezette tijden in de stad moeten vergaderen; wie niet aanwezig is moet met een zware boete worden bestraft, tenzij weerhouden door ziekte of door een of andere gemeenschapstaak. Doet men dat niet dan zullen velen omwille van persoonlijke zaken het bestuur van de gemeenschap verwaarlozen.
|
17 Hujus concilii officium sit leges condere, et abrogare, collegas patricios, et omnes imperii ministros eligere. Non enim fieri potest, ut is, qui supremum jus habet, ut hoc concilium habere statuimus, alicui potestatem det leges condendi, et abrogandi, quin simul jure suo cedat, et in illum id transferat, cui illam potestatem dedit; quippe, qui vel uno solo die potestatem habet leges condendi, et abrogandi, ille totam imperii formam mutare potest. At quotidiana imperii negotia aliis ad tempus secundum constituta jura administranda tradere, retento supremo suo jure, potest. Praeterea, si imperii ministri ab alio, quam ab hoc concilio eligerentur, tum hujus concilii membra pupilli potius, quam patricii appellandi essent.
|
17 Het is de taak van die raad om wetten te maken of op te heffen, patriciërs te coöpteren en alle staatsambtenaren te kiezen. Het mag nooit gebeuren dat hij die de hoogste rechtsmacht uitoefent (we hebben bepaald dat die hier in handen is van die raad) aan iemand anders de macht verleent om wetten te maken en op te heffen: omdat die daardoor tegelijkertijd ook zijn rechtsmacht afstaat en overdraagt aan de persoon aan wie hij die macht toevertrouwde. Het is immers zo dat wie over de macht beschikt, al was het maar voor één dag, om wetten te maken en af te schaffen ook de vorm van het hele staatsbestel kan veranderen. Weliswaar is het mogelijk, met behoud van zijn opperste rechtsgezag, om tijdelijk aan anderen het dagelijks beheer van de staat over te dragen om die te besturen volgens het vigerend recht. Verder: als de staatsambtenaren worden verkozen door een andere instantie dan door die raad, dan moeten de leden van die raad eerder pupillen dan patriciërs worden genoemd.
|
18 Huic concilio solent quidam rectorem, seu principem creare, vel ad vitam, ut Veneti, vel ad tempus, ut Genuenses, sed tanta cum cautione, ut satis appareat, id non sine magno imperii periculo fieri. Et sane dubitare non possumus, quin imperium hac ratione ad monarchicum accedat, et quantum ex eorum historiis conjicere possumus, nulla alia de causa id factum est, quam quia ante constituta haec concilia sub rectore, vel duce, veluti sub rege, fuerant; atque adeo rectoris creatio gentis quidem, sed non imperii aristocratici absolute considerati, requisitum necessarium est.
|
18 Het is gebruikelijk dat dergelijke raden een leidsman of president aanstellen, hetzij voor het leven zoals de Venetianen, hetzij tijdelijk zoals de Genuezen dat doen, maar dan wel met voorzichtigheid: het blijkt immers genoegzaam dat dit niet kan gebeuren zonder grote gevaren voor de staat. We kunnen er zeker niet aan twijfelen dat daardoor een staat een monarchie benadert. Voor zover we uit de geschiedenis van die republieken kunnen opmaken, werd dit om geen andere reden gedaan dan dat voorafgaand aan de oprichting van die raad, ze onder het gezag stonden van een leider of een doge als ware het een koning. Daarom is het aanstellen van een leider eerder te beschouwen als een noodzakelijke behoefte van het volk, maar niet, absoluut beschouwd, voor een aristocratisch staatsbestel.
|
19 Attamen, quia summa hujus imperii potestas penes universum hoc concilium, non autem penes unumquodque ejusdem membrum est (nam alias coetus esset inordinatae multitudinis), necesse ergo est, ut patricii omnes legibus ita astringantur, ut unum veluti corpus, quod una regitur mente, componant. At leges per se solae invalidae sunt, et facile franguntur, ubi earum vindices ii ipsi sunt, qui peccare possunt, quique soli exemplum ex supplicio capere debent, et collegas ea de causa punire, ut suum appetitum ejusdem supplicii metu frenent, quod magnum est absurdum; atque adeo medium quaerendum est, quo supremi hujus Concilii ordo, et imperii jura inviolata serventur, ita tamen, ut inter patricios aequalitas, quanta dari potest, sit.
|
19 Omdat de hoogste macht van de
staat berust bij de volledige raad en niet bij elk van zijn leden (want anders zou het een oploop zijn van de ordeloze volksmassa) is het dus noodzakelijk dat alle patriciërs door de wetten zo worden verbonden dat ze één lichaam worden, bezield door één geest. Op zich zijn wetten altijd krachteloos: ze worden al te vaak overtreden waar zij die ze moeten handhaven dezelfden zijn als zij die ze met de voeten kunnen treden, die alleen lering trekken uit de bestraffing en die daarom hun collega’s moeten bestraffen zodat ze zichzelf intomen uit vrees voor die straf: dit alles is klinkklare onzin. Daarom dient naar een middel gezocht om de wetten van de staat in ere te houden, maar wel op een wijze die de gelijkheid onder de patriciërs zoveel mogelijk bewaart. |
20 Cum autem ex uno rectore, vel principe, qui etiam in conciliis suffragium ferre potest, magna necessario oriri debeat inaequalitas, praesertim ob potentiam, quae ipsi necessario concedi debet, ut suo officio securius fungi possit, nihil ergo, si omnia recte perpendamus, communi saluti utilius institui potest, quam quod huic supremo concilio aliud subordinetur ex quibusdam patriciis, quorum officium solummodo sit observare, ut imperii jura, quae concilia, et imperii ministros concernunt, inviolata serventur, qui propterea potestatem habeant delinquentem quemcunque imperii ministrum, qui scilicet contra jura, quae ipsius ministerium concernunt, peccavit, coram suo judicio vocandi, et secundum constituta jura damnandi; atque hos imposterum syndicos appellabimus.
|
20 De aanstelling van één leider of voorzitter die ook in de raden stemrecht heeft, moet wel noodzakelijk een grote ongelijkheid doen ontstaan, vooral dan door de macht die hemzelf noodgedwongen moet worden verleend om zijn ambt veilig te kunnen uitoefenen. Alles goed en wel beschouwd, is er dus niets nuttiger voor de veiligheid van de gemeenschap dan dat aan de hoge raad een andere wordt ondergeschikt, samengesteld uit enkele patriciërs. Het is uitsluitend hun taak erover te waken dat de wetten van de staat betreffende raden en de staatsambtenaren niet met de voeten worden getreden. Daarom beschikken zij over rechtsmacht om gelijk welke overtreder en iedere staatsambtenaar die een inbreuk pleegt op wetten die hun opdracht betreffen, voor hun raad te convoceren en volgens het geldend recht te bestraffen. In wat volgt zullen we die patriciërs voortaan staatsraden noemen.
|
21 Atque hi ad vitam eligendi sunt. Nam si ad tempus eligerentur, ita ut postea ad alia imperii officia vocari possent, in absurdum, quod art. 29 hujus cap. modo ostendimus, incideremus. Sed, ne longo admodum dominatione nimium superbiant, nulli ad hoc ministerium eligendi sunt, nisi qui ad annum aetatis sexagesimum, aut ultra pervenerunt, et senatorio officio (de quo infra) functi sunt.
|
21 Deze staatsraden moeten voor het leven worden verkozen. Want als ze worden verkozen voor een bepaalde tijd, zodat ze nadien tot andere staatsambten kunnen worden geroepen, dan vervallen we in een absurditeit zoals we net in art. 29 van dit hfdst. hebben aangetoond. Om te beletten dat ze door een al te lange ambtsuitoefening arrogant zouden worden, mogen in dit ambt geen andere worden verkozen dan zij die de leeftijd van zestig jaar of meer hebben bereikt en het ambt van senator hebben bekleed (hierover straks meer).
|
22 Horum praeterea numerum facile determinabimus, si consideremus hos syndicos ad patricios sese habere, ut omnes simul patricii ad multitudinem, quam regere nequeunt, si justo numero pauciores sunt; ac proinde syndicorum numerus ad patriciorum numerum debet esse, ut horum numerus ad numerum multitudinis, hoc est (per art. 13 hujus cap.), ut 1 ad 50.
|
22 Hun aantal zullen we makkelijk bepalen als we overwegen dat die staatsraden zich tot de patriciërs verhouden als alle patriciërs samen zich verhouden tot de volksmassa. Eerstgenoemden kunnen niet besturen als ze met minder zijn dan het vereiste aantal. Daarom moet het aantal staatsraden in verhouding staan tot het aantal patriciërs, zoals het aantal patriciërs in verhouding staat tot dat van de volksmassa, dat wil zeggen 1 op 50 (volgens art. 13 van dit hfdst.).
|
23 Praeterea ut hoc concilium secure suo officio fungi possit, militiae pars aliqua eidem decernenda est, cui imperare, quid velit, possit.
|
23 Om ervoor te zorgen dat die raad op veilige wijze zijn functie kan vervullen, moet een legerdetachement worden aangeduid dat volledig onder zijn bevel staat.
|
24 Syndicis, vel cuicunque status ministro stipendium nullum, sed emolumenta decernenda sunt talia, ut non possint sine magno suo damno rempublicam prave administrare. Nam, quod hujus imperii ministris aequum sit vacationis praemium decerni, dubitare non possumus, quia major hujus imperii pars plebs est, cujus securitati patricii invigilant, dum ipsa nullam reip. sed tantum privatae curam habet. Verum quia contra nemo (ut art. 4 cap. 7 diximus) alterius causam defendit, nisi quatenus rem suam eo ipso stabilire credit, res necessario ita ordinandae sunt, ut ministri, qui reipublicae curam habent, tum maxime sibi consulant, cum maxime communi bono invigilant.
