1 Het Theologisch-politiek traktaat en de Ethica, beide gesteld in het Latijn, zijn de twee belangrijkste geschriften van Spinoza die al bij zijn leven zijn reputatie als ‘ongodist’ hebben gevestigd, maar nu algemeen worden beschouwd als ‘filosofie-monumenten’ die de westerse beschaving mee funderen.
2 Het Theologisch-politiek traktaat is een complex boek met diverse lagen en kan op meer dan één wijze worden geïnterpreteerd.
3 De weg naar het geluk die de Ethica aanwijst, is een bijzonder moeilijke weg: Spinoza’s laatste zin van de Ethica: is hierover duidelijk: Sed omnia praeclara tam difficilia quam rara sunt - Al wat uitmunt is even moeilijk als zeldzaam (zie ook laatste dia).
Illustraties
Links: lezende Spinoza. Schilderij van Karl Bauer (1868-1942), geschilderd naar een lithografie die hij maakte in 1909 voor Ernst Altkirch, gepubliceerd in diens boek Spinoza im Porträt (1913).
Rechts: (L) TTP in de Nederlandse vertaling van Jan Hendrik Glazemaker, eerst gepubliceerd in 1698, zonder vermelding van auteur en onder een andere titel.
(R.) BDS Opera Posthuma van 1677: daarin ook de editio princeps van de Ethica.
1 Op 27 juli 1656 sprak de joodse gemeenschap een ban uit over Spinoza. Hij vervelde van Baruch d’Espinoza tot Benedictus Spinoza. De ban was een keerpunt in zijn leven. Hij verdiende zijn brood met het slijpen van lenzen en wijdde zich aan de studie van de filosofie in zijn vrije uren.
2 Spinoza is geen diplomafilosoof maar een echte filosoof door natuurlijke aanleg: een authentiek denker uit existentiële drang. Hij is een van die zeldzame filosofen die ervoor kozen om te leven naar eigen leer, en wijsheid verkoos boven de verlokkingen van het leven.
3 Het eerste geschrift van Spinoza is het TIE. Hij schreef het ca. 1660. In de eerste 16 paragrafen slaat hij (voor hem zeer uitzonderlijk) een zeer persoonlijke toon aan. De eerste twee hoofdstukken zijn fundamentele lectuur voor beginnende Spinoza-lezers: lees mijn vertaling op deze site (knop geschriften/TIE).
Illustraties
Boven: de jonge Spinoza (gefingeerd portret van ca. 1670 (onbekende Nederlandse schilder). Miniatuur op koper.
Onder: fragment van de titelbladzijde van de eerste druk van het Traktaat over de emendatie van het verstand (TIE) in de Opera Posthuma van 1677. Ondertitel: En over de weg waarlangs het verstand op de beste wijze naar de ware kennis der dingen wordt gevoerd.
1 Philosophos (Grieks) betekent ‘minnaar van wijsheid’. Echte filosofie draagt bij tot bestaansverheldering en helpt ons een persoonlijke weg te vinden naar meer levensgeluk.
2 Al snel kwamen filosofen in de Oudheid tot de bevinding dat menselijke passies een gelukkig leven in de weg staan. De studie van menselijke passies werd een voornaam thema in hun filosofie. Vandaag de dag is die studie nog steeds een belangrijk thema in filosofie en psychologie.
3 In de inleiding van het derde deel van de Ethica neemt Spinoza expliciet en wat ironisch afstand van zijn leermeester Descartes, wiens Les Passions hij in De korte verhandeling (KV) nog van nabij volgt.
4 Spinoza brengt over passies een nieuw geluid: passies zijn geen menselijk defect en al evenmin een kwaad. Ze behoren tot onze natuur, aldus Spinoza en verdienen objectieve studie, als waren het, zoals in de geometrie, punten, lijnen, meetkundige lichamen (Politiek traktaat, 1,1).
Illustraties
Boven: de Romeinse keizer Marcus Aurelius (121-180) levenskunstenaar uit de school van de Stoa, auteur van een in het Grieks gestelde dagboek ‘Gedachten voor mezelf’.
Midden: Dirck Volckertszoon Coornhert (1522-1590) auteur van Zedekunst dat is Welllevenskunste (1585).
Onder: René Descartes (1596-1650), grootste Franse denker van de 17de eeuw, inspirator van Spinoza en auteur van Les Passions de l’âme (1649).
1 Het woord Ethica moet worden begrepen in de 17de eeuwse betekenis: het betekent zoveel als ‘goede levenswijze’, ‘wellevenskunst’. In het hedendaags woordgebruik is ‘ethica/ethiek’ een synoniem voor moraalfilosofie.
