Korte historische schets van Europa in de 17de eeuw
In onze taal bestaan weinig historische synthesewerken over de 17de eeuw. Het is een wat veronachtzaamde periode. Misschien is dat wel te verklaren door het feit dat ze gekneld zit tussen twee schitterende tijdvakken die op de gebruikelijke historische tijdslijn om die reden met een aparte naam worden aangegeven: enerzijds is dat de Renaissance (16de eeuw) en anderzijds de Verlichting (18de eeuw). Die verwaarlozing is onterecht want het is een uitermate boeiende eeuw en bovendien een eeuw die meer dan gelijk welke andere heeft bijgedragen tot het leggen van de grondslagen van onze eigen tijd: ik denk dan vooral aan de doorbraak van wat we nu de exacte wetenschappen noemen en het doorzetten van een globaliserende wereld, waartoe de eerste impulsen dateren uit de 15de en de 16de eeuw, de eeuwen van de grote aardrijkskundige ontdekkingen. Om het leven van Spinoza dus iets beter te kunnen kaderen lijkt het mij niet onnuttig om onze schoolkennis even op te frissen door het schetsen van een kleine historische blauwdruk van die 17de eeuw. Om dat synthetisch en ordelijk te doen hanteren we de vier gebruikelijke maatschappelijke domeinen: economie, sociologie, politiek en cultuur.
Lodewijk XIV, de Zonnekoning
1 Het politieke domein Wat dit maatschappelijk domein betreft, beperk ik mij tot twee elementen: de dominante staatsvorm in het 17de-eeuws Europa en de politiek-militaire confrontaties in die eeuw. Het absolutisme triomfeert. In de 17de eeuw besturen vorsten in Europa hun staten vanuit een centrum. De zetel van macht is het paleis van de vorst. Op deze regel is één uitzondering: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Die vormen samen één statenbond met nogal ingewikkelde politieke structuren en zijn een republiek. Die zal tot in 1648 strijd leveren om zijn plek onder de zon te verwerven en om erkend te worden als volwaardige natie. In de 17de eeuw bereikt het koningschap zijn hoogste top: het is de tijd van het absolutisme. Dat bereikt in die eeuw een summum in de figuur van de Franse koning Lodewijk XIV, die tekenend le Roi Soleil, de Zonnekoning, werd genoemd. De 17de eeuw is een oorlogseeuw. Deze eeuw is een van de meest oorlogszuchtige eeuwen in de Europese geschiedenis. Slechts zeven jaren van die eeuw waren zonder oorlog: 1610, 1669-71, 1680-1682. Het hoeft geen betoog dat de aanhoudende oorlogshandelingen in het 17de-eeuwse Europa de menselijke en materiële ellende erg groot hebben gemaakt en vast ook hebben bijgedragen tot een onzeker levensgevoel. De eerste helft van de 17de eeuw wordt gedomineerd door twee grote oorlogen die elkaar deels overlappen en gelijktijdig eindigen. De Tachtigjarige Oorlog (1568–1648) wordt gestreden tussen Spanje en de Nederlanden die vochten voor gewetensvrijheid en politieke autonomie. De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) begon als een lokaal religieus-politiek conflict in Praag en deinde uit tot een algemeen Europese oorlog. Tijdens de Dertigjarige Oorlog werden vorstelijke legers vaak aangevuld met huurlingen. Die toestand gaf aanleiding tot rondtrekkende soldateska die dood en vernieling zaaiden in tal van Duitse gewesten. De Boheemse edelman Wallenstein en zijn troepen in voornoemde oorlog, zijn er een treffend voorbeeld van. In de Duitse gewesten, maar ook elders in Europa, leefden mensen met een sterk onveiligheidsgevoel.
De Tachtigjarige Oorlog
2 Het economisch domein Twee tendensen vallen op: het middeleeuws stedelijk kapitalisme groeit uit tot internationaal kapitalisme en gaat hand in hand met het verder doorzetten van een globaliserende wereld. Internationaal handelskapitalisme. In de 17de eeuw zet de ontwikkeling van het handelskapitalisme een flinke stap voorwaarts. Dat heeft alles te maken met de consolidatie van de koloniale ontdekkingen die, zoals bekend, in de 15de eeuw begonnen en verder hun beslag kregen in de 16de en in de 17de eeuw. Na de ontdekkingen van nieuwe werelden (meervoud) en de inbeslagname van territoria werden priesters en kooplieden gezonden om er de dingen naar hun westerse hand te zetten. De economische gevolgen waren groot. - De Baltische en de mediterrane handelsruimte werden vervangen door de Atlantische. De Hanzesteden en de Italiaanse handelsmetropolen (Genua, Venetië) verloren aan belang. - Het assortiment handelswaar werd meer divers en had voornamelijk betrekking op goederen die niet direct dienden om primaire behoeften te bevredigen. - Door de toevoer van edele metalen uit de Nieuwe Wereld stegen in heel Europa de prijzen. Pas rond 1650 stabiliseerden ze. - De staat stimuleerde het ontstaan van handelsmaatschappijen waarvan de aandeelhouders privaat-personen waren. Amsterdam staat aan de spits van de economische evolutie zowel op commercieel als op financieel gebied. De stad werd na de val van Antwerpen (1585) de eerste handelsmetropool van Europa. Het kende de grootste stapelmarkt van Europa. De Amsterdamse wisselbank en de Amsterdamse beurs waren op hun respectievelijk domein de Europese top.
