Er zijn vandaag de dag veel filosofen, misschien wel té veel, maar er zijn er weinig of geen die kunnen tippen aan het niveau van de Brit Lord Russell en nog minder aan zijn levenslang volgehouden maatschappelijk engagement ter linkerzijde. Bertrand Russell, 3th Earl Russell, werd geboren in 1872 in een vrijgevochten aristocratische familie. Hij was filosoof, logicus, mathematicus, historicus en qua wereldbeschouwing een atheïstisch rationalist. Zijn morele autoriteit werd wereldwijd erkend. Hij populariseerde de filosofie in essays die stilistisch uitblinken door helderheid, wijsheid en gevatte formuleringen. In 1950 kreeg hij daarvoor verdiend de Nobelprijs voor Literatuur.
Russell publiceerde in 1946 een History of Western Philosophy and itsConnection with Political and social Circumstances from the Earliest Timesto the Present day. Een meesterwerk in zijn genre dat sinds de publicatie nog steeds wereldwijd wordt verkocht én gelezen. Omdat hij daarin ook mooie woorden schreef over Spinoza publiceerde ik al eens eerder een blog over hem (blogs/blogindex/Russell Bertrand). Ik raadpleeg dat boek geregeld met gewin en genoegen. Hier volgt een passus uit de Inleiding:
‘The conceptions of life and the world which we call ‘philosophical’ are a product of two factors: one, inherited religious and ethical conceptions; the other, the sort of investigation which may be called ‘scientific’, using this word in its broadest sense. Individual philosophers have differed widely in regard to the proportions in which these two factors entered into their systems, but it is the presence of both, in some degree, that characterizes philosophy. ‘Philosophy’ is a word which has been used in many ways, some wider, some narrower. I propose to use it in a very wide sense, which I will now try to explain. Philosophy, as I shall understand the word, is something intermediate between theology and science. (...).’
Pasach-viering in de huiskring
Ik vroeg me af of Spinoza’s ‘conceptions of life and the world’ in zijn specifiek geval inderdaad ook het product waren van overgeërfde religieus-ethische concepten en van een persoonlijk wetenschappelijk onderzoek. Op grond van scientia intuitiva was ik daarvan op slag overtuigd. Ziehier, kort gesteld, waarom. Spinoza’s ‘religious and ethical conceptions’ werden hem grondig bijgebracht én in het gezin én op school. Zijn ouders waren vrome Sefardim, eertijds marranen die, net als zijn geloofsgenoten in die tijd, erg begaan waren met het herwinnen en verdiepen van het geloof van hun vaderen. Via de voorgeschreven viering van de joodse feesten in het gezin werden hem Bijbelse geschiedenis en fundamentele religieuze waarden bijgebracht. In 1638 bezocht Spinoza de Amsterdamse Talmoed-Thora school die kort voordien was gereorganiseerd. Hij behoort tot de eerste generatie joodse kinderen die in die nieuwe school lager en verdergezet onderwijs volgde. Op de religieuze fundamenten, die in de huiskring waren opgetrokken, werd hij daar diepgaand gevormd in Bijbel- en Talmoed-studie en in de Hebreeuwse taal. Spinoza was een erg leergierige knaap en beschikte van nature over een uitzonderlijke rationele geest. Twee kwaliteiten die hem meer dan eens op ramkoers zetten met de religieuze traditie die zijn leermeesters hem voorhielden. De religieus-ethische opvattingen van het judaïsme werden door de jonge Spinoza betwijfeld, gehekeld en als bijgeloof bestempeld. Uiteindelijk kwam het in 1656, o.a. daardoor, tot een breuk tussen hem en de religieuze autoriteit van de Amsterdams joodse gemeenschap.
Ets Haim (Boom des Levens) in Amsterdam
Spinoza ‘scientific investigation’ begon zonder twijfel al in zijn Talmoed-Thora-tijd want zijn school beschikte over een rijke bibliotheek die hij als oudere scholier zeker zal hebben geraadpleegd. De Ets Haim-bibliotheek werd al in 1616 toegevoegd aan de school, o.a. met de bedoeling voldoende studiemateriaal bij elkaar te brengen om de voormalige marraanse leden van de gemeenschap weer de joodse orthodoxie bij te brengen. Zoals we weten uit getuigenissen droeg de bibliotheek de bewondering weg van buitenlandse bezoekers. Ze ontsnapte gelukkig aan de greep van de nazi’s en is nu de oudste nog gebruikte joodse bibliotheek ter wereld.
Spinoza’s wetenschappelijke studie werd in zijn rijpere jongelingsjaren verdergezet bij de Antwerpse jezuïet Frans van den Ende die in Amsterdam een Latijnse school had opgericht. Daar maakte hij kennis met de ‘Nieuwe wetenschap’ (Nova scientia), die hem de nieuwste natuurkennis bijbracht, met het literaire en politieke oeuvre van Machiavelli, waarvoor van den Ende een boon had, en ook met het mathematisch en filosofisch werk van René Descartes, die in de eerste helft van de 17de eeuw zijn kanonnen richtte op de universitaire scholastici, verknocht aan en verblind door Aristoteles... De kroon op zijn wetenschappelijk onderzoek zette Spinoza zichzelf op: hij was levenslang een autodidacticus. Zijn ruime studiebelangstelling blijkt direct uit de inventaris van zijn bibliotheek, die na diens overlijden werd opgesteld met het oog op verkoop ter delging van de nagelaten schulden, en indirect uit Harry Austryn Wolfs The philosophy of Spinoza (1934), een schitterende studie die de oosterse en westerse filosofische bronnen aan het licht bracht waaraan Spinoza zich laafde. Ietwat overdreven schrijft Wolf hierover op blz. 3: ‘As for Spinoza, (...) if we could cut up all the philosophical literature available to him into slips of paper, we could reconstruct his Ethics.’
Russell’s bewering in de boven geciteerde passus kan inderdaad sluitend op het filosofisch oeuvre van Spinoza worden toegepast. Dat geldt overigens ook voor het besluit daarvan: ‘Philosophy, as I shall understand the word, is something intermediate between theology and science. (...)’. Kan dat met een beter voorbeeld worden geïllustreerd dan met Spinoza’s filosofie? Willy Schuermans 28.07.23