2 Het derde deel, dat nog even verder loopt in het vierde is het meest omvangrijke deel van de Ethica. Het kan bijna als een afzonderlijk geheel worden beschouwd en voor velen is dit deel het meest originele en wellicht ook het meest blijvende van zijn werk.
3 In Spinoza’s denkorde moet eerst de oorsprong en de natuur van onze emoties worden bestudeerd vooraleer hij zijn ethische levenswijze kan ontwikkelen.
Caute! Spinoza’s passieleer is ‘geen a priori constructie, geen metafysica van affecten, hij ontwikkelt hier gewoonweg een empirische psychologie’ (Bernhard Alexander, 1923). Zijn wetenschap is gebaseerd op ervaring én op studie. Spinoza, die als filosoof nooit het reële leven uit het oog verliest en dit opzicht een ‘realist’ kan worden genoemd, toont zich in zijn passieleer een fijnzinnig kenner van de menselijke natuur.
Illustratie:
Links van het scharnier: titelpagina’s van deel 1 en 2 van de eerste editie van de Ethica in de Opera Posthuma (1677).
Rechts van het scharnier: titelpagina’s van deel 4 en 5 van de eerste editie van de Ethica in Opera Posthuma (1677).
1 Het derde deel van de Ethica noemden we een scharnierdeel: de eerste twee delen leggen de nodige filosofische fundamenten om vervolgens om in het derde deel de oorsprong én de natuur van de affecten te kunnen begrijpen.
2 Het vierde deel handelt over de kracht van de passies die ons kunnen verknechten, het vijfde deel gaat over de kracht van het verstand in de strijd tegen die passies.
1 Het GEHELE AL ofte het HEELAL: de ‘eenheidsdroom’ van filosofen en wetenschappers. In het Oude China: beweerde ZhuangTzi (overleden ca. 286 v.C.): ‘Het kleine denken ziet de stukjes, het grote denken ziet alles als EEN.’ In het Oude Griekenland dachten de natuurfilosofen en de Stoa er net zo over.
2 Spinoza’s filosofie is een ‘naturalisme’, d.w.z. dat de natuur de laatste grond is van alles wat bestaat. De natuurwetten zijn NOODZAKELIJK, er kan dus niet van worden afgeweken. Spinoza maakt doorgaans een onderscheid tussen interne noodzaak die voortvloeit uit de essentie der dingen (eeuwig) en de externe noodzaak of dwang (tijdgebonden).
3 Het substantie begrip werd al door Aristoteles gebruikt in de betekenis van een onstoffelijk vormprincipe (ousè). Via de scholastiek belandt het begrip bij de 17de eeuwse rationalisten. Spinoza geeft er een geheel eigen betekenis aan. Descartes onderscheidt nog oneindig veel substanties, Spinoza accepteert slechts één enkele substantie.
4 De substantie is samengesteld uit oneindig veel attributen, die elk in hun soort oneindig zijn. Geest en uitgebreidheid die we via onze ervaring kennen (empirie), identificeert Spinoza als substantie-attributen, de twee enige die wij kunnen kennen. Het zijn in feite manieren waarop wij de substantie zien.
5 Deus sive natura: overbekende uitspraak van Spinoza (in feite maar twee maal in de Ethica vermeld!). Spinoza vereenzelvigt de substantie met de natuur en noemt die ‘God’. Dit is dus ‘de God van Spinoza’, naar het woord van Einstein. De Natuur (met hoofdletter) in ‘Spinoza’s equatie’ is meer dan wat wij verstaan onder natuur (met kleine letter).
6 Spinoza stelt dat het bestaan van een transcendente God fictie is, ontstaan uit passie en verbeelding van mensen die in een oncontroleerbare wereld leven.
7 Spinoza’s panENtheïsme: al wat is, komt uit de substantie/natuur/God en keert erin terug: het zijn modi , d.w.z. eindige omvormingen van de substantie. In Spinoza’s brief 73, gericht aan Hendrik Oldenburg, vermeldt hij een uitspraak, toegeschreven aan Paulus, die panENtheïstisch kan worden uitgelegd (N.T., Handelingen, 17, 28 ‘Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: ‘Uit hem komen ook wij voort’).
Illustraties Fotomontage: van het oneindige, eeuwige AL naar individuele eindige modi. Van boven naar onder:
een deel van het heelal
onze Melkweg
onze blauwe planeet
drie eindige modi: een duinroos (bloem op Spinoza’s zegel), een roodborst, standbeeld van Spinoza in den Haag
1 Spinoza noemt alle ‘aandoeningen’ (‘omvormingen,’) van de substantie ‘dingen’: planten, dieren, mensen, objecten, gedachten zijn ‘dingen’ in zo ver ze affectaties (modi) zijn van de substantie. De mens is een ‘ding’ te midden van alle andere dingen: dit gegeven moet mensen aansporen tot ontologische bescheidenheid: ook wij zijn eindige modi van de substantie, net als de boom, de kei, de kever.
