![]() 'Waar Naab, Regen en Donau een zilveren knoop leggen, daar is het! Schoon Regensburg'. Ik zeg het met de woorden van mijn stadsgenoot Fé Timmermans. Regensburg wordt nog mooier als je haar Franse naam, Ratisbonne, op de lippen proeft. Lang geleden, in mijn betere jaren, volbracht ik daar, beroepshalve, een stage. Stad en omgeving heb ik toen leren kennen. Ik hou er een warme herinnering aan over. Op een tiental kilometer van de stad ligt Donaustauf. Daar vormde Moeder Natuur, netjes geëtaleerd langsheen de Donau, een mooie heuvel, die de bewoners daar sinds mensenheugenis Breuberg noemen. Ongeveer 100 meter hoog is ie, en op de top redelijk vlak. Duytsen tonge Ludwig I, koning van Beieren, besloot in 1807 om op die heuvel een gebouw op te trekken ter ere van het Duitse Genie: een royale opstoot van nationale fierheid in een moeilijke periode voor zijn vaderland, veroorzaakt door Napoleon. Het zou een Griekse tempel worden, met de afmetingen van het Parthenon. Die tempel zou een waardige woning worden voor al wie telde in de Duitse Geestesgeschiedenis. De vorst bedacht er ook de naam voor: Walhalla, jawel, Walhalla: Teutschtum hand in hand met Griechentum. Op 18 oktober 1842, een hele poos na de geboorte van het idee, werd de tempel geopend. De bezoeker (je hoeft niet aan te kloppen) wordt er vergast op borstbeelden in wit marmer, grote en minder grote, van Duitse beroemdheden wie de eer van het Walhalla werd gegund, opgesteld langsheen de marmeren wanden van het marmeren gebouw. Marmer en koppen, koppen en marmer. Niet bepaald mooi. Het Walhalla moet het vooral hebben van zijn unieke locatie en het wondermooie gezicht op de Donau, vanaf de trappen van de tempel , een beeld dat mij nog steeds toebehoort. Je hoeft niet van Duytsen bloed te zijn om door de Walkuren in de tempel binnengeleid te worden. Het volstaat van Duytsen tonge te zijn. Ludwig dacht duidelijk tempelbreed. Dat verklaart de aanwezigheid van Zwitserse, Oostenrijkse, en ja hoor, ook van Nederlandse en Vlaamse koppen. Geweldig! Natuurlijk de Oranjes: Willem de Zwijger, Maurits en Willem III, notoire poenpakkers, en zeerovers van het kaliber De Ruyter en Tromp. Ook meer authentieke genieën als Erasmus, Hugo de Groot en Boerhaave kregen er hun stekje. Jan van Eyck, Snyders, Van Dijck, Rubens en Memling vertegenwoordigen in de tempel het Vlaamse schildersgenie. En Spinoza? Ik verklap geen geheim als ik zeg dat in de Duitse geschiedenis Teutschtum met Judentum niet even goed overweg kon als met de eerder genoemde Greek connexion. Na de Tweede Wereldoorlog en de wereldwijde ontzetting over de Shoah-gruwel die de Europese Joden ondergingen, werd er felle kritiek geuit op het feit dat in het Germaans-Griekse Walhalla geen Duitstalige joodse genieën werden opgenomen. Terechte kritiek, die stemmen en pennen en politici in beweging brachten. Het kwam warempel tot een wiedergutmachung: In 1990 werd Albert Einstein toegelaten in de stoet der Duitse Groten. En om te bewijzen dat hij geen excuus-Albert was, werd de tempelpoort in 2009 ook geopend voor Edith Stein en in 2010 voor Heinrich Heine, prins der Duitse Dichteren. Tot daar (bisher) de uitstalling van Teutsch-Joods genie op de Breuberg. Van de marraanse Jood Spinoza uiteraard geen spoor in het Walhalla. Ware het niet mooi Spinoza, die toch ook van Duytse Tonge was (nou ja), een plekje te bezorgen naast of in de buurt van Erasmus en Grotius? De drie belangrijkste denkers van Nederland broederlijk verenigd in het Walhalla! Het zal de vele Nederlanders, die nog steeds met een mof op de neus leven, wellicht een gruwel zijn. Diende in het verleden ooit iemand bij de Beierse Ministerraad een dossier in om Spinoza voor te dragen als kandidaat-kop? Het is overigens nooit te laat: een goed onderbouwd dossier en ca. € 40-50.000 volstaan. De prijs van een bescheiden luxewagen. Is er belangstelling voor? Zijn er organisaties en filantropen die zich voor dit eerbaar doel willen inzetten en er de centen voor willen ophoesten? Ik vermoed van niet. ![]() Pessimisten die een dip (of erger) doormaken en van ‘klassieke’ muziek houden, doen er goed aan geen troost te zoeken in de muziek van Gustav Mahler. Ze nemen liefst ook niet de geschriften van Emil Cioran