|
24 Aan staatsraden, evenmin als aan andere staatsambtenaren, moet geen loon worden toegewezen, maar wel vergoedingen die ervoor zorgen dat ze niet zonder grote schade voor zichzelf de republiek slecht kunnen besturen. Want dat het niet meer dan billijk is om aan ambtenaren van een aristocratische staat een vergoeding toe te kennen, daaraan valt niet te twijfelen: het grootste deel van een dergelijke staat behoort tot het plebs, waarvan de veiligheid wordt bewaakt door de patriciërs, terwijl dat plebs zelf geen verantwoordelijkheid draagt voor de republiek maar alleen voor eigen privézaken. Omdat immers niemand de belangen van een ander verdedigt, tenzij hij in de mening verkeert dat hij daardoor ook zijn eigen belangen consolideert, moeten de zaken zo worden geregeld dat ambtenaren die de republiek besturen maximaal hun eigen belangen behartigen naarmate ze maximaal waken over het algemeen welzijn.
|
25 Syndicis igitur, quorum officium, uti diximus, est observare, ut imperii jura inviolata serventur, haec emolumenta decernenda sunt, videlicet ut unusquisque Paterfamilias, qui in aliquo imperii loco habitat, quotannis nummum parvi valoris, nempe argenti unciae quartam partem solvere teneatur Syndicis, ut inde numerum inhabitantium cognoscere possint, atque adeo observare, quotam ejus partem Patricii efficiant. Deinde ut unusquisque Patricius tyro, ut electus est, Syndicis numerare debeat summam aliquam magnam, ex. gr. viginti, aut viginti quinque argenti libras. Praeterea pecunia illa, qua absentes Patricii (qui scilicet convocato Concilio non interfuerunt) condemnantur, Syndicis etiam decernenda est, et insuper ut pars bonorum delinquentium Ministrorum, qui eorum judicio stare tenentur, et qui certa pecuniae summa mulctantur, vel quorum bona proscribuntur, iisdem dedicetur, non quidem omnibus, sed iis tantummodo, qui quotidie sedent, et quorum officium est Syndicorum Concilium convocare, de quibus vide Art. 28. hujus Cap. Ut autem Syndicorum Concilium suo semper numero constet, ante omnia in supremo Concilio, solito tempore convocato, de eo quaestio habenda est. Quod si a Syndicis neglectum fuerit, ut tum ei, qui Senatui (de quo mox erit nobis dicendi locus) praeest, supremum Concilium ea de re monere incumbat, et a Syndicorum praeside silentii habiti causam exigere, et, quid de ea supremi Concilii sententia sit, inquirere. Quod si is etiam tacuerit, ut causa ab eo, qui supremo judicio praeest, vel eo etiam tacente ab alio quocunque Patricio suscipiatur, qui tam a Syndicorum, quam Senatus, et Judicum praeside silentii rationem exigat. Denique ut lex illa, qua juniores secluduntur, stricte etiam observetur, statuendum est, ut omnes, qui ad annum aetatis trigesimum pervenerunt, quique expresso jure a Regimine non secluduntur, suum nomen in catalogo coram Syndicis inscribi curent, et accepti honoris signum quoddam, statuto aliquo pretio, ab iisdem accipere, ut ipsis liceat certum ornatum, iis tantummodo concessum, induere, quo dignoscantur, et in honore a reliquis habeantur; et interim jure constitutum sit, ut in electionibus nulli Patricio quenquam nominare liceat, nisi cujus nomen in communi catalogo inscriptum est, idque sub gravi poena. Et praeterea ne cuiquam liceat officium, sive munus, ad quod subeundum eligitur, recusare. Denique, ut omnia absolute fundamentalia imperii jura aeterna sint, statuendum est, si quis in Supremo Concilio quaestionem de jure aliquo fundamentali moverit, utpote de prolonganda alicujus Ducis exercitus dominatione, vel de numero Patriciorum minuendo, et similibus, ut reus Majestatis sit, et non tantum mortis damnetur, ejusque bona proscribantur, sed ut supplicii aliquod signum in aeternam rei memoriam in publico emineat. Ad reliqua vero communia imperii jura stabiliendum sufficit, si modo statuatur, ut Lex nulla abrogari, nec nova condi possit, nisi prius Syndicorum Concilium, et deinde supremi Concilii tres quartae, aut quatuor quintae partes in eo convenerint.
|
25 Aan de staatsraden die de taak hebben, zoals gezegd, erover te waken dat de wetten van de staat ongeschonden worden bewaard, moeten vergoedingen worden uitgekeerd, namelijk zo dat ieder familiehoofd, ergens in de staat woonachtig, gehouden wordt jaarlijks aan de staatsraden een munt van geringe waarde af te dragen, bijvoorbeeld een vierde deel van een ons zilver. Op die wijze kunnen ze het bevolkingsaantal achterhalen en dus ook vaststellen hoe groot het aantal patriciërs is in verhouding tot de bevolking. Vervolgens moet elke patriciër op het ogenblik dat hij wordt verkozen een aanzienlijke som betalen, bijvoorbeeld twintig of vijfentwintig pond zilver. Verder moeten ook de geldboetes, waartoe afwezige patriciërs veroordeeld worden (zij namelijk die niet aanwezig waren op een samengeroepen raad), worden toegewezen aan de staatsraden en daar bovenop ook nog een deel van de goederen van ambtenaren die in de fout gingen en die zich daarom voor hun rechtbank moesten verantwoorden en er werden veroordeeld tot het betalen van een bepaalde geldboete of waarvan de goederen werden geconfisceerd. Dat geldt wel niet voor iedereen, maar slechts voor zij die dagelijks zetelen en die als taak hebben de raad van state samen te roepen: zie hierover art. 28 van dit hfdst. Om ervoor te zorgen dat het aantal leden van de raad van state altijd gelijk blijft, moet de hoge raad, samengeroepen binnen de gebruikelijke termijn, zich allereerst buigen over deze kwestie. Indien dit door de staatsraden zou worden verwaarloosd, dan is het de opdracht van de voorzitter van de senaat (waarover we het straks zullen hebben) om de hoge raad te waarschuwen en uitleg te vragen over de reden van dat stilzwijgen en hierover te informeren naar de mening van de hoge raad. Doet die er ook het zwijgen toe, dan moet dat door de voorzitter van het hooggerechtshof worden gedaan, of als die op zijn beurt ook zwijgt, door een of andere patriciër die voor dat stilzwijgen een verantwoording eist, zowel van de staatsraden, als van de senaat, als van de voorzitter van het gerechtshof. Opdat vervolgens de wet die voorziet in de uitsluiting van jongeren strikt zou worden nageleefd, moet er worden bepaald dat de namen van allen die de leeftijd van dertig jaar hebben bereikt, en niet uitdrukkelijk door de wet zijn uitgesloten om te besturen, in een register worden genoteerd in aanwezigheid van de staatsraden. Als bewijs van de verkregen eer ontvangen ze van hen een ereteken, tegen een vastgestelde prijs en verder mogen zij zelf een bepaald ornaat dragen, alleen aan hen toegestaan, waardoor ze worden herkend en door anderen worden gerespecteerd.
Ondertussen wordt door het recht bepaald, dat het aan patriciërs niet is toegestaan om bij verkiezingen iemand te benoemen waarvan de naam niet is opgenomen in de lijst van staatsraden, en dit op straffe van een strenge boete. Verder mag niemand een ambt of een opdracht weigeren waartoe hij werd uitverkozen. Omdat vervolgens absoluut alle fundamentele wetten van de staat eeuwig zijn, moet worden bepaald, dat in het geval iemand in de hoge raad een vraag opwerpt over een of andere fundamentele wet, zoals bijvoorbeeld over de verlenging van een legercommando, over de vermindering van het aantal patriciërs en dergelijke meer, dat dit majesteitsschennis is en dat dit niet alleen met de dood wordt bestraft en met verbeurdverklaring van zijn goederen, maar dat bovendien ook op een publieke plek een of ander memoriaal wordt opgericht ter eeuwige herinnering aan de bestraffing. Om de overige staatswetten te consolideren, volstaat het dat wordt bepaald dat geen wet mag worden afgeschaft of een nieuwe worden aangenomen, tenzij eerst in de raad van state en vervolgens in de hoge raad een drie vierde of vier vijfde deel het daarover eens werd. |
26 Jus praeterea supremum Concilium convocandi, resque decernendas in eodem proponendi penes Syndicos sit, quibus etiam primus locus in Concilio concedatur, sed sine jure suffragii. Verum, antequam sedeant, jurare debent per salutem supremi illius Concilii, perque libertatem publicam, se summo studio conaturos, ut jura patria inviolata serventur, et communi bono consulatur; quo facto res proponendas ordine aperiant per ministrum, qui ipsis a Secretis est.
|
26 Vervolgens komt aan de staatsraden het recht toe om de hoge raad bijeen te roepen en om er de dossiers voor te stellen die moeten worden behandeld. Voor hen wordt in de raad de eerste plaats ingeruimd, weliswaar zonder stemrecht. Voor ze zetelen moeten ze evenwel onder eed beloven, op het hoogste heil van die raad en op de vrijheid van de republiek, dat ze zich uit alle kracht zullen inzetten om de vaderlandse wetten ongeschonden te bewaren en om te waken over het algemeen welzijn. Als dat is gebeurd, openen ze via de ambtenaar die hun secretaris is, in volgorde de zaken die moeten worden behandeld.
|
27 Ut autem in decernendo, et in eligendis imperii ministris omnibus Patriciis aequa sit potestas, et celeris expeditio in omnibus detur, omnino probandus est ordo, quem Veneti observant, qui scilicet ad nominandos imperii ministros aliquot e Concilio sorte eligunt, et ab his ordine ministris eligendis nominatis, unusquisque Patricius sententiam suam, qua propositum ministrum eligendum probat, vel reprobat, indicat calculis, ita ut postea ignoretur, quisnam hujus, aut illius sententiae fuerit auctor: quo fit non tantum, ut omnium Patriciorum in decernendo auctoritas aequalis sit, et ut negotia cito expediantur, sed etiam ut unusquisque absolutam libertatem, quod in Conciliis apprime necessarium est, habeat suam sententiam absque ullo invidiae periculo proferendi.
