CAPUT 9
1 Huc usque hoc imperium consideravimus, quatenus ab una sola urbe, quae totius imperii caput est, nomen habet. Tempus jam est, ut de eo agamus, quod plures urbes tenent, quodque ego praecedenti praeferendum existimo. Sed ut utriusque differentiam, et praestantiam noscamus, singula praecedentis imperii fundamenta perlustrabimus, et, quae ab hoc aliena sunt, rejiciemus, et alia, quibus niti debeat, eorum loco jaciemus. |
HOOFDSTUK 9
1 Tot dusver hebben wij een aristocratisch staatsbestel bestudeerd dat de naam draagt van één enkele stad, hoofdstad van de hele staat. Het is nu tijd dat we het hebben over een aristocratie die door meerdere steden wordt bestuurd, een bestel dat ik verkieslijker acht dan het vorige. Maar om van beide de verschillen en voortreffelijkheid te leren kennen, zullen we alle fundamenten van het vorige staatsbestel belichten en diegene die er niet bij passen afwijzen om er andere, waarop ze dienen te steunen, in hun plaats te stellen. |
2 Urbes itaque, quae civitatis jure gaudent, ita conditae, et munitae esse debent, ut unaquaeque sola sine reliquis subsistere quidem non possit, sed contra etiam, ut a reliquis deficere nequeat absque magno totius imperii detrimento; hoc enim modo semper unitae manebunt. At quae ita constitutae sunt, ut nec se conservare, nec reliquis formidini esse queant, eae sane non sui, sed reliquarum juris absolute sunt.
|
2 Welnu, steden die het burgerschapsrecht genieten moeten zo ingericht en versterkt zijn, dat ze elk alleen zonder de andere niet kunnen blijven bestaan, maar wel integendeel zo dat ze elkaar niet kunnen in de steek laten zonder groot nadeel voor de hele staat: op die wijze zullen ze altijd eendrachtig blijven. Steden die zo zijn geconstitueerd dat ze zich niet kunnen handhaven en ook andere geen schrik kunnen inboezemen, die zijn waarlijk niet zelfstandig maar volkomen in de macht van andere.
|
3 Quae autem art. 9 et 10 praec. cap. ostendimus, ex communi imperii aristocratici natura deducuntur, ut et ratio numeri patriciorum ad numerum multitudinis, et qualis eorum aetas, et conditio esse debeat, qui patricii sunt creandi, ita ut nulla circa haec oriri possit differentia, sive imperium una, sive plures urbes teneant. At supremi concilii alia hic debet esse ratio. Nam, si quae imperii urbs supremo huic concilio congregando destinaretur, illa revera ipsius imperii caput esset; atque adeo vel vices servandae essent, vel talis locus huic concilio esset designandus, qui civitatis jus non habeat, quique ad omnes aeque pertineat. Sed tam hoc, quam illud, ut dictu facile, ita factu difficile est, ut scilicet tot hominum millia extra urbes saepe ire, vel ut jam hoc, jam alio in loco convenire debeant.
|
3 Wat we nu in art. 9 en 10 van het vorig hfdst. hebben aangetoond, wordt afgeleid uit de natuur van het aristocratisch staatsbestel in het algemeen, zoals de ratio van het aantal patriciërs t.o.v. het aantal van de massa en welke de leeftijd en conditie moet zijn om als patriciër te worden aangeduid, zodat hierover geen verschillen kunnen ontstaan, ongeacht of het bestel in handen is van één of van meerdere steden. Maar in dit type staat dient de hoge raad op een andere grondslag te rusten. Immers als een of andere rijksstad aangeduid wordt als vergaderplek voor de hoge raad, dan zou die waarlijk zelf het hoofd van de staat zijn. Om die reden wordt het best een beurtrol in acht genomen of moet voor die raad een plek worden aangeduid die geen burgerschapsrecht heeft en die dus in gelijke mate aan eenieder toebehoort. Maar zowel het een als het ander is makkelijk gezegd maar moeilijk gedaan, gezien vele duizenden mensen vaak de stad uit moeten of nu eens op deze plek, dan weer op een andere moeten samenkomen.
