![]() Snuisterend in de brieven van Descartes kom ik terecht in de correspondentie die hij voerde met Jean-Baptiste Morin (1583-1656) n.a.v. het debat over de lengtegraad, dat in de jaren 1634-1639 Europese geesten en instrumentenmakers in de ban hield (1). Morin was mathematicus, fysicus en filosoof. De grenzen tussen die vakken waren toen nog erg dun. De bewaarde correspondentie, vier brieven in totaal, gaat in hoofdzaak over optica, een tak van de natuurkunde die in de 17de eeuw bijzonder veel aandacht kreeg. Ook glasslijper Spinoza laat zich in met deze materie. In de tweede brief naar Morin lees ik een passus die mij erg interessant lijkt. Omdat het een 17de eeuws licht werpt op een semantische kwestie die voor Spinoza-lezers niet onbelangrijk is. Ik vertaal: ‘U zegt ook dat gevolgen bewijzen door een oorzaak, en dan deze oorzaak bewijzen door dezelfde gevolgen een cirkelredenering is, wat ik onderschrijf; maar daarmee geef ik nog niet te kennen dat het een cirkelredenering is, gevolgen van een oorzaak uit te leggen, en vervolgens dan die oorzaak te bewijzen door die gevolgen: want er is een groot verschil tussen bewijzen en uitleggen. Daar voeg ik nog aan toe dat men het woord aantonen kan gebruiken om het een of het ander aan te duiden, tenminste als men het woord de gebruikelijke betekenis geeft en niet de bijzondere betekenis die de filosofen eraan geven.’ (2) Vertalingen Het gaat hier om de betekenis van het woord démontrer (Lat. demonstrare). Dat woord wordt gebruikt in de titel van de Ethica van Spinoza (more geometrico demonstrata) en het substantief demonstratio komt steeds voor in de teksten die volgen op de stellingen. In de eeuw van Descartes, die ook die van Spinoza is, kan het Franse woord démontrer blijkbaar drie betekenissen hebben: prouver, expliquer, die volgens Descartes de gebruikelijke betekenissen zijn, en een derde die hij niet vermeldt: een bijzondere betekenis die filosofen gebruiken. Die kan, naar mijn mening, niet anders zijn dan een betekenis die aansluit bij de meest gangbare oorspronkelijke klassieke betekenis van het werkwoord: aanwijzen, aantonen (met de vinger). Bij uitbreiding, in latere filosofische betekenis: betogend aantonen, volgens logische regels (die van Aristoteles, uiteraard). In de Romaanse taalsfeer zijn de woorden demonstrare/demonstratio makkelijk te vertalen: ze bestaan namelijk ook in die Romaanse talen. Enkele voorbeelden. Vertalers als Ch. Appuhn, R. Caillois, R. Misrahi en andere vertalen beide woorden door démontrer/démonstration. Rechtlijnig dus. De lezer geeft er in dit geval ZELF een betekenis aan. In de Germaanse taalsfeer wordt de vertaling wat moeilijker. Hoe demonstrare vertalen: bewijzen (prouver), uiteenzetten (expliquer) of de filosofische betekenis gebruiken waarnaar Descartes verwijst? Hier kiest dus de vertaler een betekenis! We nemen enkele Nederlandse vertalingen onder de loep. Eerst gaan we te rade bij de Nagelate schriften, de eerste Nederlandse vertaling van Spinoza’s Opera Posthuma. De vertaler(s), die N.B. uit de kring van Spinoza komen, vertalen als volgt de titel: ‘Zedekunst, alles op een meetkundige orde geschikt en betoogt’. Demonstratio in de tekst wordt vertaald als ‘betoging’. Mooi is dat én rechtlijnig. Verkeerde been Enkele voorbeelden van latere vertalingen: D. Burger (ca.1860) vertaalt demonstratio als bewijs. De titelpagina laat hij onvertaald; N. Van Suchtelen (1928): vertaalt demonstrata in de titel als uiteengezet, demonstratio als bewijs; H. Krop doet hetzelfde; de recente vertaling van C. Vermeulen (2012), op basis van het Vaticaans manuscript, vertaalt demonstratio als bewijs. Geen vertaalde titelpagina. Rechtlijnig zijn de Nederlandse vertalers in deze dus niet. Woorden als prouver en bewijzen duiden er allereerst op dat een betoog of redenering beschouwd wordt als onweerlegbaar en