|
27 Om ervoor te zorgen dat alle patriciërs bij het nemen van beslissingen en bij het verkiezen van de staatsambtenaren dezelfde macht hebben en om alle dossiers met bekwame spoed af te handelen, moet volledig de procedure worden gevolgd die de Venetianen toepassen: die verkiezen namelijk, om staatsambtenaren aan te duiden, bij loting enkele leden uit de raad. Deze dragen in orde van hun voorkeur de ambtenaren voor die gekozen moeten worden. Elke patriciër brengt via stemstenen over de voorgestelde ambtenaar zijn stem uit ter goedkeuring of afkeuring, zodat achteraf niet meer kan worden uitgemaakt wie voor deze of gene heeft gestemd. Op die wijze is niet alleen de beslissingsbevoegdheid van alle patriciërs gelijk, maar worden ook de agendapunten met bekwame spoed afgehandeld. Bovendien heeft zo iedereen de absolute vrijheid om zijn stem uit te brengen zonder enig gevaar op ergernis, wat in raadsorganen zeer noodzakelijk is.
|
28 In Syndicorum etiam, et reliquis Conciliis idem ordo observandus est, ut scilicet suffragia calculis ferantur. Jus autem Syndicorum Concilium convocandi, resque in eodem decernendas proponendi penes eorundem praesidem esse oportet, qui cum aliis decem, aut pluribus Syndicis quotidie sedeat, ad plebis de ministris querelas, et secretas accusationes audiendum, et accusatores, si res postulat, asservandos, et Concilium convocandum, etiam ante constitutum tempus, quo congregari solet, si in mora periculum esse eorum aliquis judicaverit. At hic praeses, et qui cum ipso quotidie congregantur, a supremo Concilio eligi, et quidem ex Syndicorum numero debent, non quidem ad vitam, sed in sex menses, nec continuari, nisi post tres, aut quatuor annos: atque his, ut supra diximus, proscripta bona, et pecuniarum mulctae, vel eorum pars aliqua decernenda est. Reliqua, quae Syndicos spectant, suis in locis dicemus.
|
28 In de raad van state moet, net als in de andere raden, dezelfde procedure worden gerespecteerd: namelijk dat de stemmen via stemstenen worden uitgebracht. Het recht evenwel om de raad van state bij elkaar te roepen en het recht om daar dossiers ter behandeling voor te stellen, moet volledig toekomen aan hun voorzitter, die dagelijks zetelt met tien of meer anderen om de klachten van het volk over ambtenaren, alsmede geheime beschuldigingen te aanhoren, en mocht het nodig zijn, om de aanklagers onder hun hoede te stellen, om de raad bijeen te roepen zelfs voor de gebruikelijke vergadertijd indien iemand van hen oordeelt dat uitstel gevaar oplevert. Die voorzitter en zij die dagelijks met hem vergaderen, moeten door de hoge raad worden verkozen uit de rangen van de staatsraden, niet voor het leven maar voor de duur van zes maanden. Ze kunnen niet herkozen worden, tenzij na verloop van drie of vier jaar. Zoals we boven hebben gezegd, moeten aan hen verbeurdverklaarde goederen, geldboetes of een deel ervan worden toegewezen. Wat voor de staatsraden verder nog van belang is, zullen we uiteenzetten op de passende plek.
|
29 Secundum Concilium, quod supremo subordinandum est, Senatum appellabimus, cujus officium sit publica negotia agere, ex. gr. imperii jura promulgare, urbium munimenta secundum jura ordinare, diplomata militiae dare, tributa subditis imponere, eaque collocare, externis legatis respondere, et, quo legati mittendi sunt, decernere. Sed ipsos legatos eligere supremi Concilii officium sit. Nam id apprime observandum est, ne Patricius ad aliquod imperii ministerium vocari possit, nisi ab ipso supremo Concilio, ne ipsi Patricii Senatus gratiam aucupari studeant. Deinde illa omnia ad supremum Concilium deferenda sunt, quae praesentem rerum statum aliqua ratione mutant, uti sunt belli, et pacis decreta; quare Senatus decreta de bello, et pace, ut rata sint, supremi Concilii auctoritate firmanda sunt: et hac de causa judicarem, ad solum supremum Concilium, non ad Senatum pertinere, nova tributa imponere.
|
29 De tweede raad die aan de hoge raad moet worden ondergeschikt, noemen we senaat. Zijn taak is het zich te buigen over staatszaken, bijvoorbeeld de staatswetten af te kondigen, overeenkomstig de wet de versterking van steden te gelasten, militaire vrijgeleidebrieven te geven, belastingen aan de onderdanen op te leggen en die te innen, buitenlandse diplomaten te woord te staan, en te beslissen waarheen legaten moeten worden gezonden. Het aanduiden van die legaten is evenwel de taak van de hoge raad. Want op de eerste plaats moet er worden over gewaakt dat geen patriciër in enig staatsambt kan worden aangeduid, tenzij door de hoge raad zelf, om te beletten dat patriciërs zich beijveren om in de gunst van de senaat te komen. Aan de raad moeten alle aangelegenheden worden overgemaakt die op een of andere manier de stand van zaken wijzigen, als bijvoorbeeld decreten over oorlog en vrede. Om die reden moeten de decreten van de senaat over oorlog en vrede door de autoriteit van de hoge raad worden bevestigd om rechtskracht te krijgen. Om die reden oordeel ik dat het recht om nieuwe belastingen in te voeren uitsluitend toekomt aan de hoge raad, niet aan de senaat.
|
30 Ad Senatorum numerum determinandum haec consideranda veniunt: primo ut omnibus Patriciis spes aeque magna sit ordinem Senatorium recipiendi, deinde ut nihilominus iidem Senatores, quorum tempus, in quod electi fuerant, elapsum est, non magno post intervallo continuari possint, ut sic imperium a viris peritis, et expertis semper regatur, et denique ut inter Senatores plures reperiantur sapientia, et virtute clari. Ad has autem omnes conditiones obtinendas, nihil aliud excogitari potest, quam quod lege institutum sit, ut nullus, nisi qui ad annum aetatis quinquagesimum pervenit, in ordinem Senatorium recipiatur, et ut quadringenti, hoc est, ut Patriciorum una circiter duodecima pars in annum eligatur, quo elapso post biennium iidem continuari iterum possint; hoc namque modo semper Patriciorum una circiter duodecima pars, brevibus tantummodo interpositis intervallis, munus Senatorium subibit; qui sane numerus una cum illo, quem Syndici conficiunt, non multum superabitur a numero Patriciorum, qui annum aetatis quinquagesimum attigerunt, atque adeo omnibus Patriciis magna semper erit spes Senatorum, aut Syndicorum ordinem adipiscendi, et nihilominus iidem Patricii, interpositis tantummodo, uti diximus, brevibus intervallis, Senatorium ordinem semper tenebunt, et (per illa, quae Art. 2. hujus Cap. diximus) nunquam in Senatu deerunt viri praestantissimi, qui consilio, et arte pollent. Et, quia haec lex frangi non potest absque magna multorum Patriciorum invidia, nulla alia cautione, ut valida semper sit, opus est, quam ut unusquisque Patricius, qui eo, quo diximus, aetatis pervenit, Syndicis ejus rei testimonium ostendat, qui ipsius nomen in catalogum eorum, qui Senatoriis muneribus adipiscendis destinantur, reponent, et in supremo Concilio legent, ut locum in hoc supremo Concilio similibus dicatum, et qui Senatorum loco proximus sit, cum reliquis ejusdem ordinis occupet.
|
30 Om het aantal leden van de senaat te bepalen moet het volgende in overweging worden genomen: ten eerste dat alle patriciërs evenveel hoop kunnen koesteren om tot de rang van senator op te klimmen; ten tweede dat verkozen senatoren die hun ambtstermijn achter de rug hebben, toch na niet al te lange tijd kunnen herverkozen worden, zodat op die wijze de staat altijd door ervaren en bekwame mannen wordt bestuurd, en vervolgens dat er onder de senatoren lieden zijn die uitmunten door wijsheid en deskundigheid. Om al die voorwaarden te realiseren, kan niets beters worden bedacht dan dat bij wet wordt vastgesteld dat niemand tot de rang van senator kan toetreden als die niet de leeftijd heeft van vijftig jaar en dat er veertig patriciërs, dat is ongeveer een twaalfde deel van hen, worden verkozen voor de duur van één jaar. Na verloop van twee jaar kunnen dezelfde opnieuw herkozen worden. Op deze wijze zal inderdaad ongeveer een twaalfde deel van de patriciërs, met slechts korte tussenperiodes, het ambt van senator bekleden. Dit getal samengevoegd met dat van de staatsraden, zal niet veel groter zijn dan het aantal patriciërs dat de leeftijd van vijftig jaar bereikte. Zo zullen steeds alle patriciërs grote hoop koesteren om de rang van senator of van staatsraad te bereiken. Zo zullen echter met korte tussenpozen, zoals we hebben gezegd, dezelfde patriciërs de senaatsrang behouden. Daarom (volgens dat wat we in art. 2 van dit hfdst. hebben gezegd) zal het in de senaat nooit ontbreken aan lieden die uitblinken door beleid en schranderheid. Omdat die wet niet kan worden geschonden zonder grote ergernis van veel patriciërs, moet er geen andere voorzorgsmaatregel worden getroffen om haar voor altijd te bestendigen dan dat elke patriciër, in de leeftijd die we stelden, daarvan aan de staatsraden een attest overlegt. Die noteren vervolgens hun namen in het register van personen die in aanmerking komen voor het ambt van senator. Ze proclameren die dan in de hoge raad zodat hij, samen met de anderen van dezelfde rang, de plek bezet die voorbehouden is voor zijns gelijken en gelegen is vlak naast die van de senatoren.