2 De drie boekreligies plaatsen de mens aan de top van de schepping en kronen hem tot keizer van de schepping (de natuur), waarover hij op absolute wijze mag beschikken. Spinoza zet de mens op de juiste plek: de mens is niet HET DOEL van de schepping, hij is geen ‘imperium in een imperium’, d.w.z. hij is onderworpen aan dezelfde wetten als alle andere levende wezens en de levenloze natuur, hij is niet meer dan een onderdeel van de natuur.
3 Menselijke modi worden ‘onwetend’ geboren: de geest is een tabula rasa maar kan zich via het gebruik van de ratio ontwikkelen en, uitermate belangrijk, tot een waar begrip van de Natuur (met hoofdletter!) komen.
4 De menselijke geest vormt ideeën omdat het een ‘denkend ding’ is. Mensen kunnen via hun rede uitgroeien tot ‘vrije mensen’ (sapientes).
5 De menselijke ziel en het lichaam zijn één (monisme): de ziel is geen aparte substantie maar niet meer dan een voorstelling van het lichaam. Zijn leermeester Descartes onderscheidt lichaam en ziel (dualisme). Geest en lichaam kunnen op elkaar geen invloed uitoefenen (E, 3, st. 2).
6 De vrije menselijke wil is een misverstand: lees hierover E 1, Aanhangsel. Mensen zien slechts hun keuzemogelijkheden en niet multi-causale context die hun keuze bepaalt.
Illustraties
Boven: Auguste Rodin (1840-1917), Le penseur
Onder: de mens, een element VAN en IN de natuur
1 Spinoza’s kenleer (epistemologie) is de ruggengraat van zijn ethisch project. ‘De kenleer is een geestelijke tocht die van de onwaarheid naar de waarheid voert en tevens ook van de onvrijheid naar de vrijheid.’ (Robert Misrahi, nestor van de Franse Spinoza-scholars, nu 97 jaar).
2 De menselijke modus is een denkend wezen dat kennis nastreeft over de WERELD BUITEN ZICHZELF: kennis om het leven in stand te houden (ons overleven), filosofische kennis (wijsheid) én wetenschappelijke kennis. Spinoza onderkent daartoe drie kensoorten (‘ken-tools’).
3 De ‘ver’-beelding (eerste kensoort) ontstaat via onze zintuigen. In onze geest ontstaan ‘beelden’ (imagines). Die vormen samen de ‘zinnelijke verbeelding’ (imaginatione), de ‘verbeelding’ van de empirische wereld. Niet te verwarren met fantasie. De verbeelding is de bron van onze emoties.
De rede (tweede kensoort) de geest, die in ALLE modi, aanwezig is, denkt omdat het een denkend ding is, aldus Spinoza.
De intuïtie (derde kensoort): is een onmiddellijk schouwend kennen waardoor de waarheid direct wordt ingezien.
4 Het adjectief ‘adequaat’ wordt door Spinoza gebruikt met de substantieven idee, oorzaak en handeling: - een ‘adequaat idee’ staat te lezen in E2, Def. 4: ‘Onder adequaat idee versta ik een idee dat, voor zover het op zich wordt beschouwd zonder relatie met het object, van de ware idee alle eigenschappen of intrinsieke aanduidingen heeft.’ - een adequate oorzaak is een oorzaak waaruit de gevolgen helder en eenduidig voortvloeien. - een adequate handeling is een handeling die berust op een adequate idee en waarvan de oorzaak volkomen IN ONS kan worden gesitueerd.
5 Alleen via deze hoogste kenwijze begrijpen wij de band tussen de substantie en alle eindige modi (metafysische kennis). De rationele wetenschap is daar niet toe in staat (gekwantificeerde kennis).
6 Waarheid is geen voorwerp van onderzoek, het is een kwaliteit van ‘kennis’. Ware kennis komt tot stand via adequate kennis. In brief 60 (1675) gericht aan von Tschirnhaus verklaart Spinoza het geringe verschil tussen een adequate idee en een waar idee.
Illustratie
Boven: de mens beschikt over 5 zintuigen om zintuiglijke kennis te verzamelen over de wereld buiten hem.
Onder: Einstein over intuïtie en verstand.