vaststaand. Wie in de Ethica de demonstratio’s, volgend op de stellingen, vertaalt als ‘bewijs’, verkeerdelijk in het spoor van de Latijnse versie van Euclides’ Elementen, zet de lezer op een verkeerd been. Filosoof Spinoza bewijst in feite helemaal niets. Zijn demonstratio’s mogen dan wel logisch hout snijden, ze zijn soms ook duister, niet erg overtuigend en zelfs tautologisch…. Ze hebben hoe dan ook intern niet de stringentie van een wiskundige (geometrische) redenering. Spinoza’s ‘bewijzen’ zijn niet meer dan logisch goed gestructureerde betogen, die alleen diegenen overtuigen die ab initio reeds overtuigd zijn van diens uitgangspunten. In de lijn van Descartes woordanalyse mogen we m.i. ervan uitgaan dat filosoof Spinoza, aan het woord demonstratio de bijzondere filosofische betekenis gaf waarop Descartes doelde: filosofisch betoog of filosofische uiteenzetting (explicatio) volgens de logische regels van de kunst. De vertaling van de demonstrare/demonstratio in de Nagelate schriften, ondersteunt deze visie, en is dus m.i. correct. Meegaan in de stellingen en de betogingen/uiteenzettingen van de Ethica is een Akte van Geloof. Zo bekeken ontwikkelt Spinoza in zijn Ethica dus een soortement vierde Boekreligie, die evenwel niet als de andere drie op ‘gelovend-geloof’ is gebaseerd, maar op ‘rationeel-geloof’. Zo bekeken is hij de vader van een rationele religie. Of Spinoza dan plek vier verdient in het eeuwenoude verhaal van de Drie Bedriegers (3) laten we ethisch in het midden. Q.E.D. _____ (1) De correcte lengtegraadbepaling was in de 17de eeuw een hot item geworden. Het probleem kon technisch niet worden opgelost omdat nog geen zeewaardige klok kon worden geconstrueerd. Over het probleem van de lengtegraad schreef Dava Sobel (en W.J.H. Andrewes) Longitude, London, 1995, een boeiend boek dat een seller werd, die de basis legde voor een vloed van populair-wetenschappelijke geschiedschrijving. (2) ‘Vous dites aussi que prouver des effets par une cause, puis prouver cette cause par les mêmes effets est un cercle logique, que j’avoue; mais je n’avoue pas pour cela que c’en soit un, d’expliquer des effets par une cause, puis de la prouver par eux: car il y a grande différence entre prouver et expliquer. A quoi j’ajoute q’on peut user du mot démontrer pour signifier l’un et l’autre, au moins si on le prend selon l’usage commun, et non en la signification particulière que les philosophes lui donnent.’ In René Descartes, Correspondance, Oeuvres Complètes, T. VII, volume II, Paris, 2012, blz. 464. Descartes onderstreept in de tekst. (3) Mozes, Jezus en Mohammed. Beweringen die hen bestempelen als Bedriegers gaan terug tot in de late Middeleeuwen. ![]() Bertrand Russell (1872-1970) was mathematicus, filosoof, literator, activist en van aristocratische komaf. Hij wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste Engelse filosoof van de 20ste eeuw. Bij velen zal hij bekend zijn door zijn History of Western Philosohy (1945), nog steeds herdrukt en veelgelezen (1). Zijn rebels leven bracht hem een keer in de gevangenis en was er ook de oorzaak van dat hij wegens ‘immoraliteit’ uit de Universiteit van New York werd gekieperd. Hij verwierf bij zijn leven een mondiale reputatie via zijn Russell-tribunaal, dat ten tijde van de Vietnamoorlog met scherp schoot naar de Amerikanen. Zijn verdiensten liggen op het vlak van de mathematische logica en de kenleer. In 1950 werd hem de Nobelprijs literatuur toegekend: terecht, want hij schrijft een heerlijk Engels. Blaaskakerij Russell, Bertie voor de vrienden, kwam opnieuw in mijn vizier via enkele recente Franse vertalingen van zijn werk. Onlangs verscheen een tweedelige editie van Russells autobiografie (2). Ook een Franse vertaling van zijn kort essay An Outline of intellectuel rubbisch ligt nu in de boekhandel onder de titel De la fumisterie intellectuel (3). Dit essay is nog altijd aanbevolen lectuur. De vertaling is van de hand van Jean Bricmont (°1951), professor theoretische fysica aan de UCL (Louvain-la-Neuve). Deze recht voor de raapse en geëngageerde intellectueel heeft blijkbaar iets met dat onderwerp. Hij is namelijk ook mede-auteur van Impostures intellectuels (1999) (4). Met dat boek maakten de auteurs zich in die jaren niet erg geliefd, omdat zij filosofische blaaskakerij ontmaskerden en aantoonden dat sommige filosofen-keizers er in hun filosofische sprookjes naakt bijliepen… Slechte tijden In zijn talrijke artikels en essays, in zijn Geschiedenis van de Westerse filosofie en in zijn Autobiography geeft Bertie meer dan eens schouderklopjes aan Bento (Spinoza). Ik pluk een passage uit het essay If we are to survive this dark time (1950), een artikel geschreven in de nasleep van de ellende en het pessimisme die Europa en de wereld tekende, na de Tweede Wereldoorlog. Russell raadt Spinoza aan als panacee tegen kortetermijndenken en wanhoop. Ik vertaal: 'Als er slechte tijden in het verschiet liggen, moeten we ons blijven herinneren, zolang de trage opmars van de mens duurt, in het verleden veroorzaakt door verwoestingen en achteruitgang, dat de weg naar de vooruitgang altijd weer opnieuw wordt ingeslagen. Spinoza, een van de wijste mannen, iemand die steeds leefde in overeenstemming met zijn eigen wijsheid, adviseerde mensen om voorbijgaande gebeurtenissen te bekijken in het licht van de eeuwigheid. Zij die zich dat kunnen aanleren, zullen een pijnlijk heden makkelijker verdragen dan op een andere wijze. Ze kunnen het dan zien als een voorbijgaand moment, een wanklank die moet verdwijnen, een tunnel die men door moet. 'Een klein kind dat zich verwond heeft, weent alsof de wereld louter bestaat uit verdriet, omdat zijn geest gericht is op het heden. Een man die zijn wijsheid bij Spinoza haalt, kan zelfs een leven van lijden beschouwen als een voorbijgaand moment in het leven van de mensheid. En de menselijke soort, van zijn duister ontstaan af tot zijn onbekend einde, is niet meer dan een nietige episode in het leven van het universum. Wat elders gebeurt weten we niet, maar het is onwaarschijnlijk dat het universum niets beters bevat dan wijzelf. (…) Spinoza wil dat we niet leven in de minuut, in de dag, in het jaar of in het tijdvak, maar in de eeuwigheid. Zij die dit leren doen, zullen ondervinden dat het krankzinnig karakter van het ongeluk weggenomen wordt en de neiging tot waanzin, die samengaat met een overweldigende ramp, voorkomen kan worden. Hij bracht zijn laatste dag door met het vertellen van vrolijke verhalen aan zijn huisbaas. Hij had geschreven: de wijze denkt minder aan de dood dan aan gelijk welke andere zaak en leeft volgens dit voorschrift als het moment van zijn eigen dood aangebroken is (5)’. Spinoza praktisch gebruiken Het advies van Bertie is niet gedateerd, hoegenaamd niet. Bertrand Russell was een man die de leer van Spinoza in zijn persoonlijkheid ïntegreerde om er in het leven een praktisch gebruik van te kunnen maken. Hij illustreert daarom een oud adagium, dat ik voor de gelegenheid even aanpas: Philosophiam non Scholae sed Vitae discimus: filosofie is er niet voor school en galerij, maar moet het leven dienen. Alleen zo heeft die nog enig nut. ____ (1)Bertrand Russel, Geschiedenis van de Westerse filosofie, Amsterdam, 2008 (Servire). Engels origineel: History of Western Philosophy, reeks Classics, Routledge, London. (2) Bertrand Russell, Autobiographie( 1872-1967), 2 vol., Belles Lettres, Paris, 2012. Engels origineel: Autobiography, reeks Classics, Routledge, London. (3) Bertrand Russell, De la fumisterie intellectuelle, 2013. Vertaald door Jean Bricmont, maak kennis met hem via bijlage. (4) Alan Sokal, Jean Bricmont, Impostures intellectuels, Paris, 1997. Nederlandse vertaling: Intellectueel bedrog. Postmodernisme, wetenschap en antiwetenschap, Antwerpen, 1999. (5) Bertrand Russell, The basis writings of Bertrand Russell, London and New York, 2009, blz. 667-678. De tekst van het gedicht is de laatste versie die Goethe zelf nog corrigeerde. Jacobi las Lessing een oudere versie voor, die evenwel niet wezenlijk verschilt van de definitieve. Mijn lijn-naast-lijn-vertaling kan de lezer helpen om het Duitse origineel te begrijpen. © vertaling W. Schuermans Prometheus