|
31 Senatorum emolumenta talia esse debent, ut iis major utilitas ex pace, quam ex bello sit; atque adeo ex mercibus, quae ex imperio in alias regiones, vel quae ex aliis regionibus in imperium portantur, una centesima, aut quinquagesima pars ipsis decernatur. Nam dubitare non possumus, quin hac ratione pacem, quantum poterunt, tuebuntur, et bellum nunquam protrahere studebunt. Nec ab hoc vectigali solvendo ipsi Senatores, si eorum aliqui mercatores fuerint, immunes esse debent: nam talis immunitas non sine magna commercii jactura concedi potest, quod neminem ignorare credo. Porro contra statuendum lege est, ut Senator, vel qui Senatoris officio functus est, nullo militiae munere fungi possit, et praeterea ut nullum ducem, vel praetorem, quos tempore belli tantummodo exercitui praebendos diximus Art. 9. hujus Capitis, renunciare liceat ex iis, quorum Pater, vel no avus Senator est, vel Senatoriam dignitatem intra biennium habuit. Nec dubitare possumus, quin Patricii, qui extra Senatum sunt, haec jura summa vi defendant, atque adeo fiet, ut Senatoribus majus semper emolumentum ex pace, quam ex bello sit, qui propterea bellum nunquam, nisi summa imperii necessitate cogente, suadebunt. At objici nobis potest, quod hac ratione, si scilicet Syndicis, et Senatoribus adeo magna emolumenta decernenda sunt, imperium Aristocraticum non minus onerosum subditis erit, quam quodcunque Monarchicum. Sed, praeterquam quod Regiae aulae majores sumptus requirunt, qui (38) tamen ad pacem tutandam non praebentur, et quod pax nunquam nimis caro pretio emi possit, accedit primo, quod id omne, quod in Monarchico imperio in unum, aut paucos, in hoc in plurimos confertur. Deinde Reges, eorumque ministri onera imperii cum subditis non ferunt, quod in hoc contra accidit; nam Patricii, qui semper ex ditioribus eliguntur, maximam partem Reipublicae conferunt. Denique imperii Monarchici onera non tam ex Regiis sumptibus, quam ex ejusdem arcanis oriuntur. Onera enim imperii, quae pacis, et libertatis tutandae causa civibus imponuntur, quamvis magna sint, sustinentur tamen, et pacis utilitate feruntur. Quae gens unquam tot, tamque gravia vectigalia pendere debuit, ut Hollandica? atque haec non tantum non exhausta, quin contra opibus adeo potens fuit, ut ejus fortunam omnes inviderent. Si itaque imperii Monarchici onera pacis causa imponerentur, cives non premerent; sed, uti dixi, ex hujusmodi imperii arcanis sit, ut subditi oneri succumbant. Nempe quia Regum virtus magis in bello, quam in pace valet, et quod ii, qui soli regnare volunt, summopere conari debent, ut subditos inopes habeant, ut jam alia taceam, quae prudentissimus Belga V. H. olim notavit, quia ad meum institutum, quod solummodo est imperii cujuscunque optimum statum describere, non spectant.
|
31 De vergoeding van senatoren moet van die aard zijn dat ze meer voordeel putten uit vrede dan uit oorlog. Er wordt daarom aan hen een honderdste of een vijftigste deel toegewezen van de koopwaar die vanuit de staat naar andere regio’s wordt geëxporteerd of van andere regio’s naar de staat wordt geïmporteerd. We kunnen er immers om die reden niet aan twijfelen dat ze uit alle macht de vrede zullen in stand houden en nooit de oorlog zullen voortrekken. Ook senatoren, mochten er onder hen kooplieden zijn, mogen niet ontslagen worden om die heffing te betalen: want zo een vrijstelling kan niet worden toegestaan zonder groot verlies voor de handel, ik geloof dat niemand dat ontkent. Anderzijds dient bij wet te worden bepaald dat geen senator of wie ooit senator was een militaire functie kan uitoefenen, en vooral dat geen generaal of bevelhebber, die zoals we stelden in art. 9 van dit hfdst., uitsluitend in oorlogstijd
het leger mag aanvoeren, mag worden aangeduid uit personen waarvan vader of grootvader senator is of nog geen twee jaar voordien het ambt van senator bekleedde. We kunnen er niet aan twijfelen dat patriciërs, die geen lid zijn van de senaat, die rechten uit alle macht zullen verdedigen. Zo wordt bewerkt dat senatoren steeds meer inkomsten beuren uit vrede dan uit oorlog: zij zullen daarom nooit de oorlog voorstaan tenzij de staat in opperste nood verkeert. Men kan ons evenwel tegenwerpen dat om die reden, namelijk omdat aan staatsraden en aan senatoren hoge inkomsten worden toegewezen, een aristocratie op onderdanen niet minder zwaar doorweegt dan gelijk welke monarchie. Maar behalve dat een koninklijke hofhouding grotere uitgaven veroorzaakt die niet bijdragen tot het bewaren van de vrede en er voor de vrede nooit een te hoge prijs kan worden betaald, komt daar nog bij, ten eerste, dat alles wat in een monarchie ten goede komt aan één persoon of aan enkelen, in een aristocratie toevalt aan meerderen. Vervolgens dragen koningen en hun dienaren de staatslasten niet samen met hun onderdanen, wat in een aristocratie wel anders is: want patriciërs die altijd worden verkozen uit de rijkeren dragen voor het grootste deel de republiek. De lasten van een monarchie ten slotte, worden niet veroorzaakt door koninklijke uitgaven dan wel door hun geheime projecten. Want lasten, hoe zwaar ook, die burgers worden opgelegd omwille van vrede en vrijheid, zijn niettemin te dragen en worden omwille van de vrede geaccepteerd. Welk ander volk dan het Hollandse heeft ooit meer en zwaardere belastingen moeten betalen? Het werd daardoor evenwel niet uitgeplunderd, wel integendeel, het werd door haar rijkdom zo machtig dat iedereen haar welvaart benijdt. Indien dus in een monarchie belastingen omwille van de vrede zouden worden opgelegd, dan zullen die de burgers niet bezwaren. Zoals ik al zei: in die staat bezwijken onderdanen onder de belastingdruk door de geheime projecten. Immers de waarde van koningen komt meer tot uiting in oorlogstijd dan in vredestijd en zij die alleen willen regeren moeten er alles aan doen om hun onderdanen arm te houden, om verder maar te zwijgen over andere zaken die de scherpzinnige ‘Belg’ V.H. eertijds aan de kaak stelde: die hebben niets van doen met mijn opzet, namelijk voor elk bestel de beste staatsvorm beschrijven. |
32 In Senatu aliqui ex Syndicis, a supremo Concilio electis, sedere debent, sed sine suffragii jure: nempe ut observent, num jura, quae illud Concilium spectant, recte serventur, et ut supremum Concilium convocari curent, quando ex Senatu ad ipsum supremum Concilium aliquid deferendum est. Nam jus supremum no hoc Concilium convocandi, resque in eo decernendas proponendi penes Syndicos, ut jam diximus, est. Sed, antequam de similibus suffragia colligantur, qui Senatui tum praesidet, rerum statum, et quaenam de re proposita ipsius Senatus sit sententia, et quibus de causis, docebit, quo facto, suffragia solito ordine colligenda erunt.
|
32 In de senaat moeten enkele staatsraden zetelen, verkozen door de hoge raad, maar zonder stemrecht. Ze kijken daar toe op de correcte naleving van de wetten die hun raad betreffen en zorgen ervoor dat de hoge raad wordt bijeen geroepen wanneer vanuit de senaat iets aan de hoge raad moet worden voorgelegd. Want het hoogste recht om die raad samen te roepen en om er dossiers ter behandeling voor te stellen, komt toe aan de staatsraden, zoals we reeds hebben gezegd. Vooraleer over dergelijke dossiers wordt gestemd, zal diegene die de senaat dan voorzit, de stand van zaken uiteenzetten en over de voorgestelde zaak de mening van de senaat zelf meedelen en de motieven daaromtrent. Eerst dan wordt er op de gebruikelijke wijze gestemd.
|
33 Integer Senatus non quotidie, sed, ut omnia magna Concilia, statuto quodam tempore congregari debet. Sed quia interim imperii negotia exercenda sunt, opus est ergo, ut Senatorum aliqua pars eligatur, quae dimisso Senatu ejus vicem suppleat, cujus officium sit, ipsum Senatum, quando eo opus est, convocare, ejusque decreta de Republica exsequi, Epistolas Senatui, supremoque Concilio scriptas legere, et denique de rebus in Senatu proponendis consulere. Sed, ut haec omnia, et universi hujus Concilii ordo facilius concipiatur, rem totam accuratius describam.
|
33 De volledige senaat moet niet dagelijks vergaderen maar, net als alle andere grote raden, op een vastgestelde tijd. Maar omdat in de tussentijd staatszaken hun beslag moeten krijgen, is het dus nodig dat een bepaald aantal senatoren wordt aangeduid om bij afwezigheid van de senaat haar plaats in te nemen. Hun taak is het om de senaat zelf bijeen te roepen telkens het nodig is, en om haar besluiten over de republiek uit te voeren. Zij lezen verder de brieven die gericht zijn aan de senaat en aan de hoge raad, en ten slotte beraden ze zich over zaken die aan de senaat moeten worden voorgesteld. Om dit alles, alsmede de organisatie van de hele raad beter te begrijpen, zal ik de hele zaak nauwkeuriger beschrijven.