ter hand. Deze genetische pessimist schrijft door de band geen opbeurende teksten. Maar hij verstaat de kunst om kort en krachtig, aforistisch te formuleren. Zo wordt bladeren in zijn geschriften toch ook een boeiende en lonende bezigheid, die ik kan aanraden. Omdat zijn gedachten en formuleringen te denken geven en tot denken aanzetten. Neem nu deze: ‘Tout commentaire d’ une oeuvre est mauvais ou inutile, car tout ce qui n’est pas direct est nul.' (Syllogismes de l’amertume). Dit citaat werd door de uitgever sterk genoeg bevonden om en exergue te plaatsen van de verzamelde werken (1). Wat beweert de Cioran? Voor hem is secundaire literatuur tweeledig: slecht of nutteloos.Slechte boeken of nutteloze lectuur ter hand nemen, is puur verspilling van kostbare leestijd. Lees de geschriften zelf, dat is zijn gouden raad. Spin off Spinoza Voor zover ik (snel) in de 0euvres kon nagaan, verwijst Cioran nergens naar Spinoza. Als dat klopt dan is dit voor een pessimistisch moralist als Cioran toch ietwat bevreemdend: Spinoza die door auteurs wel eens sloganesk ‘Filofoof van de Blijheid’ wordt gedoopt (sorry Baruch), heeft ook enkele ernstige pessimistische trekjes. Maar dit geheel terzijde. A nos moutons, maintenant. Laten we deze oneliner eens toepassen op Spinoza. Er bestaat een zee aan secundaire Spinozaliteratuur. Een overvloed aan Spin off Spinoza. Té veel en al te vaak onverteerbaar. In de humane wetenschappen is overijver van commentatoren een eeuwenoud probleem. Rabelais (+1553), die zijn mond nooit spoelde als hij sprak of schreef, bestempelde de eindeloze tekstglossen van zijn tijd als faeces literarum, shit, zeg maar. Shit moet door de lezer niet worden beroerd, een elementaire regel van geestelijke hygiëne. Koren en kaf Michel Onfray, Frans filosofisch buitenbeen en bezieler van de Université Populaire (UP) in Caen fulmineert vandaag de dag eveneens tegen de logorhée die sommige commentaar-auteurs schaamteloos over de lezers uitstorten, en tegen hun geforceerde geleerdheid (2). Overvloed genereert immers koren én kaf. Dat is ook een natuurwet. De uitspraak van Cioran zal dus ook voor de Spinozalogie wel enigszins opgaan. Maar, er is tenslotte toch een maar: secundaire literatuur is voor de Spinozastudax toch onmisbaar. Die dient wel met zorg te worden geselecteerd om geld- en tijdverspilling te vermijden. Dus: hou de literatuurwan bij de hand…! Blijft het probleem: hoe slechte en onnuttige secundaire auteurs herkennen? Een subjectieve kwestie, die eenieder voor zichzelf dient te ontrafelen. Vuistregels zijn alvast: zich oriënteren via het net en ook lezerscommentaar opzoeken; een succès de librairie kan een indicatie zijn voor een goede publicatie; wat ervaren wordt als boeiend en instructief-verhelderend, koesteren; teksten van Duisterlingen die Spinoza (die ook al eens een mindere dag had) té ver uitspinnen en inspinnen, meteen weggooien. ___________ (1) Cioran, Oeuvres, Quarto, Gallimard, Paris, 1995. Vorig jaar werd Cioran door dezelfde uitgeverij bijgezet in La Pléiade. Die chique editie bevat alleen geschriften die de Roemeen schreef in het Frans. De eerstgenoemde editie bevat ook belangrijke werken, vertaald uit het Roemeens. (2) Michel Onfray, Rendre la raison populaire, éd. J’ ai Lu, Paris, 2013. In dit flamboyante pamflet, met een titel als een Spinozaprogramma, houdt de auteur de Franse (Parijse) academische scholastiek een uilenspiegel voor. Het werd zopas massaal herdrukt en te koop aangeboden voor € 3. ![]() Will Durant (1885-1981) is vooral bekend voor zijn Story of Civilization. Elf vuistdikke delen, waarvan een aantal samen met zijn vrouw Ariel werden geschreven. Wat men ook moge denken over dat lettermonument, het blijft een uitermate erudiete en indrukwekkende prestatie. Een rijke mijn aan verhalen en anekdotes, goed voor vele duizenden bladzijden leesplezier. Ook nu nog. Durant is verder ook de auteur van een Story of Philosophy (1926). In 1968 won hij een Pulitzer. In 1977 werd hij ook geëerd met de Medal of Freedom. Op zijn tweeënnegentigste schreef hij nog een Heroes of History. Kortom een bezige bij. Durant had een duidelijke idee over de grootste denkers en de belangrijkste ideeën van de mensheid. Dat alles kan je nalezen