![]() Michel Onfray, enfant terrible van de actuele Franse filosofie, publiceert momenteel een Contre-histoire de la philosophie. Negen delen zijn reeds verschenen. Wie genoeg heeft van traditionele filosofiegeschiedenis, die steeds maar wordt over- en nageschreven, kan voor een verfrissend bad terecht bij Onfray en zijn alternatieve aanpak. Je hoeft het niet altijd met hem eens te zijn om te kunnen genieten van zijn boude visies en rake formuleringen. In het derde deel van voornoemde Contre-histoire behandelt hij ’Les Libertins baroques’ (1). Onfray situeert die barokke libertijnen tussen twee data: 1592, het overlijden van Montaigne, en 1677, het overlijden van Spinoza. Hij behandelt in het boek achtereenvolgens Charron, La Mothe Le Vayer, Saint Evremond, Gassendi, Cyrano de Bergerac en als hekkensluiter, jawel, Spinoza. De eerste drie worden in het deel Les Libertins fidéistes besproken, de laatste twee in het deel Les Libertins panthéistes. Met uitzondering van Spinoza zijn het denkers die in scholastieke filosofiegeschiedenissen niet of nauwelijks aan bod komen. Filosofisch portret Wat hebben Libertijnse barokfilosofen met elkaar gemeen? Onfray onderkent een gemeenschappelijke origine die hij terugvoert op Michel de Montaigne en, in hun denken, drie révolutions: op het vlak van methode, ethiek en religie. Wat de origine betreft: het zijn Montaigne-lezers, die 1492 indachtig zijn en filosoferen met het schrikbeeld van de godsdienstoorlogen in het achterhoofd. De libertijnse denkers hanteren een sceptische methode. Zij knopen opnieuw aan bij de wijsheid van de antieke denkers om er een existentiële levenswijsheid uit te puren. Zij rehabiliteren de immanente epicuristische ethiek en het zijn of fideïsten, die het geloof opvatten als een genade Gods en zo de rede vrij spel kunnen geven, of pantheïsten. In het laatste hoofdstuk Spinoza et ce qui conduit à la joie, wordt Benoît door Onfray gekarakteriseerd als een man die een epicuristische levenswijze in de praktijk bracht en een eigenzinnige hedonistische filosofie ontwikkelde. Tot slot wil ik de lezer Onfrays filosofisch portret van Spinoza niet onthouden: ‘Etrange Spinoza! Son matérialisme sans matière, son Dieu sans transcendance, son hédonisme sans corps, son épicurisme sans atomes, son éthique sans morale, sa religion sans dogmes, son éternité sans arrière-mondes, sa liberté sans libre arbitre, son désir sans chair, ses vertus sans devoir, voilà une étrange pensée oxymorique! Donc baroque.’ Zijn lichtvoetig en zwierig Frans sleept je soms mee in een leesvaart die verhult met welk een vaart hij over zijn materie heen vliegt. Maar toch: zijn grote eruditie levert knappe syntheses af. Wie het onderdeel Spinoza leest (van blz. 237 tot blz. tot blz. 273) heeft meteen een basis. ____ (1) Michel Onfray, Contre-Histoire de la philosophie, T. III, Les Libertins baroques, Le Livre de Poche, (biblio essais), Paris, 2012. Deze libertijnen niet verwarren met 18de-eeuwse libertijnen, die met wellust de volle vrijheid van denken en leven omhelzen. ![]() De passies die de christelijke religie in de 16de en de 17de eeuw in West-Europa ontketenden, koelden in de loop van de 18de eeuw. In de tweede helft van die eeuw was het geestelijk klimaat ook in Duitsland voldoende sereen om Spinoza met meer openheid van geest te benaderen. Lichtenberg past in die uitgeklaarde maatschappelijke