|
34 Senatores in annum, ut jam diximus, eligendi, in quatuor, aut sex ordines dividendi sunt, quorum primus primis tribus, vel duobus mensibus in Senatu sedeat, quibus elapsis secundus ordo locum primi occupet, et sic porro, servatis vicibus, unusquisque ordo eodem temporis intervallo primum locum in Senatu teneat, ita ut, qui primis mensibus primus, is secundis ultimus sit. Praeterea quot ordines, totidem Praesides, totidemque eorundem Vicarii, qui ipsorum vicem, quando opus est, suppleant, eligendi sunt, hoc est, ex quocunque ordine duo eligendi sunt, quorum alter Praeses, alter Vicarius ejusdem ordinis sit, et qui primi ordinis Praeses est, primis etiam mensibus Senatui praesideat, vel si absit, ejus Vicarius ipsius vicem gerat, et sic porro reliqui, servato ut supra ordine. Deinde ex primo ordine aliqui sorte, vel suffragio eligendi sunt, qui cum Praeside, et Vicario ejusdem ordinis Senatus vicem, postquam dimissus est, suppleant; idque eodem temporis intervallo, quo idem eorum ordo primum locum in Senatu tenet : quippe eo elapso ex secundo ordine totidem iterum sorte, vel suffragio eligendi sunt, qui cum suo Praeside, et Vicario primi ordinis locum occupent, vicemque Senatus suppleant, et sic porro reliqui, nec opus est, ut horum electio, quos scilicet sorte, vel suffragio singulis tribus, vel duobus mensibus eligendos dixi, et quos imposterum Consules appellabimus, a supremo Concilio fiat. Nam ratio, quam in Art. 29. hujus Cap. dedimus, locum hic non habet, et multo minus illa Art. 17. Sufficiet igitur, si a Senatu, et Syndicis, qui praesentes adsunt, eligantur.
|
34 Senatoren worden jaarlijks verkozen, zoals we al hebben gezegd. Ze moeten in vier tot zes klassen worden ingedeeld, waarvan de eerste klasse de eerste drie of twee maanden de senaat presideert. Is die tijd om, dan neemt de tweede klasse de plaats in van de eerste en zo verder. Zo zal beurtelings elke klasse even lang de eerste plaats in de senaat bezetten zodat wie de eerste was in de eerste maanden, in de volgende periode de laatste is. Verder moeten evenveel voorzitters worden verkozen als er klassen zijn en evenveel ondervoorzitters die hun plaats innemen wanneer het nodig is. Dat betekent dus dat in elke klasse twee personen worden verkozen, waarvan de ene voorzitter is van die klasse, de andere ondervoorzitter. Wie voorzitter is van de eerste klasse presideert in de eerste maanden de senaat of bij afwezigheid van de voorzitter, neemt de ondervoorzitter zijn plaats in, en zo verder volgens de procedure, als boven gezegd. Vervolgens moeten uit de eerste klasse bij loting of stemming enkele senatoren worden verkozen die met de voorzitter en de plaatsvervanger van die klasse om beurten in de plaats treden van de senaat, wanneer die niet zetelt. Dat moet gebeuren in dezelfde tussenperiode als hun klasse in de senaat de eerste plaats bekleedt. Na afloop van die tijd moeten uit de tweede klasse bij loting of stemming er evenveel verkozen worden. Met hun voorzitter en ondervoorzitter nemen ze de plaats in van de eerste klasse en vervangen ze de senaat, en zo verder met de volgende. Het is niet nodig dat de verkiezing van deze mannen, waarvan ik stelde dat ze bij loting of stemming alle drie of twee maanden gebeurt en die we in het vervolg consuls zullen noemen, door de hoge raad gebeurt. Want de reden daartoe, vermeld in art. 29 van dit hfdst., is hier niet van toepassing en nog veel minder die van art. 17. Het volstaat dus dat ze worden verkozen door de senaat en de staatsraden die aanwezig zijn.
|
35 Horum autem numerum determinare non ita accurate possum. At tamen hoc certum est, plures esse debere, quam ut facile corrumpi possint: nam, tametsi de Republica nihil soli decernant, possunt tamen Senatum protrahere, vel quod pessimum esset, ipsum deludere proponendo illa, quae nullius, et illa reticendo, quae majoris momenti essent: ut jam taceam, quod si nimis pauci essent, sola unius, aut alterius absentia moram publicis negotiis adferre posset. Sed, quoniam contra hi Consules ideo creantur, quia magna Concilia publicis negotiis quotidie vacare nequeunt, medium necessario hic quaerendum est, et defectus numeri temporis brevitate supplendus. Atque adeo, si modo triginta, aut circiter in duos, aut tres menses eligantur, plures erunt, quam ut hoc brevi tempore corrumpi possint, et hac de causa etiam monui, ut ii, qui in eorum locum succedunt, nullo modo eligendi sint, nisi eo tempore, quo ipsi succedunt, et alii discedunt.
|
35 Het aantal consuls echter kan ik niet zo nauwkeurig bepalen. Het staat evenwel vast dat ze voldoende in aantal moeten zijn zodat ze niet makkelijk kunnen worden omgekocht. Hoewel ze in de republiek niets alleen kunnen beslissen, kunnen ze toch de senaat aan het lijntje houden, of erger nog om te tuin leiden, door het indienen van onbenullige voorstellen en door te verzwijgen wat van het hoogste belang is. Ik heb het verder maar niet over het feit dat bij afwezigheid van de een of de ander, als ze met weinigen zijn, bestuurszaken vertraging oplopen. Gezien consuls precies daarom worden benoemd omdat grote raden zich niet dagelijks kunnen buigen over staatszaken, moet noodzakelijk hier een middenweg worden ingeslagen en moet hun tekort in aantal worden gecompenseerd door een ambtstermijn van korte duur. Als er dan ongeveer dertig worden verkozen voor twee of drie maanden, dan zullen er meer zijn dan in die korte tijd kunnen worden omgekocht. Om die reden heb ik dan ook aanbevolen dat hun plaatsvervangers op geen andere wijze mogen worden verkozen dan op het ogenblik dat zij zelf opvolgen en de anderen aftreden.
|
36 Horum praeterea officium esse diximus, Senatum, quando eorum aliqui, licet pauci sint, opus esse judicaverint, convocare, resque in eodem decernendas proponere, Senatum dimittere, ejusque de negotiis publicis decreta exequi. Quo autem id fieri ordine debeat, ne res inutilibus quaestionibus diu protrahantur, paucis jam dicam. Nempe Consules de re in Senatu proponenda, et, quid factu opus sit, consulant, et, si de eo omnibus una fuerit mens, tum convocato Senatu, et quaestione ordine exposita, quaenam eorum sit sententia, doceant, nec alterius sententia exspectata suffragia ordine colligant. Sed si Consules plures, quam unam sententiam foverint, tum in Senatu illa de quaestione proposita sententia prior dicenda erit, quae a majori Consulum numero defendebatur, et si eadem a majori Senatus, et Consulum parte non fuerit probata, sed quod numerus dubitantium, et negantium simul major fuerit, quod ex calculis, ut jam monuimus, constare debet, tum alteram sententiam, quae pauciora, quam prior, habuerit inter Consules suffragia, doceant, et sic porro reliquas; quod si nulla a majori totius Senatus parte probata fuerit, Senatus in sequentem diem, aut in tempus breve dimittendus, ut Consules interim videant, num alia media, quae magis possint placere, queant invenire; quod si nulla alia invenerint, vel si, quae invenerint, Senatus major pars non probaverit, tum Senatoris cujusque sententia audienda est, in quam si etiam major Senatus pars non iverit, tum de unaquaque sententia iterum suffragia ferenda, et non tantum affirmantium, ut huc usque factum, sed dubitantium etiam, et negantium calculi numerandi sunt, et si plures reperientur affirmantes, quam dubitantes, aut negantes, ut tum sententia rata maneat, et contra irrita, si plures invenientur negantes, quam dubitantes, aut affirmantes; sed si de omnibus sententiis major dubitantium quam negantium, aut affirmantium fuerit numerus, ut tum Syndicorum Concilium Senatui adjungatur, qui simul cum Senatoribus suffragia ferant, calculis solummodo affirmantibus, aut negantibus, omissis iis, qui animum ambiguum indicant. Circa res, quae ad supremum Concilium a Senatu deferuntur, idem ordo tenendus est. Haec de Senatu.
|
36 We hebben al gezegd dat het de opdracht is van de consuls, om de senaat bijeen te roepen wanneer enkelen van hen dit nodig achten, ook al zijn het weinigen, om voorstellen te doen over dossiers die daar moeten worden behandeld, om de senaat op te schorten en om haar decreten over het beheer van de staat uit te voeren. Welke procedure kan voorkomen dat dossiers niet op de lange baan worden geschoven door nutteloos beraad, dat zal ik nu kort meedelen. Welnu, de consuls overleggen over de dossiers die in de senaat moeten worden behandeld en over wat er moet worden gedaan. Als alle consuls het daarover eens zijn, wordt de senaat bijeengeroepen en delen ze mede wat zij er zelf over denken. Zonder te wachten op andere meningen wordt daarover volgens de procedure gestemd.