1 Caute! Spinoza geeft aan het begrip verknechting (én aan het begrip vrijheid) een specifieke filosofische betekenis die afwijkt van ons taalgebruik. Een verknechte mens is onderworpen aan de natuur en haar wetmatigheden: hij ondergaat die natuur op passieve wijze, vandaar ons woord ‘passie’.
2 Onvrije mensen leven overwegend met ‘verbeeldingskennis’, dus met inadequate kennis. Dat is niet zonder gevaar: verbeeldingskennis is inadequate kennis die tot inadequaat handelen leidt. Het individu kan zo schade veroorzaken of zichzelf schade toebrengen.
3 De noodzakelijke natuurwetten die de kosmos determineren, gelden ook voor mensen. Wie lijdzaam (en onbewust) die wetmatigheden ondergaat is een passief onderdeel van die natuur en daarom verknecht (onvrij).
4 Verknechte mensen gaan dus gebukt onder emoties en leiden daardoor een passief leven dat aangestuurd wordt door de dingen buiten hen.
5 Waarom beschikken dingen over MACHT om ons te verknechten? Die macht (potentia) is te begrijpen in relatie tot de substantie: elk ding heeft een infinitesimaal deeltje van die macht. Alle dingen ontplooien (ook t.a.v. elkaar) een werking, van minimaal tot maximaal.
Illustraties
Boven: roulette en gokverslaving
Onder: drankverslaving
Beide zijn voorbeelden van wat de oude Grieken akrasia noemden: een algemeen menselijke houding om een actueel plezier te verkiezen boven een toekomstig (verafgelegen) kwaad.
1 Spinoza’s vrijheid moet worden veroverd. Dat gebeurt door het bestrijden van onze emoties, daartoe beschikken we over een unieke eigenschap, onze rede. Het komt erop aan te steven, zoveel het mogelijk ,is (quantum in se est) te leven op eigen gezag, dus autonoom en los of losser van de natuurwetten. Dit streven is een dynamisch proces dat NOOIT eindigt. Lees in dit verband ook zijn definitie van vrijheid E 1, def. 7.
2 De vrije mens strijdt tegen zijn verbeelding door die te toetsen en te onderwerpen aan de REDE: inadequate ideeën kunnen worden omgevormd tot adequate en zo kunnen schadelijke, passieve handelingen worden veranderd in nuttige, actieve.
3 VRIJHEID dient door het verstand (rede en intuïtie) veroverd op de natuur: de Vrije Mens ziet in dat hij een band heeft met de Natuur (met hoofdletter!) en is zich bewust van de wetmatige, noodzakelijke werking ervan. Dit inzicht verheft hem boven alle andere modi (niet denkende en onwetende modi) en maakt hem VRIJ én BLIJ.
4 Caute! Determinisme sluit dus de mogelijkheid op vrijheid, zoals begrepen door Spinoza, NIET uit: vrijheid is zich bewust zijn van de kracht van de natuur en ernaar handelen, d.i. zich emanciperen van de natuur:
een eerste vorm van emancipatie is de bewuste beleving van het determinisme,
een tweede vorm van emancipatie: het verstand (rede/intuïtie) stelt ons in staat om de juiste keuze te maken in geval van meerdere (gedetermineerde) mogelijkheden.
Illustraties
Boven: de kluisters waarmee de Natuur ons bindt én dus verknecht worden verbroken.
Onder: via eigen onderzoek en studie een persoonlijke wereldbeschouwing construeren (zoals Spinoza dat zelf ook deed).
1 Titel van deel drie van de Ethica: ‘Over het ontstaan en de natuur van affecten’ (De origine et natura affectuum).
2 Lees de inleiding van dit deel: over het naturalisme van Spinoza, zijn methode, het streven naar zelfbehoud, de affecten.
(Naturalisme: filosofische opvatting die de natuur beschouwt als de oorsprong en het fundament van alles. De natuur functioneert volgens eeuwige onveranderlijke en noodzakelijke natuurwetten.)
1 Conatus is een Latijns woord dat kan worden vertaald als ‘wilsimpuls’ of ‘streving’. Het principe van de wil tot levensbehoud is zo oud als de mensheid. SIn de Oudheid spreekt de Stoa over hormè/levensdrift, een fundament van hun filosofie. Cicero vertaalt het als ‘connatio’, zelfstandig naamwoord, afgeleid van het verbum ‘conari’ dat proberen’, ‘beproeven’ betekent.
2 Spinoza geeft aan dit aloude begrip een nieuwe inhoud: bij Hobbes en Descartes is conatus uitsluitend een eigenschap van levende wezens, Spinoza past het begrip ook toe op levenloze dingen.