Binnenplaats van de Amsterdamse beurs in 1653
Globaliserende wereld. In de 17de eeuw neemt de handel een mondiaal karakter aan. Koloniale mogendheden als de Verenigde Republiek, Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal, planten hun nationale culturen over en organiseren en administreren hun nieuwe gebieden in het belang van eigen consumptie, nijverheid en handel. De specifieke vereisten van intercontinentale handel doen het laat-middeleeuws stedelijk kapitalisme van aard veranderen: kooplieden-ondernemers werken samen in het kader van grote compagnieën, die aandeelhouders hebben en gezamenlijk winst- en verlies delen. De winsten zijn indrukwekkend mede door het inzetten van goedkope lokale arbeidskrachten en slaven. 3 Het sociale domein De sociale ordening van de latere middeleeuwen blijft bestaan. Eerst in de 18de eeuw, met de Franse Revolutie, ontstaat een nieuwe sociale orde.
Jan Steen: Adolf en Catharina Croeser aan de Oude Delft
De adel. Net als in de Middeleeuwen blijft de adel de top van de sociale piramide uitmaken. De hoogste klassen, adel en geestelijkheid, genieten privilegies en delen in Europa samen met de vorsten de bestuurlijke macht. De derde stand. De derde stand, de stedelijke burgerij is zowel qua aantal als qua invloed in de 17de eeuw in feite een tweede stand geworden. Politiek, economisch én intellectueel is de derde stand op weg om de dominerende klasse te worden. Goed geschoolde leden van die klasse bekleden in de vorstelijke administratie hoge ambten en tasten de macht van adellijke bestuurders aan, wat tot rivaliteit en spanningen leidt. De burgerij bedient de hefbomen van de 17de eeuwse economie: het financiewezen, de internationale en stedelijke handel en de wereld van nijverheid met de manufactuur als productiecentrum. In de wereld van kunst en cultuur voert de burgerij de boventoon: de grootste schilders, beeldhouwers, musici en literatoren behoren overwegend tot de derde stand. Boeren en handwerkers. De brede basis van de sociale piramide zijn de landbouwers en handwerkers. Zij zijn het die door hun arbeid een belangrijke bijdrage leveren aan de bloei van de staat, maar ze gaan gebukt onder feodale verplichtingen en financiële lasten. Paupers. Overal in Europa bestaat een klasse van zwervers en paupers die platteland en steden onveilig maken en voor overlast zorgen.
4 Het culturele domein Wat het domein cultuur betreft beperk ik mij tot de hoogtepunten op cultureel vlak en het onderwijs. Gouden eeuwen. In de 17de eeuw kennen enkele Europese naties een grote culturele bloei: het betreft het Spanje van de Habsburgers, het Frankrijk van de Bourbons en het Holland van de kooplieden en de calvinistische dominees. Die landen beleven een nooit eerder geziene culturele opbloei. De verklaring ligt grotendeels in de toevoer van kapitaal door koloniale activiteiten en overzeese handel en de ermee samenhangende opkomst van sterke vorsten die in hun paleizen getuigen van hun zucht naar prestige. Ook de toegenomen koopkracht van de burgers, die hen in staat stelt om de levensstijl van de adellijke klasse te imiteren, en de algemene stijging van het intellectuele peil dragen bij tot een algemene culturele opleving. De Gouden tijd van Spanje en Frankrijk straalt af op de beschaving in de Zuidelijke Nederlanden, die onder Spaans gezag leven.
Latijnse school aan het Singel in Amsterdam
Onderwijs in Europa. De universiteiten van de 17de eeuw boeten aan belang in. Niet alleen komen er vele hogescholen bij en vermindert de kwaliteit van het onderwijs, ze krijgen bovendien ook mededinging van nieuwe instellingen. In 1660 sticht in Engeland Karel II de Royal Society. Lodewijk XIV zal op advies van Colbert in 1667 de Académie Royale des Sciences oprichten. De rol van deze instellingen voor de ontwikkeling van de wetenschappen, kan moeilijk overschat worden. In de 17de eeuw verliest het Latijn veld als taal van onderwijs en wetenschap. De Franse taal zet zich door als internationale communicatietaal. Die ontwikkelingen veroorzaken een terugloop van de Latijnse schoolinstellingen ten voordele van de ‘Franse school’. Die secundaire school zal in haar curriculum meer aandacht besteden aan eigen taal en wetenschappen.