Als de consuls evenwel meer dan één mening hebben, dan moet in de senaat eerst worden gesproken over de voorgedragen mening die door de meerderheid van de consuls werd verdedigd. Indien die mening niet door de meerderheid van de senaat en de staatsraden werd goedgekeurd en het aantal onthoudingen en neen-stemmen samen groter is, wat moet blijken uit stemstenen zoals we adviseerden, dan moet de andere mening, die onder de consuls minder stemmen kreeg, eerst worden voorgelegd en zo verder met de overige. In het geval dat geen enkele mening door de meerderheid van de hele senaat wordt goedgekeurd, dan moet de senaat tot de volgende dag of voor een korte tijd worden verdaagd. Intussen kunnen de consuls nagaan of ze andere manieren kunnen vinden die meer kunnen behagen. Als ze er geen vinden of worden de gevonden oplossingen opnieuw door een meerderheid van de senaat verworpen, dan moet de mening van iedere individuele senator worden gehoord. Wordt hierover alweer geen meerderheid gevonden, dan moet opnieuw over elk voorstel worden gestemd. In dit geval moeten niet als voorheen de stemstenen van ja-stemmers, onthoudingen en neen-stemmers worden samengeteld. Als er dan meer ja-stemmers dan onthoudingen of neen-stemmers worden geteld, dan wordt de mening goedgekeurd, afgekeurd als er meer neen-stemmen dan onthoudingen of ja-stemmen zijn. Doet het geval zich voor dat er voor alle meningen meer onthoudingen zijn dan neen- of ja-stemmen, dan voegt de staatsraad zich bij de senaat om dan samen met de senaat tot de stemming over te gaan: dan worden alleen de stemstenen van ja-stemmers en neen-stemmers geteld zonder rekening te houden met die van de twijfelaars. Over de dossiers die door de hoge raad aan de senaat worden overgemaakt moet dezelfde procedure worden gevolgd. Dit wat de senaat betreft. |
37 Ad forum quod attinet, sive tribunal, non potest iisdem fundamentis niti, quibus illud, quod sub Monarcha est, ut illud in Cap. 6. Art. 26. et seq. descripsimus. Nam (per Art. 14. hujus Cap.) cum fundamentis hujus imperii non convenit, ut ulla ratio stirpium, sive familiarum habeatur. Deinde quia Judices ex solis Patriciis electi, metu quidem succedentium Patriciorum contineri possent, ne in eorum aliquem iniquam aliquam sententiam pronuncient, et forte ut neque eos secundum merita punire sustineant, sed contra in plebeios omnia auderent, et locupletes quotidie in praedam raperent. Scio hac de causa Genuensium consilium a multis probari, quod scilicet non ex Patriciis, sed ex Peregrinis Judices eligant; sed hoc mihi rem abstracte consideranti absurde institutum videtur, ut Peregrini, et non Patricii ad Leges interpretandas vocentur. Nam quid aliud Judices sunt, nisi Legum interpretes; quare mihi persuadeo, Genuenses in hoc etiam negotio magis suae gentis ingenium, quam ipsam hujus imperii naturam respexisse. Nobis igitur rem abstracte considerantibus media excogitanda sunt, quae cum hujus regiminis forma optime conveniunt.
|
37 Wat het gerechtshof of tribunaal betreft: het kan niet op dezelfde fundamenten steunen als dat waarop de hoven van een monarchie rusten zoals we die hebben beschreven in hfdst. 6 art. 26 en volgende. Zoals te lezen staat in art. 14 van dit hfdst. spoort het niet met de basisprincipes van deze staatsvorm om rekening te houden met geslachten of families. Verder zullen rechters die uitsluitend uit patriciërs worden verkozen, uit vrees voor patriciërs die hen opvolgen, zich inhouden om tegen iemand van hen een of ander onrechtvaardig vonnis te vellen; misschien wagen ze het wel niet om hen een verdiende straf op te leggen.
Maar integendeel, tegenover het gewone volk, hebben ze geen scrupules en maken ze dagelijks jacht op de rijksten. Ik weet dat om die reden velen een voorkeur hebben voor de raad van de Genuezen, die hun rechters niet uit de patriciërs kiezen, maar wel uit buitenlanders. Toch lijkt het me, als ik de zaak algemeen beschouw, een absurde bedoening om buitenlanders en geen patriciërs op te dragen wetten uit te leggen. Want wat zijn rechters anders dan uitleggers van wetten? Het komt me voor dat de Genuezen ook in deze aangelegenheid meer hun eigen volksaard hebben gevolgd dan dat ze het wezen van dit type staatsbestel voor ogen hielden. Wij, die de zaken in het algemeen beschouwen, moeten dus middelen bedenken die met deze staatsvorm het best overeenkomen. |
38 Sed ad Judicum numerum quod attinet, nullum singularem hujus status ratio exigit; sed, ut in imperio Monarchico, ita etiam in hoc apprime observari debet, ut plures sint, quam ut a viro privato corrumpi possint. Nam eorum officium solummodo est providere, ne quisquam privatus alteri injuriam faciat, atque adeo quaestiones inter privatos tam Patricios, quam plebeios dirimere, et poenas delinquentibus, etiam ex Patriciis, Syndicis, et Senatoribus, quatenus contra jura, quibus omnes tenentur, deliquerunt, sumere. Caeterum quaestiones, quae inter urbes, quae sub imperio sunt, moveri possunt, in supremo Concilio dirimendae sunt.
|
38 Wat het aantal rechters betreft: de aard van een monarchie vereist hieromtrent niets bijzonders, maar net als in een monarchie dient er in eerste instantie over gewaakt dat ze voldoende in aantal zijn, zodat ze niet door een privépersoon kunnen worden omgekocht. Want het is uitsluitend hun taak er op toe te zien dat een privépersoon geen onrecht aandoet aan een andere en dus om geschillen tussen privépersonen op te lossen, of het nu patriciërs betreft of gewone burgers, en om misdrijfplegers te bestraffen, ook al zijn het patriciërs, staatsraden of senatoren, uiteraard voor zover die wetten overtraden waaraan iedereen is onderworpen. Verder moeten geschillen tussen steden die onder staatsgezag staan, in de schoot van de hoge raad worden beslecht.
|
39 Temporis praeterea, in quod eligendi sunt, ratio est eadem in quocunque imperio, et etiam ut quotannis aliqua eorum pars cedat, et denique, quamvis non opus sit, ut unusquisque ex diversa sit familia, necesse tamen est, ne duo sanguine propinqui simul in subselliis locum occupent: quod in reliquis Conciliis observandum est, praeterquam in supremo, in quo sufficit, si modo in electionibus lege cautum sit, ne cuiquam propinquum nominare, nec de eo, si ab alio nominatus sit, suffragium ferre liceat, et praeterea ne ad imperii ministrum quemcunque nominandum duo propinqui sortem ex urna tollant: hoc, inquam, sufficit in Concilio, quod ex tam magno hominum numero componitur, et cui nulla singularia emolumenta decernuntur. Atque adeo imperio inde nihil erit detrimenti, ut absurdum sit, legem ferre, qua omnium Patriciorum propinqui a supremo Concilio secludantur, ut Art. 14. hujus Cap. diximus. Quod autem id absurdum sit, patet. Nam jus illud ab ipsis Patriciis institui non posset, quin eo ipso omnes absolute suo jure eatenus cederent, ac proinde ejusdem juris vindices non ipsi Patricii, sed plebs esset, quod iis directe repugnat, quae in Art. 5. et 6. hujus Cap. ostendimus. Lex autem illa imperii, qua statuitur, ut una, eademque ratio inter numerum Patriciorum, et multitudinis servetur, id maxime respicit, ut Patriciorum jus, et potentia conservetur, ne scilicet pauciores sint, quam ut multitudinem possint regere. [...]
|
39 Vervolgens is de ambtsperiode waarvoor ze moeten worden verkozen in elk staatsbestel dezelfde en ook dat jaarlijks een deel van hen wordt vervangen. Hoewel het tenslotte niet onontbeerlijk is dat iedere rechter uit een verschillende familie komt, is het toch noodzakelijk dat nooit twee bloedverwanten samen als rechter zetelen. Dat moet ook worden gerespecteerd in alle andere raden, behalve dan in de hoge raad: hier volstaat het dat de wet voorziet dat bij verkiezingen niemand zijn verwanten voordraagt en er evenmin voor mag stemmen als die door iemand anders wordt voorgedragen; verder, als het gaat over de aanstelling van een of andere staatsambtenaar, dat geen twee bloedverwanten stembrieven uit de stembus halen. Dit, beweer ik, volstaat omdat de raad een voldoende aantal leden telt aan wie geen bijzondere vergoedingen worden toegekend. De staat zal daarvan geen enkel nadeel ondervinden zodat het absurd zou zijn een wet te stemmen die voorziet in de uitsluiting uit de hoge raad van alle verwanten van patriciërs, zoals wij hebben gesteld art. 14 van dit hfdst. Dat dit absurd zou zijn, blijkt overduidelijk. Dat recht zal immers niet door patriciërs zelf worden ingesteld, gezien ze zo allen volkomen hun recht zouden opgeven en zodoende niet langer de patriciërs zelf meester zijn over hun recht, maar wel het gewone volk. Dit is volkomen in strijd met wat we hebben gesteld in art. 5 en 6 van dit hfdst. Immers de staatswet waarbij wordt gesteld dat de verhouding tussen het aantal patriciërs en de volksmassa gelijk moet blijven, strekt er vooral toe om het recht en de macht van de patriciërs te handhaven en dat ze niet met té weinig zouden zijn om de volksmassa te regeren.
|
40 Caeterum judices a supremo concilio ex ipsis patriciis, hoc est (per art. 17 hujus cap.), ex ipsis legum conditoribus eligendi sunt, et sententiae, quas tulerunt tam de rebus civilibus, quam criminalibus, ratae erunt, si servato ordine, et absque partium studio prolatae fuerint, de qua re syndicis lege permissum erit cognoscere, judicare, et statuere.
|
40 Voor het overige moeten de rechters door de hoge raad worden verkozen uit patriciërs zelf, d.w.z. (volgens art. 17 van dit hfdst.) uit de schoot van de wetgevers zelf. De vonnissen die ze uitspreken zowel in burgerlijke geschillen als in strafrechtelijke, zullen kracht van gewijsde hebben, zo de procedure werd gevolgd en ze onpartijdig werden uitgesproken. Het is de staatsraden bij wet toegestaan dit te onderzoeken, te beoordelen en te beslissen.