3 Spinoza vereenzelvigt de conatus met het wezen of de natuur der dingen. Spinoza verstaat daaronder zijn essentie. Die impliceert dat dingen geen statisch maar een dynamisch karakter hebben en tevens ook beschikken over ‘macht’ (potentia), namelijk de ‘streving’ om zichzelf in het leven te bestendigen (levenskracht, levensdrang).
4 De macht van dingen, hun conatus dus, wordt begrensd op een dubbele wjjze:
verticaal beschouwd (t.a.v. de substantie): het betreft geen absolute, oneindige macht, maar een beperkte, eindige machteen eindige kracht,
horizontaal beschouwd (t.a.v. andere dingen): treedt in competitie én conflict met de conatus van andere dingen,
5 Onze wil is een conatus-impuls. Voor Spinoza is appetitus een conatus-manifestatie om een doel te bereiken. Hij ontsnapt zelf ook niet aan teleologisch denken, maar verdoezelt dit door de nadruk te leggen op de IMLPULS, niet op het nagestreefde doel.
6 Begeerte (hevige liefde tot…) is levensdrang om zichzelf in het leven te handhaven en vormt de kern van het biologisch egoïsme van de mens.
7 Dingen hebben in hun essentie (in hun diepste wezen) niets dat hun vernietiging kan veroorzaken: dat kan alleen door een externe oorzaak gebeuren.
De conatus der dingen is een aspect van de inertiewet.
Illustraties
Boven: kasseisteen, ook een eindige modus
Onder: groei-conatus zelfs op de meest ongunstige plekken
1 Voor Spinoza is het evident dat mensen als individuen emotie-wezens zijn, geen rede-wezens. Ook hun rationele handelingen zijn meestal gefundeerd op emoties. Emoties beheersen bijgevolg ook via het politieke leven de samenleving (cf. Spinoza’s Politiek traktaat).
2 Affecten (emoties, gevoelens) zijn dus NATUURFENOMENEN, die op zich noch kwaad, noch goed zijn. Het zijn GEEN GEBREKEN van de menselijke natuur die op religieuze gronden moeten worden afgekeurd. Spinoza bestudeert ze op objectieve wijze, alsof het punten, lijnen, vlakken, meetkundige lichamen zijn. (lees Ethica, 3, inleiding).
3 De oorsprong van onze affecten wortelt bijgevolg in de talrijke dingen buiten onszelf: dat veroorzaakt, wat overdreven gesteld, een emotionele jungle in ons. Affecten steunen hoofdzakelijk op ‘verbeeldingskennis’, Spinoza’s eerste inadequate kensoort.
4 De natuur van onze affecten: ze zijn passief of actief.
5 Het belang van passies: het zijn natuurlijke fenomenen die voor ieder van ons van existentieel belang zijn omdat ze begeertes opwekken die het mogelijk maken om onze levensdrang (onze conatus) te realiseren.
Illustraties
Boven: de mechanica van de waarneming (tekening van R. Descartes)
Onder: botsende emoties
1 Affecten veroorzaken veranderingen IN ONS.
2 Logischerwijs bestaan er slechts TWEE mogelijke veranderingen INVLOED of GEEN INVLOED. Alleen de eerste mogelijkheid is voor ons van belang.
3 De uitgeoefende invloed kan POSITIEF zijn of NEGATIEF:
positief: het affect versterkt onze conatus, vergroot onze kracht tot handelen, voert ons zo naar een hogere graad van volmaaktheid en maakt ons blij (monter, tevreden, ...);
negatief: het affect verzwakt onze conatus, vermindert onze kracht tot handelen en maakt ons droef (teleurgesteld, ongenoegen, lusteloos, ...).
4 Bijna alle affecten zijn passies en wel omdat ze IN ONS door de natuur BUITEN ONS worden opgewekt. Niet alle passies of ‘lijdingen’ zijn evenwel ALTIJD negatief: er zijn er die ALTIJD SCHADELIJK zijn voor ons, en er zijn er die SOMS NUTTIG zijn, zoals verder zal lijken.
1 Spinoza deduceert via de ervaring de drie basisaffecten uit de conatus der ‘dingen’:
conatus (levensdrift) doet begeerte ontstaan om de levensdrift te realiseren, d.w.z. zich in het leven in stand te houden,
bevrediging van de levensdrift versterkt de conatus en verwekt vreugde,
niet bevrediging verwekt droefheid.