|
4 Verum ut recte, quid in hac re fieri oporteat, et qua ratione hujus imperii concilia instituenda sint, ex ipsius natura, et conditione concludere possimus, haec consideranda sunt, nempe quod unaquaeque urbs tanto plus juris, quam vir privatus habeat, quanto viro privato potentior est (per art. 4 cap. 2); et consequenter unaquaeque hujus imperii urbs (vide art. 2 hujus cap.) tantum juris intra moenia, seu suae jurisdictionis limites habeat, quantum potest. Deinde quod omnes urbes non ut confoederatae, sed ut unum imperium constituentes invicem sociatae, et unitae sint, sed ita, ut unaquaeque urbs tanto plus juris in imperium, quam reliquae obtineat, quanto reliquis est potentior; nam qui inter inaequales aequalitatem quaerit, absurdum quid quaerit. Cives quidem aequales merito aestimantur, quia uniuscujusque potentia cum potentia totius imperii comparata nullius est considerationis. At urbis cujuscunque potentia magnam partem potentiae ipsius imperii constituit, et eo majorem, quo ipsa urbs major est; ac proinde omnes urbes aequales haberi nequeunt. Sed ut uniuscujusque potentia, ita etiam ejusdem jus ex ipsius magnitudine aestimari debet. Vincula vero, quibus adstringi debent, ut unum imperium componant, apprime sunt (per art. 1 cap. 4) Senatus, et forum. Quomodo autem eae omnes his vinculis ita copulandae sunt, ut earum tamen unaquaeque sui juris, quantum fieri potest, maneat, breviter hic ostendam.
|
4 Welnu, om op correcte wijze te kunnen afleiden wat in deze zaak hoort gedaan en op welke wijze de raden van dit type staat moeten worden geconstitueerd, dient het volgende te worden overwogen: namelijk dat elke stad des te meer recht heeft dan een privépersoon naarmate ze over meer macht beschikt dan die privépersoon (door art 4 hfdst. 2). Bijgevolg zal elke rijksstad (zie art. 2 van dit hfdst.) zoveel recht hebben als ze kan. Vervolgens dat alle steden niet met elkaar verbonden zijn als geconfedereerden, maar verenigd als één staat in wederzijdse verbondenheid. Maar dat moet wel zo gebeuren dat elke stad in de staat meer recht heeft dan de overige naarmate ze machtiger is dan de andere: want wie te midden van ongelijken streeft naar gelijkheid jaagt het absurde na. Burgers worden terecht beschouwd als gelijken van elkaar omdat de macht van elkeen vergeleken met die van de hele staat van geen belang is. Toch is het zo dat de macht van een stad een flink deel uitmaakt van de macht van de staat zelf en des te meer naarmate de stad groter is. Om die reden kunnen de steden niet elkaars gelijke zijn. Zoals de macht van elke stad, zo moet ook het recht van elke stad afgemeten worden aan haar eigen omvang. De banden evenwel waarmee ze met elkaar moeten worden verbonden om één enkel bestel te vormen, zijn vooreerst (volgens art.1 hfdst. 4) de senaat en het hof. Op welke wijze die banden dan moeten worden samengevoegd om elk van hen, zoveel mogelijk, toch in hun eigen recht te laten, dat zal ik nu kort uiteenzetten.
|
5 Nempe uniuscujusque urbis patricios, qui pro magnitudine urbis (per art. 3 hujus cap.) plures, aut pauciores esse debent, summum in suam urbem jus habere concipio, eosque in concilio, quod illius urbis supremum est, summam habere potestatem urbem muniendi, ejusque moenia dilatandi, vectigalia imponendi, leges condendi, et abrogandi, et omnia absolute agendi, quae ad suae urbis conservationem, et incremetum necessaria esse judicant. Ad communia autem imperii negotia tractanda Senatus creandus est iis omnino conditionibus, quas in praeced. cap. diximus, ita ut inter hunc senatum, et illum nulla alia sit differentia, quam quod hic authoritatem etiam habeat dirimendi quaestiones, quae inter urbes oriri possunt. Nam hoc in hoc imperio, cujus nulla urbs caput est, non potest, ut in illo, a supremo concilio fieri (vide art. 38 praec. cap.).
|
5 Welnu, de patriciërs van elke stad (al naargelang de grootte van de stad kunnen ze met meer of minder zijn, volgens art. 3 van dit hfdst.) hebben in hun stad, naar mijn mening, het hoogste recht. Ze beschikken dus in de raad die de hoogste is over de volle bevoegdheid om de stad te versterken, de stadsmuren te verruimen, belastingen te heffen, wetten te maken en op te heffen, en om volstrekt alles te doen wat ze nodig achten voor het behoud en de ontwikkeling van hun stad. Om de gemeenschappelijke staatszaken te behandelen dient een senaat in het leven geroepen onder de voorwaarden die we hebben beschreven in het vorig hoofdstuk zodat er tussen die senaat en deze geen ander verschil bestaat dan dat laatstgenoemde ook de autoriteit heeft om geschillen op te lossen die tussen steden kunnen ontstaan. Want zoiets kan in het type van staat, waarvan geen enkele stad hoofdstad is, niet gebeuren als in het vorige door een hoge raad (zie art. 38 van vorig hfdst.).