|
41 Judicum emolumenta eadem esse debent, quae art. 29 cap. 6 diximus, nempe ut ex unaquaque sententia, quam de rebus civilibus tulerint, ab eo, qui causa cecidit, pro ratione totius summae partem aliquotam accipiant. At circa sententias de rebus criminalibus haec sola hic differentia sit, ut bona ab ipsis proscripta, et quaecunque summa, qua minora crimina mulctantur, ipsis solis designetur, ea tamen conditione, ut nunquam iis liceat quenquam tormentis cogere quippiam confiteri, et hoc modo satis cautum erit, ne iniqui in plebeios sint, et ne metus causa nimium patriciis faveant. Nam, praeterquam quod hic metus sola avaritia, eaque specioso justitiae nomine adumbrata, temperetur, accedit, quod plures sint numero, et quod suffragia non palam, sed calculis ferantur, ita ut si quis ob damnatam suam causam stomachetur, nihil tamen habeat, quod uni imputare possit. Porro ne iniquam, aut saltem ne absurdam aliquam sententiam pronuncient, et ne eorum quispiam dolo quicquam faciat, syndicorum reverentia prohibebit, praeterquam quod in tam magno judicum numero unus semper, aut alter reperietur, quem iniqui formident. Ad plebeios denique quod attinet, satis iis etiam cavebitur, si ad syndicos iisdem appellare liceat, quibus, uti dixi, jure permissum sit de judicum rebus cognoscere, judicare, et statuere. Nam certum est, quod syndici multorum patriciorum odium vitare non poterunt, et plebi contra gratissimi semper erunt, cujus applausum, quantum ipsi etiam poterunt, captare studebunt; quem in finem data occasione non omittent sententias contra leges fori prolatas revocare, et quemcunque judicem examinare, et poenas ex iniquis sumere; nihil enim hoc magis multitudinis animos movet. Nec obstat, quod similia exempla raro contingere possint, sed contra maxime prodest. Nam, praeterquam quod illa civitas prave constituta sit, ubi quotidie exempla in delinquentes eduntur (ut cap. 5 art. 2 ostendimus), illa profecto rarissima esse debent, fama quae maxime celebrantur.
|
41 De vergoedingen van de rechters moeten van dezelfde aard zijn als die wij in art. 29 van hfdst. 6 hebben vermeld: ze ontvangen namelijk in alle vonnissen die ze in burgerlijke geschillen velden van de verliezende partij een welbepaald deel van de hele som die voorwerp is van het geding. Wat de vonnissen in strafzaken betreft, is er alleen dit verschil: de goederen die zij verbeurden en de geldboetes die ze in kleinere misdrijven oplegden, mogen uitsluitend aan hen zelf worden toegewezen, op voorwaarde evenwel dat het hen nooit wordt toegestaan om iemand door foltering tot bekentenis te dwingen. Op die wijze zal er voldoende garantie zijn dat ze tegenover het gewone volk niet onbillijk zijn en dat ze uit vrees voor de patriciërs zich al te toegeeflijk opstellen. Inderdaad, die vrees kan alleen worden getemperd door hebzucht, hier bedekt met de pompeuze naam van rechtvaardigheid. Daar komt nog bij: dat ze voldoende in aantal zijn en dat de stemming niet openbaar is maar via stemstenen gebeurt, zodat iemand die met het verlies van zijn zaak in zijn maag zit niets in handen heeft om iemand wat te verwijten. Verder zal het ontzag voor de staatsraden verhinderen dat rechters een onbillijk of zelfs een absurd vonnis vellen en dat niet een of andere rechter een streek uithaalt. Verder: te midden van zo een groot aantal rechters zal er altijd nog wel de ene of de andere zijn die ritselaars afschrikt. Verder, wat het volk betreft: voor hen is voldoende gezorgd als ze beroep kunnen aantekenen bij de staatsraden. Zij immers zijn bij wet bevoegd, zoals ik heb gezegd, om de procesgang te onderzoeken, te beoordelen en erover te beslissen. Want het staat wel vast dat staatsraden het ongenoegen van veel patriciërs niet kunnen vermijden en dat ze daarentegen altijd zeer populair zullen zijn bij het volk, waarvan ze de bijval zoveel als ze zelf kunnen in de wacht willen slepen. Om die reden zullen ze geen gelegenheid missen om vonnissen te herroepen die tegen de wet indruisen en onrechtvaardigen te bestraffen. Er is niets dat beter inwerkt op het gemoed van het volk. Dat belet niet dat dergelijke voorbeelden zich zelden zullen voordoen, maar evident is dat een belangrijk voordeel. Behalve in een slecht geconstitueerde staat waar dagelijks misdrijfplegers als voorbeeld worden gesteld (zoals we in hfdst. 5, art.2 hebben aangetoond), moet dat inderdaad een zeldzaamheid blijven, zodat de herinnering eraan maximaal gecelebreerd wordt.
|
42 Qui in urbes, vel provincias proconsules mittuntur, ex ordine senatorio eligendi essent, quia senatorum officium est de urbium munimentis, aerario, militia, etc. curam habere. Sed, qui in regiones aliquantulum remotas mitterentur, senatum frequentare non possent, et hac de causa ii tantummodo ex ipso senatu vocandi sunt, qui urbibus in patrio solo conditis destinantur; at quos ad magis remota loca mittere volunt, ex iis eligendi sunt, quorum aetas a senatorio gradu non abest. Sed neque hac ratione paci totius imperii satis cautum fore existimo, si nimirum urbes circumvicinae jure suffragii omnino prohibeantur, nisi adeo impotentes omnes sint, ut palam contemni possint, quod sane concipi nequit: atque adeo necesse est, ut urbes circumvicinae jure civitatis donentur, et ex unaquaque viginti, triginta, aut quadraginta (nam numerus pro magnitudine urbis major, aut minor esse debet) cives electi in numerum patriciorum adscribantur, ex quibus tres, quatuor, aut quinque quotannis eligi debent, qui ex senatu sint, et unus ad vitam syndicus. Atque hi, qui ex senatu sunt, proconsules in urbem, ex qua electi sunt, mittantur una cum syndico.
|
42 Gouverneurs die uitgezonden worden naar steden of provincies dienen te worden verkozen uit de rangen van de senaat, omdat het de taak is van de senatoren zorg te dragen voor stadsvesten, stadsfinanciën, stadsmilities enz. Maar zij die naar ietwat afgelegen regio’s worden gezonden, kunnen de vergaderingen van de senaat niet bijwonen. Om die reden moeten zij die afgevaardigd worden naar steden gelegen binnen de landsgrenzen, uitsluitend uit de senaat zelf worden opgeroepen. Zij die ze willen uitzenden naar afgelegen regio’s moeten worden verkozen uit personen waarvan de leeftijd de minimumleeftijd benadert voor het ambt van senator. Ik ben evenwel van mening dat door deze maatregel de vrede in het hele rijk niet gewaarborgd is, als aan de omliggende steden geen stemrecht wordt verleend, tenzij ze alle politiek zo zwak zouden zijn dat ze publiekelijk kunnen worden geminacht, wat moeilijk voor te stellen is. Het is daarom nodig om aan de omliggende steden het burgerrecht te verlenen en om uit iedere stad twintig, dertig of veertig burgers te kiezen (want het aantal kan groter of kleiner zijn voor elke stad) die in de rangen van de patriciërs worden genoteerd. Jaarlijks moeten er dan drie, vier of vijf worden aangeduid die uit de senaat komen en een wordt aangesteld als staatsraad voor het leven. Zij die uit de senaat komen, worden uitgestuurd als gouverneur naar de stad waarvoor ze zijn gekozen, samen met de staatsraad.
|
43 Caeterum judices, in unaquaque urbe constituendi, ex patriciis ejusdem urbis eligendi sunt. Sed de his non necesse judico prolixius agere, quia ad singularis hujus imperii fundamenta non pertinent.
|
43 Verder: de rechters die in elke stad worden aangesteld, moeten worden gekozen uit de schoot van de patriciërs van die stad. Ik ben van oordeel dat het niet nodig is hierover uit te weiden, omdat dit niet specifiek tot de fundamenten van deze staatsvorm behoort.
|
44 Qui in quocunque concilio a secretis sunt, et alii ejusmodi ministri, quia suffragii jus non habent, eligendi sunt ex plebe. Sed, quia hi diuturna negotiorum tractatione maximam rerum agendarum notitiam habent, fit saepe, ut eorum consilio plus, quam par est, deferatur, et ut status totius imperii ab eorum directione maxime pendeat; quae res Hollandis exitio fuit. Nam id sine magna multorum optimorum invidia fieri nequit. Et sane dubitare non possumus, quin senatus, cujus prudentia non a senatorum, sed ab administrorum consilio derivatur, maxime ab inertibus frequentetur, et hujus imperii conditio non multo melior erit, quam imperii monarchici, quod pauci regis consiliarii regunt, de quo vide cap. 6 art. 5, 6 et 7. Verumenimvero imperium, prout recte, vel prave institutum fuerit, eo minus, aut magis erit huic malo obnoxium. Nam imperii libertas, quae non satis firma habet fundamenta, nunquam sine periculo defenditur; quod patricii ne subeant, ministros gloriae cupidos ex plebe eligunt, qui postea vertentibus rebus, veluti hostiae, caeduntur ad placandam eorum iram, qui libertati insidiantur. At ubi libertatis fundamenta satis firma sunt, ibi patricii ipsi ejusdem tutandae gloriam sibi expetunt, studentque, ut rerum agendarum prudentia ab eorum tantummodo consilio derivetur: quae duo in jaciendis hujus imperii fundamentis apprime observavimus, nempe ut plebs tam a consiliis, quam a suffragiis ferendis arceretur (vid. art. 3 et 4 hujus cap.). Atque adeo ut suprema imperii potestas penes omnes patricios, auctoritas autem penes syndicos, et senatum, et jus denique senatum convocandi, resque, ad communem salutem pertinentes penes consules, ex ipso senatu electos, esset. Quod si praeterea statuatur, ut qui a secretis in senatu, vel in aliis conciliis est, in quatuor, aut quinque ad summum annos eligatur, atque ei secundus, qui a secretis in idem tempus designatus sit, adjungatur, qui interim laboris partem ferat, vel si in senatu non unus, sed plures a secretis sint, quorum alius his, alius aliis negotiis detinetur, nunquam fiet, ut administrorum potentia alicujus sit momenti.
|
44 Zij die als secretaris fungeren in een of andere raad, en ook andere vergelijkbare ambtenaren, moeten worden verkozen uit het volk omdat ze geen stemrecht hebben.