2 Spinoza’s mentor Descartes onderkent zes basisaffecten: bewondering, liefde haat + de drie van Spinoza. 'On peut facilement remarquer qu'il n'y en a que six qui soient telles [simples et primitives] ; à savoir l'admiration, l'amour, la haine, le désir, la joie et la tristesse ; et que toutes les autres sont composées de quelques-unes de ces six, ou bien en sont des espèces..' (Descartes, Les Passions de l'âme, art. 69)
3 De namen van de primaire affecten zijn ‘genusbegrippen’ die differente ondersoorten bevatten.
Illustraties
Boven: mozaïek met antieke toneelmaskers
Midden: emoji blijdschap
Onder: emoji droefheid
1 Spinoza’s affecten zijn tot stand gekomen:
door logische deductie: conatus – begeerte – blijheid- droefheid, en
op geometrisch-constructivistische wijze: 3 fundamentele affecten + afgeleide affecten.
2 Alle affecten worden gededuceerd uit de drie primaire affecten; begeerte (cupiditas), blijheid (laetitia), droefheid (tristitia):
op basis van begeerte: bijvoorbeeld welwillendheid
op basis van blijdschap: bijvoorbeeld liefde
op basis van droefheid: bijvoorbeeld haat
Illustraties
Boven: Amor in ‘actie’
Midden: smurfenhaat
Onder: kinderlijke afgunst
1 Sommige commentatoren bestempelen Spinoza’s ethiek als een Ethiek van de blijdschap.
2 Het taxonomisch model van Spinoza’s affecten illustreert zijn geometrisch-constructivistische methode. Een buitengewoon fraai voorbeeld van constructivistisch denken.
3 Voorbeelden van blijdschap via goede affecten:
def. 4: verwondering
def. 6: liefde (zo niet té veel!)
def. 25: tevredenheid
4 Voorbeelden van blijdschap via het vermijden van slechte affecten:
def. 6: liefde (zo té veel)
def. 7: haat
def. 13: verdriet
Illustratie Taxonomische schema van Spinoza’s affecten ontworpen door Emanuel Derman (° 1945, Zuid-Afrika, Colombia University, New York).
1 Het onderscheid tussen actieve en passieve affecten is in de moderne passie-psychologie-en therapie volstrekt uniek.
2 Actieve emoties van de geest rangschikt Spinoza altijd in de hoofdsoort ‘fortitudo’ (karaktersterkte, geesteskracht). Een actieve geest handelt overeenkomstig zijn essentie zonder daarbij invloed te ondergaan van externe omstandigheden.
3 In deze hoofdsoort onderscheidt Spinoza twee ondersoorten:
animositas (grootmoedigheid): het streven naar behoud van zichzelf overeenkomstig de rede;
generositas (edelmoedigheid, generositeit): alle handelingen op grond van de rede alleen om sociale cohesie met andere te bevorderen.
(Spinoza ontleende, volgens Wim Klever, beide begrippen aan zijn leermeester Frans van den Ende.)
4 Van alle emoties vormen passieve emoties (ook wel eens ‘lijdingen’ genoemd) het allergrootste deel.
5 Passies (pathema animi, ‘lijdingen’) kunnen:
altijd slecht zijn: bv. verdriet,
altijd goed zijn alle affecten die blijdschap opwekken
soms goed, soms slecht zijn: begeerte naar geld en goed, eten, drank, seks kan positief werken, zo met mate, kan ook schadelijk/slecht zijn zo er een té veel is ...
Illustraties
Boven: schema van het ‘genus-affect’ fortitudo met de twee ‘species-affecten’ animositas en generositas
Onder: de weg naar goede en kwade emoties
1 De Ethica van Spinoza is een levensleer in vijf delen. Het derde deel, Over de oorsprong en de natuur van de affecten, is het meest omvangrijke en loopt nog even door in het vierde. Dat bewijst dat het Spinoza vooral om de affecten te doen was, die het geluk van de mens aardig kunnen in de weg zitten.
2 Vrije mensen kunnen rede en intuïtie, twee kenwijzen die tot adequate kennis leiden, gebruiken om schadelijke passies om te vormen tot actieve affecten die de conatus positief beïnvloeden, ons blijer maken en bijdragen tot meer geluk.
3 De gemoedsrust (acquiescentia) die zo ontstaat, versterkt onze conatus en genereert dus blijdschap.
4 Zo is de psychologische basis gelegd voor een intellectuele liefde tot God (amor intellectualis Dei), d.w.z. een louter geestelijke affectie, zonder enig ritueel, dat zich richt op de substantie, de natuur of God. Dit weldoend affect vult het leven met gelukzalige tevredenheid (beatitudo) in het HierNUmaals.
5 De Duitse neo-kantiaan Arthur Liebert (1878-1946) was van mening dat de belangrijkste les die Spinoza ons gaf, misschien wel zijn onverdroten zoeken was naar een eigen waarheid en levensbeschouwing.
