… genoemd zou worden. In het aanhangsel van het vierde deel van zijn Ethica, in het vijfentwintigste hoofdstuk, heeft hij immers gezegd dat degenen, die anderen met raad en daad begeren te helpen om samen het opperste goed te genieten, niet moeten trachten hun naam aan hun wetenschap te verbinden; zelf heeft hij trouwens in het derde deel van zijn Ethica, daar waar hij het heeft over de roemzucht (p. 179), gezegd dat diegenen die zulks doen met recht roemzuchtig kunnen genoemd worden.
Wat zijn geschriften in dit boek betreft, het volgende: alleen zijn Ethica, die veruit zijn belangrijkste werk is, kan als voltooid en af beschouwd worden, hoewel het voorwoord van het eerste deel ontbreekt. De schrijver van dit werk heeft het zelf in vijf onderscheiden delen verdeeld. In het eerste handelt hij over God; in het tweede over de menselijke ziel; in het derde over de natuur en de oorsprong van de hartstochten; in het vierde over de menselijke dienstbaarheid en meteen ook over de regel en de maat van het leven en van het goed en kwaad van de mensen. In het vijfde ten slotte heeft hij het over de kracht van het verstand of over de menselijke vrijheid, en meteen ook over de eeuwigdurendheid van de ziel. In het eerste deel wordt, voor zover het God aangaat, betoogd: I. Dat hij noodzakelijk is en bestaat. II. Dat hij enig is. … |