in Will Durant, The greatest Minds and Ideas of all Time (2002), bijeengesprokkeld uit het werk van Durant door ene John Little (what’s in a name?). In hoofdstuk twee leren we The Ten ‘Greatest’ Thinkers kennen. Durant selecteerde de Tien, naar eigen zeggen, ruthless and dogmatic. Zijn hoofdcriterium was hun enduring influence upon mankind. En nu komt het: Spinoza behoort niet tot de top tien, wellicht tot spijt van alle ‘Spinoza-(h)eters’. Durant zet de brave Amsterdammer weliswaar in het rijtje denkers die hij net niet de eer der groten gunde, maar dat zal een echte Spinoza-aanbidder wel worst wezen. Ziehier Durants top tien:
![]() Spinoza leerde Machiavelli hoogstwaarschijnlijk kennen toen hij als jongeman in de leer was bij Franciscus van den Enden, die op het Singel in Amsterdam een Latijnse school had. Geen Heilige Frans, die Franciscus, zeker niet: hij was een weggelopen (en licht verlopen) jezuïet van Vlaamse komaf, die in de 17de eeuw om wereldbeschouwelijke redenen naar het Noorden was gevlucht. A man on the move, zeg maar, die in 1674 in Parijs werd opgeknoopt. De staatsleer van Spinoza is van voor tot achter één betoog om de lezer in het Latijn Diets te maken hoe de staatsmacht kan worden veilig gesteld en behouden. Laat dat nu uitgerekend ook een belangrijk thema zijn van Il Principe van Niccoló Machiavelli. Hier gluurt alweer Baruch Leentjebuur om de hoek… Ik grijp op een verloren moment in de Italiaanse afdeling van mijn bibliotheek naar een boek over Machiavelli: Paul, Deltuff, Essai sur les oeuvres et la doctrine de Machiavel, avec la traduction littérale du Prince et quelques fragments historiques et littéraires, Paris, 1867. Het boek is het lezen nog waard. Maar ik koester het vooral als object: het verscheen enkele jaren voor de voltooiing van de onafhankelijkheid van Italië in 1870. Het is bovendien een bijzonder exemplaar. De eerste bezitter, hoogstwaarschijnlijk, kleefde een clip uit een Brusselse krant van 8 mei 1869 op de verso zijde van de titelpagina. Daarin wordt verslag gedaan over de onthulling in Firenze, van een gedenkplaquette op de gevel van de Casa Machiavelli, ter ere van de beroemde landgenoot. De gedenksteen hangt er nog steeds. Bovenaan op de tegenoverliggende bladzijde pende de vlijtige man, allicht na een teleurstellende lectuur van De Prins, een even korte als duidelijke marginale glos: L’ouvrage: le Prince est l’ ouvrage d’ un scélerat. Ziezo: dat weten we dan! Ik wil me niet mengen in die oude discussie en wens de lezer tijd en moed voor wat speur-en leeswerk om zelf een oordeel te vellen. Een van mijn bibliotheken staat bij huisgenoten bekend als de Grot van Willibaba. Af en toe daal ik er in af. Die papiermijn ziet er chaotischer uit dan ze in feite is. Zelden zoek ik langer dan honderd seconden naar een exemplaar dat ik nodig heb. Soms graaf ik ook wel eens een schat op: iets waarvan ik bij god niet meer wist dat ik het bezat: vijf seconden drukgeluk, veroorzaakt door een licht morbide amor intellectualis libri. Zo struikelde ik pas over een stapel, die La bibliothèque idéale ontblootte. Deze onvolprezen leeswijzer doorheen al wat telt in de Wereldliteratuur rangschikt per domein de must reads, in lijsten van 10, 25 en 49 toppers. De 50ste mag je zelf aan het lijstje toevoegen… Vlug even gekeken welk leesvoer de auteurs suggereren op het domein van de filosofie. Ik merk dat filosoof Bento Dooreman met zijn Ethique, nog net in de top tien belandt, en wel op de tiende plek. Ook even verder gebladerd om te kijken wat de samenstellers schrijven als aansporing tot lezen: ‘Peut-être le livre le plus fascinant de toute l’histoire de la philosophie, tant par la rigueur de son architecture que par le caractère exemplaire de son projet. ‘Tout philosophe, dira Bergson, a deux philosophies: la sienne et celle de Spinoza’. Aucun ami de la philosophie ne peut ignorer ce livre beau et austère comme la vérité’ (blz. 780). La bibliothèque idéale (Le Livre de Poche, Pochothèque, éd. 1992, Paris) is nog steeds te koop (meen ik) en voor leesboeren het gedroomde instrument om de schaarse leestijd niet te verkwanselen. |
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
spinozakring.lier@hotmail.com Mijn andere sites! |