Illustratie Schema van de Spinoza’s weg naar gelukzaligheid.
1 Caute! Spinoza’s Ethica bevat geen systematische psychotherapeutische uiteenzetting: hij schreef geen praktische handleiding voor het omgaan met en het beheersen van affecten. In de Ethica, meer bepaald in de drie laatste delen, kan de lezer wel een aantal praktische regels en aanwijzingen vinden.
2 Spinoza’s therapie is een cognitieve psychotherapie in twee fasen:
cognitief, omdat ADEQUATE kennis de sleutel is tot intoming van emoties. Het IDENTIFICEREN én BEGRIJPEN van een emotie is fundamenteel voor het bemeesteren van passies en het beïnvloeden van psyche en gedrag.
gefaseerd, omdat ze bestaat uit een eerste behandelingsfase die steunt op voorlopige regels en een tweede behandelingsfase die steunt op inzicht en kennis van de Natuur (met hoofdletter) en het passie-fenomeen.
3 Spinoza’s cognitieve psychotherapie wordt vandaag gebruikt in het kader van de professionele psychotherapeutische hulpverlening, maar kan ook dienen als zelftherapie in de strijd tegen emoties.
4 Er bestaat weinig of geen literatuur over praktische toepassingen van Spinoza’s ethiek, geschikt voor iedereen. Op grond van elementen van zijn algemene filosofie heb ik een praktische passie-therapie ontworpen in 5 stappen, die ik fundeerde op drie algemeen bekende psychologische concepten, namelijk op een concept uit de leerpsychologie, op zelfreflectie en op mind mapping.
Illustratie De verlokkingen van mijn bakker.
1 De leerpsychologie onderscheidt drie kennisniveaus:
louter kennen: weten (cf. de quiz-kennis)
inzien: verstaan, begrijpen, onderbouwde kennis
geïntegreerde kennis: kennis die in de persoonlijkheid is geïntegreerd, parate kennis
2 Spinoza’s natuurprincipes onderbouwen de cognitieve therapie die hij aanprijst tegen passies (zie dia 28).
3 Spinoza’s natuurprincipes moeten (via reflectie en meditatie) tot een blijvend bezit worden gemaakt, tot een ktèma eis aiei, zoals de Oude Grieken het stelden. Toelichting:
passies zijn natuurlijke fenomenen die eigen zijn aan alle mensen, het zijn geen gebreken;
menselijke manifestaties (woorden, gestes, daden) zijn uitingen van de conatus, de wilsimpuls om zich in het leven te handhaven;
ook mensen worden gedetermineerd, het zijn immers elementen van de natuur die volgens onveranderlijke wetten functioneer;
alle mensen belanden wel eens in situaties die anderen ergernis bezorgen;
dit is het principe van de voldoende reden (PVR-regel) en het kent GEEN uitzondering. Een reden-loos feit kan NIET bestaan en zou een ontkenning zijn van de natuurlijke orde.
1 Introspectieve zelfreflectie is een techniek om via reflectie zichzelf te analyseren met het oog op gedrags- en morele verbetering. Hoewel er raaklijnen zijn, is zelfreflectie geen contemplatie (bezinning over een gegeven) en evenmin meditatie (zuiveren van de geest).
2 Zelfreflectie is een aloude geestelijke techniek:
Oude Grieken: KEN UZELF! (GNOTHI SEAUTON!), opschrift in de tempel van Apollotempel in Delphi.
Michel de Montaigne (1533-1592): ‘Ieder mens is voor zichzelf uitstekend studiemateriaal, als hij maar in staat is zichzelf nauwlettend gade te slaan.’
(Naar Plinius, de Oudere, 1ste eeuw.)
3 De techniek van zelfreflectie is ook een onderdeel van Spinoza’s filosofie:
in de kenleer: ‘idee van de idee’, reflecteren over de kwaliteit van een idee (adequaat? inadequaat?)
in de passieleer: het inzichtelijk begrijpen (intellegere) van passies door nadenken over zichzelf.
Illustraties
Boven: in de spiegel kijken naar onszelf en onze situatie in de wereld, de natuur!
Onder: ruïnes van de tempel van Apollo in Delphi
1 Mind mapping: kan worden gebruikt om een ‘model-voorstelling’ te maken van de eigen passies.
2 Legenda:
LN : LEVENDE NATUUR: planten, dieren, relatie tot medemensen
DN:DODE NATUUR: objecten,...
F/H/G: FEITEN/GEBEURTENISSEN/HANDELINGEN: enkelvoudige feiten, reeksen van feiten die gebeurtenissen vormen, handelingen
WG:WERELD VAN DE GEEST: van de simpele enkelvoudige idee tot de meest gecompliceerde ideeën-constructies
Illustratie Blank voor een persoonlijke passie-analyse.