Omdat die secretarissen door de dagelijkse behandeling van politieke dossiers bijzonder deskundig zijn in staatszaken, gebeurt het vaak dat aan hen, meer dan wenselijk, om advies wordt gevraagd, zodat de situatie van de hele staat bijzonder veel van hen afhangt. Die toestand veroorzaakte de neergang van Holland. Want zoiets kan niet gebeuren zonder dat de afgunst van vele vooraanstaanden wordt opgewekt. Inderdaad, we kunnen er niet aan twijfelen dat een senaat die haar deskundigheid ontleent, niet aan senatoren maar aan het advies van ambtenaren, grotendeels bestaat uit onbekwame lieden. De situatie van een dergelijke staat zal dan niet veel beter zijn dan die van een monarchie omdat de touwtjes daar in handen zijn van een klein aantal koninklijke raadslieden; zie daaromtrent hfdst. 5, 6, en 7. Naarmate een staat goed of slecht werd geconstitueerd, zal die vast minder of meer aan dat euvel onderworpen zijn. De vrijheid van een staat die niet stevig is gefundeerd, zal nooit zonder gevaar worden verdedigd. Om dit gevaar te ontlopen, kiezen patriciërs uit het gewone volk eerzuchtige ambtenaren: als de zaken achteraf slecht uitpakken, worden zij als tegenstanders terechtgesteld om de woede te sussen van hen die het op de vrijheid hadden gemunt. In staten waar de fundamenten van de vrijheid voldoende stevig zijn, daar zullen de patriciërs zelf alle eer aan zich willen houden en er naar streven om de deskundige afhandeling van staatszaken alleen te stoelen op eigen adviezen. Bij het funderen van die staatsvorm hebben we daarom vooral aandacht geschonken aan het volgende, namelijk dat het volk zowel uit de bestuursraden wordt geweerd als van het recht op stemmen wordt uitgesloten (zie art. 3 en 4 van dit hfdst.). Derhalve ligt de hoogste staatsmacht in handen van alle patriciërs, het gezag volledig in handen van de staatsraden en de senaat en ten slotte, het recht om de senaat bijeen te roepen en de afhandeling van zaken die tot het algemeen welzijn strekken, volledig in handen van de consuls, die uit die senaat werden verkozen. Als dan verder wordt bepaald dat een secretaris in de senaat of in andere raden, voor vier of maximaal vijf jaar wordt verkozen en hem voor dezelfde periode een hulpsecretaris wordt toegevoegd die af en toe een deel van het werk op zich neemt, ofwel dat er meerdere secretarissen zijn die ieder belast worden met eigen dossiers, dan zal het nooit gebeuren dat de macht van administrateurs zal doorwegen. |
45 Aerarii tribuni ex plebe etiam eligendi sunt, qui ejus rationem non tantum senatui, sed etiam syndicis reddere teneantur.
|
45 De thesauriërs moeten eveneens uit het gewone volk worden verkozen. Ze zijn gehouden rekenschap te geven zowel aan de senaat als aan de staatsraden.
|
46 Ad religionem quae spectant, satis prolixe ostendimus in Tractatu theologico-politico. Quaedam tamen tum omisimus, de quibus ibi non erat agendi locus. Nempe quod omnes patricii ejusdem religionis, sumplicissimae scilicet, et maxime catholicae, qualem in eodem Tractatu descripsimus, esse debeant. Nam apprime cavendum est, ne ipsi patricii in sectas dividantur, et ne alii his, alii aliis plus faveant, et deinde, ne superstitione capti libertatem subditis dicendi ea, quae sentiunt, adimere studeant. Deinde quamvis unicuique libertas dicendi ea, quae sentit, danda est, magni tamen conventus prohibendi sunt: atque adeo iis, qui alii religioni addicti sunt, concedendum quidem est, tot, quot velint, templa aedificare, sed parva, et certae cujusdam mensurae, et in locis aliquantulum ab invicem dissitis. At templa, quae patriae religioni dicantur, multum refert, ut magna, et sumptuosa sint, et ut praecipuo ipsius cultui solis patriciis, vel senatoribus manus admovere liceat, atque adeo ut solis patriciis liceat baptizare, matrimonium consecrare, manus imponere, et absolute ut templorum veluti sacerdotes, patriaeque religionis vindices, et interpretes agnoscantur. Ad concionandum autem, et ecclesiae aerario, ejusque quotidianis negotiis administrandis aliqui ex plebe ab ipso senatu eligendi sunt, qui senatus quasi vicarii sint, cui propterea rationem omnium reddere teneantur.
|
46 Al wat betrekking heeft op religie hebben we ruim voldoende uiteengezet in het theologisch-politiek traktaat. Bepaalde dingen evenwel hebben we niet behandeld omdat het daar niet de plek was om erover te praten. Namelijk dat alle patriciërs dezelfde religie moeten aanhangen, te weten de universele religie, zoals we die in het traktaat hebben beschreven.
Vooral moet erop worden gelet, dat de patriciërs niet door sekten worden verdeeld, dat ze niet nu eens die, dan weer anderen meer bevoordelen en dat ze vervolgens, verstrikt in hun bijgeloof, niet de neiging tonen om hun onderdanen de vrijheid te ontnemen om te zeggen wat ze denken. Ook al wordt aan iedereen toegestaan te zeggen wat hij denkt, dan moet het toch worden verboden om in massa te vergaderen. Om die reden moet evenwel aan diegenen die een andere religie belijden, worden toegestaan om zoveel tempels te bouwen als ze willen, weliswaar kleine, van welbepaalde afmetingen, en enigszins van elkaar afgelegen. Het is van groot belang, dat tempels die gewijd zijn aan de staatsreligie groot en weelderig zijn, dat de bediening van die religie alleen wordt opgedragen aan patriciërs en senatoren, dat het dus alleen aan patriciërs toegelaten is te dopen, een huwelijk in te zegenen, handen op te leggen, dat zij alleen zonder uitzondering worden erkend als priesters van die tempels, als verdedigers en interpreten van de vaderlandse religie. Om te prediken en om het dagelijks beheer van de kerkfinanciën te behartigen, zullen door de senaat zelf uit het volk enkele personen worden gekozen die als het ware de senaat vertegenwoordigen aan wie ze over alles verantwoording afleggen. |
47 Atque haec illa sunt, quae hujus imperii fundamenta spectant, quibus pauca alia minus quidem principalia, sed magni tamen momenti addam, nempe ut patricii veste quadam, seu habitu singulari, quo dignoscantur, incedant, et ut singulari quodam titulo salutentur, et unusquisque ex plebe iis loco cedat, et si aliquis patricius bona sua aliquo infortunio, quod vitari nequit, amiserit, idque liquido docere poterit, ut in integrum ex publicis bonis restituatur. Sed si contra constet, eundem largitate, fastu, ludo, scortis, etc. eadem consumpsisse, vel quod absolute plus debet, quam est solvendo, ut dignitate cedat, et omni honore, officioque indignus habeatur. Qui enim seipsum, resque suas privatas regere nequit, multo minus publicis consulere poterit.
|
47 Dat nu zijn de fundamenten die de aristocratische staatsvorm betreffen. Ik voeg daar nu nog enkele minder belangrijke aan toe hoewel ze toch van groot belang zijn. Namelijk, dat patriciërs zich tonen in een bijzondere kledij of habijt, waardoor ze herkenbaar zijn, dat ze met een of andere bijzondere eretitel worden aangesproken, dat eenieder uit het gewone volk hen voorrang verleent. Gebeurt het dat een of andere patriciër door een onfortuinlijk voorval, dat hij niet kon vermijden, zijn bezit kwijtspeelt en dat duidelijk kan bewijzen, dan wordt hij helemaal in zijn bezit hersteld met publieke middelen. Staat het integendeel vast, dat hij zijn fortuin kwijtspeelde door spilzucht, feesten, spel, hoeren enz., of nog, als het blijkt dat hij meer moet betalen dan hij kan, dan moet hij afstand doen van zijn patriciërswaardigheid en wordt hij geacht alle eer en ambten onwaardig te zijn. Immers: wie zichzelf en zijn privégoederen niet kan besturen, die zal nog veel minder kunnen zorgen voor het algemeen welzijn.
|
48 Quos lex jurare cogit, a perjurio multo magis cavebunt, si per salutem patriae, et libertatem, perque supremum concilium, quam si per Deum jurare jubeantur. Nam, qui per Deum jurat, privatum bonum interponit, cujus ille aestimator est: at qui jurejurando libertatem, patriaeque salutem interponit, is per commune omnium bonum, cujus ille aestimator non est, jurat, et, si pejerat, eo ipso se patriae hostem declarat.
|
48 Zij die de wet een eed oplegt, zullen veel meer beducht zijn op meineed als zij gehouden zijn de eed af te leggen op het heil van de staat, op de vrijheid en op de hoge raad, dan wanneer ze gehouden zijn te zweren bij God. Want wie bij God zweert, zet in op een privézaak waarvan hijzelf de waarde inschat; wie echter een eed zweert en inzet op de vrijheid en het heil van het vaderland, zweert op een goed dat eigendom is van allen en waarvan hijzelf niet de waarde bepaalt: als hij meinedig is, dan verklaart hij zichzelf meteen tot vijand van het vaderland.
|
49 Academiae, quae sumptibus reipublicae fundantur, non tam ad ingenia colenda, quam ad eadem coërcenda instituuntur. Sed in libera republica tum scientiae, et artes optime excolentur, si unicuique veniam petenti concedatur publice docere, idque suis sumptibus, suaeque famae periculo. Sed haec, et similia ad alium locum reservo. Nam hic de iis solummodo agere constitueram, quae ad solum imperium aristocraticum pertinent.
|
49 Academies die op staatskosten worden opgericht, zijn niet zozeer ingericht om de geest te ontwikkelen maar eerder om die in te tomen. In een vrije republiek evenwel zullen wetenschappen en kunsten op de allerbeste manier worden beoefend als eenieder die erom verzoekt de vrijheid krijgt om onderwijs te verstrekken, weliswaar op eigen kosten en op eigen reputatie en risico. Dat en dergelijke zaken reserveer ik voor een andere plek. Ik had besloten hier alleen over deze zaken te handelen die te maken hebben met een aristocratisch staatsbestel.
|