… geheel bestaat uit het verminderen of overwinnen van de kwade hartstochten, en in het onderdrukken van de aardse en ijdele begeerten die wij van nature bezitten; alsook uit het deelachtig worden aan en verkrijgen van goede begeerten, of van begeerten die zich alleen tot het goede en ware uitstrekken, van Gods liefde, van vrede of van ware gemoedsrust, van blijdschap, van waarheid, van rechtvaardigheid (die een zelfstandige en eeuwige wil is om ieder het zijne te geven), van barmhartigheid enz. (waarvan onze schrijver betoogt dat dit alles de noodzakelijke vruchten of voortbrengsels zijn van het verstand). Dit alles blijkt uit wat de apostel over de oude en de nieuwe mens en over de heerschappij van de geest over het vlees, gezegd heeft.
Verder ook nog dit: dat naar vermogen te streven naar de waarheid, van wat voor de zaligheid geweten en gekend moet worden, te begrijpen, of – wat op hetzelfde neerkomt – daaruit zuiver verstandelijke begrippen te verkrijgen; en naar dit begrijpen of die begrippen – dat wil zeggen: naar de voorspelling van het verstand – te leven en vanuit het verstand te werken, dat gaat helemaal niet in tegen de Heilige Schrift en is niet strijdig met de grondbeginselen van de godsdienst (iets wat vaak geloofd wordt door hen die naar de letter van de schrift leven en niet door de geest of door het verstand onderwezen of geleid worden); maar integendeel … |