context. Kladboeken Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799) was een Duits natuurkundige, filosoof en dichter. Bij leven was hij een gewaardeerd hoogleraar fysica in Göttingen. Zijn verdiensten op het stuk van de fysica zijn echter bescheiden. In de Duitse Verlichting verdiende hij evenwel terecht zijn sporen. Nietzsche vernoemde hem in een adem met Goethe, als een van de weinige Duitse auteurs die het waard zijn steeds herlezen te worden. Een goede raad die alvast aan mij niet is voorbijgegaan. Lichtenberg was erg scherpzinnig en kon zijn gedachten vlijmscherp en gevat formuleren. Dat deed hij zijn leven lang in zijn Sudelbücher (kladboeken), die geregeld nog worden gebloemleesd. Daarom is hij vandaag vooral bekend bij liefhebbers van aforismen en citateraars. Hij was een pragmatisch en dus rekkelijk piëtist, die met open geest filosofeerde over wereld en natuur. Hij bestudeerde ook Spinoza met diepgang, zoals blijkt uit de brief die ik verderop excerpeer en vertaal. De brief verwijst impliciet ook naar de Pantheismusstreit, die in 1785 in Duitsland de geesten erg beroerde. Het vuur werd aan de lont gelegd in 1785 door Friedrich Heinrich Jacobi (1743-1819), die in een (anonieme) publicatie de these verdedigde dat het Spinozisme de meest consequente vorm van pantheïsme was, en atheïsme van het zuiverste water. Literaire titaan Lessing, overleden in 1781, werd opgevoerd als Spinozist. Mozes Mendelssohn (1729-1786), filosoof en literator (opa van de componist, jawel), vond dat de nagedachtenis van zijn vriend Lessing werd besmeurd en zijn eer in de publicatie werd aangetast. Hij reageerde fel op Jacobi, die al snel als auteur werd aangewezen. Het hek was van de dam. De Pantheismusstreit is een ongemeen stormachtig Verlichtingsdebat geweest, met Spinoza in het oog van de storm. Alle grote Duitse geesten mengden zich in de discussie. Ook Lichtenberg liet zich niet onbetuigd. 'Dat geloof ik ook' In de brief van 1786, gericht aan een zekere J.D. Ramberg vertelt Lichtenberg over Johann Kaspar Lavater (1741-1801) die hem bezocht. Lavater was een Zwitsers theoloog en fervent verdediger van het christendom. Hij genoot bekendheid voor zijn geschriften over Physiognomie, een pseudowetenschap die karakter en psyche van mensen uit hun gelaat afleidde. ‘Lavater had net plaats genomen (Less was ook aanwezig) of we kwamen per toeval te spreken over Mendelssohn, Lessing, Jacobi en het Spinozisme. Omdat ik, (rechtuit gezegd) sedert ik Spinoza begrijp, hem voor een echt uitzonderlijke kop aanzie, besloot ik, tussen die twee theologen, het voor hem op te nemen. Ik zei dus, dat ik de mening was toegedaan, dat na enkele millennia diepgaander studie van de natuur, die uiteindelijk bij het Spinozisme zou uitkomen, wat deze grote man had vooruitgezien. (…) Met andere woorden, alles wat bestaat is één, en verder niets! En kai pan, Unum et omne. Dat alles vertelde ik hem. En weet u wat Lavater, die me ongelofelijk aandachtig had beluisterd zei: DAT GELOOF IK OOK. Hij maakte alleen enkele bemerkingen, die hij zelf niet erg gewichtig achtte en die allemaal vluchtig uit het christelijk systeem waren gehaald.’ De kapitalen van Lichtenberg wijzen op iets ongehoords: Lavater, niet bepaald een Spinoza-adept, valt Lichtenberg bij! We nemen aan dat de beschreven scène naar waarheid verteld is. Maar meende Lavater wel wat hij zei? Dat kan, want, zoals het in het leven nogal eens gebeurt: spreken in klein cenakel is niet hetzelfde als spreken voor de galerij. Of was Lavater in een zwak moment te toegevend voor Lichtenberg? Had hij een moeilijke dag en wenste hij in die badinerende context niet al te diep in te gaan op de ideeën van een gevaarlijk denker, die Spinoza ook toen nog voor velen was? |
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
spinozakring.lier@hotmail.com Mijn andere sites! |