… met deze getuigenis van hem, noch met de getuigenis van Johannes de Doper strijdig is; dat zal duidelijk blijken voor iedereen die aanmerkt: vooreerst dat de verbintenis om datgene te doen wat de wet gebiedt, en hetgeen waardoor zij die onder de wet staan, bewogen en aangedreven worden daaraan te gehoorzamen, twee zeer verschillende dingen zijn; ten tweede dat deze verbintenis niet minder plaatsheeft in diegenen, of niet minder betrekking heeft op diegenen, aan wie het licht van de genade en van de waarheid is verschenen, en die vanuit die kennis doen wat door de wet geboden is, als in diegenen die naar de wet leven of vanuit het gebod hetzelfde pogen te doen. Want daaruit kan men gemakkelijk begrijpen dat de Heer Christus op deze plaats slechts over deze verbintenis spreekt, en niet over naar de wet leven.
Men bemerkt dit echter nog duidelijker uit hetgeen door de apostel, voor wat de wet aangaat, geleerd en onderwezen wordt: namelijk dat wij door Christus van de wet verlost en vrijgemaakt worden, dat door Christus’ lichaam voor ons de wet gedood is, dat de wet ophoudt als het geloof verschijnt, dat de letters tenietgedaan worden, dat zij die onder de genade leven, niet onder de wet vallen en dat de wet niet voor Rechtvaardigen is bedoeld: want dit kan niet (zoals ontegensprekelijk blijkt uit de verklaring van de Heer Christus, en ook door wat gezien wordt, en wat de apostel zelf, … |