1 Eerste fase van Spinoza’s passietherapie. Spinoza spoort ons aan om eerst ZELF een aantal voorlopige leefregels te bedenken. De keuze van die leefregels dient gerelateerd aan het persoonlijke emotiepatroon zoals in beeld gebracht in de passiemap.
2 Die voorlopige leefregels zijn:
persoonlijke en context-gebonden reacties: bijvoorbeeld ‘de vijftellen-regel’ vooraleer te reageren;
integreren van bestaande gezegden of spreekwoorden: bijvoorbeeld: ’zwijgen is goud,'
3 Fobieën als vrees voor spinnen, claustrofobie, smetvrees, hoogtevrees e.a. zijn sterke emoties die niet of moeilijk in te tomen zijn met reacties of gezegden. Alleen diepgaande therapeutische behandeling (stap 5) kan soelaas brengen; professionele hulp is daartoe nodig.
4 Voorlopige leefregels zijn een pragmatische oplossing die iedereen kan toepassen in een overgangsfase naar een meer diepgaande, methodische aanpak van emoties via het begrijpen van verstandelijk begrijpen (rede én intuïtie).
de Bijbel, het boek Spreuken (spreuken van Salomo)
Jacob Cats, Sinne- en minnebeelden en Spieghel van den ouden en nieuwen tijdt, Den Haag,1977(facsimile). (Zegswijzen en spreekwoorden van ‘Vader Cats’ (1577-1660), tijdgenoot van Spinoza.)
1 Tweede fase van Spinoza’s passietherapie. Deze fase is de laatste en de moeilijkste. Integratie van deze principes vergt kennis van alle basisconcepten van Spinoza’s filosofie (zie stap 1). De meeste mensen kunnen zich inzake emotiebestrijding behelpen met de ‘voorlopige leefregels’ in combinatie met een of meer van de 7 therapeutische principes. Therapeuten maken er gebruik van. Wie stap 5 zelfstandig, dus zonder de hulp van een therapeut, wil zetten zal voor elk van de 7 regels zelf een trainingsprogramma moeten ontwerpen dat aangepast is aan de eigen individuele emotie- en levenssituatie.
2 Het doel van al deze regels is het verzwakken en intomen van emoties door onze rede.
3 Denken (rede en intuïtie) als wapen tegen de passies:
Regel 1: deze regel vloeit voort uit het conatus-prinicipe en helpt emoties als bv. wrevel, haat, misprijzen etc. afzwakken. Wie deze regel toepast, bevestigt onrechtstreeks ook het eigen recht op zelfbehoud.
Regel 2: het scheiden van de passie van het externe ding dat er de oorzaak van is. Het kan dan worden verbonden met andere gedachten en de emotie milderen.
Regel 3: vervang mono-causaliteit door multi-causaliteit. Er zijn immers altijd meer oorzaken in het geding: breng ze in kaart. Diversificatie van oorzaken verzwakt de emotie.
Regel 4: de natuur wordt beheerst door wetmatigheden die noodzakelijk zijn: beschouw mensen, dingen en gebeurtenissen vanuit dit oogpunt.
Regel 5: vermijd toevallige associaties van personen en/of dingen die geen direct oorzakelijk verband tonen met de emotie.
Regel 6: overweeg de mogelijkheid om een passie geheel of gedeeltelijk in te passen in een of ander persoonlijk levensdoel. Zo wordt een passie geheel of gedeeltelijk ‘actief’ (de kracht van whisky en sigaren voor W. Churchill).
Regel 7: maak van de rede een passie, d.w.z. zorg ervoor dat ‘verbeeldend denken’ (= inadequaat denken via empirie) in toom wordt gehouden ten voordele van rede en intuïtie (=adequaat denken).
4 Tot slot:
Het intomen van passies is voor Spinoza geen einddoel, maar een stap op weg naar ‘gelukzaligheid’ in het leven'.
Spinoza is hoegenaamd niet afkerig van levensgenot: lees hierover Ethica IV, 45.
Illustraties
Boven: op de couch bij de psychotherapeut.
Onder: Winston Churchill, verslaafd aan sigaren en whisky: ‘Ik heb meer uit sigaren en drank gehaald dan zij uit mij…’
ALLES WAT UITMUNT, IS EVEN MOEILIJK ALS ZELDZAAM Deze uitspraak is gebaseerd op een gezegde van de Romein Marcus Tullius Cicero, redenaar-filosoof uit de 1ste eeuw v.C.: omnia praeclara rara (de Amicitia, 21, 79).