|
6 Caeterum in hoc imperio supremum Concilium convocandum non est, nisi opus sit ipsum imperium reformare, vel in arduo aliquo negotio, ad quod peragendum Senatores se impares esse credent, atque adeo raro admodum fiet, ut omnes Patricii in Concilium vocentur. Nam praecipuum supremi Concilii officium esse diximus (Art. 17. praec. Cap.) leges condere, et abrogare, et deinde imperii ministros eligere. At leges, sive communia totius imperii jura, simulatque instituta sunt, immutari non debent. Quod si tamen tempus, et occasio ferat, ut novum aliquod jus instituendum sit, aut jam statutum mutandum, potest prius de eodem Quaestio in Senatu haberi, et postquam Senatus in eo convenerit, tum deinde legati ad urbes ab ipso Senatu mittantur, qui uniuscujusque urbis Patricios Senatus sententiam doceant, et si denique major urbium pars in sententiam Senatus iverit, ut tum ipsa rata maneat, alias irrita. Atque hic idem ordo in eligendis ducibus exercitus, et legatis in alia regna mittendis, ut et (40) circa decreta de bello inferendo, et pacis conditionibus acceptandis, teneri potest. Sed in reliquis imperii ministris eligendis, quia (ut in Art. 4. hujus Cap. ostendimus) unaquaeque urbs, quantum fieri potest, sui juris manere debet, et in imperio tanto plus juris obtinere, quanto reliquis est potentior, hic ordo necessario servandus est. Nempe, Senatores a Patriciis uniuscujusque urbis eligendi sunt; videlicet unius urbis Patricii in suo Concilio certum Senatorum numerum ex suis Civibus collegis eligent, qui ad numerum Patriciorum ejusdem urbis se habeat (vide Art. 30. praeced. Cap.), ut 1 ad 12. Et quos primi, secundi, tertii, etc. ordinis esse volunt, designabunt; et sic reliquarum urbium Patricii pro magnitudine sui numeri plures, paucioresve Senatores eligent, et in tot ordines distribuent, in quot Senatum dividendum esse diximus (vid. Art. 34. praeced. Cap.): quo fiet, ut in unoquoque Senatorum ordine pro magnitudine cujuscunque urbis plures, paucioresve ejusdem Senatores reperiantur. At ordinum praesides, eorumque Vicarii, quorum numerus minor est urbium numero, a Senatu ex Consulibus electis sorte eligendi sunt. In Judicibus praeterea supremis imperii eligendis idem ordo retinendus est, scilicet ut uniuscujusque urbis Patricii ex suis collegis pro magnitudine sui numeri plures, aut pauciores Judices eligant. Atque adeo fiet, ut unaquaeque urbs in eligendis ministris sui juris, quantum fieri potest, sit, et ut unaquaeque, quo potentior est, eo etiam plus juris tam in Senatu, quam in foro obtineat, posito scilicet, quod Senatus, et fori ordo in decernendis imperii rebus, et quaestionibus dirimendis (41) talis omnino sit, qualem Art. 33. et 34. praec. Cap. descripsimus.
|
6 Overigens moet in deze staat de hoge raad niet worden samengeroepen, tenzij de staat zelf dient hervormd te worden of omwille van een of andere ingewikkelde zaak waartoe de senatoren zich niet bekwaam achten. Het komt derhalve slechts zelden voor dat alle patriciërs voor beraad worden bijeengeroepen. Het is immers de voornaamste taak van de hoge raad, zoals we hebben gezegd (art. 17 van vorig hfdst.), om wetten te stemmen en op te heffen en vervolgens ook om staatsambtenaren te verkiezen. Maar de wetten of de basiswetten van het hele rijk hoeven, eenmaal ze van kracht zijn, niet ongewijzigd te blijven. Als de tijd of de omstandigheid het vereisen dat nieuw recht moet worden ingesteld of bestaande wetgeving moet worden gewijzigd, dan kan over deze kwestie eerst in de senaat worden gesproken. Is de senaat het daarover eens, dan zendt de senaat zelf gezanten naar de steden die de mening van de senaat aan de patriciërs van alle steden meedelen. Als het grootste deel van de steden de mening van de senaat bijtreedt, dan is die aanvaard, in het andere geval verworpen. Dezelfde procedure kan worden toegepast om legeraanvoerders te verkiezen, om gezanten naar andere staten af te vaardigen, evenals inzake decreten die de oorlog verklaren en voorwaarden voor vrede vaststellen. Omdat (zoals we in art. 4 van dit hfdst. hebben aangetoond) zoveel mogelijk elke stad meester moet blijven over zichzelf en omdat ze in de staat over meer recht beschikt naarmate ze machtiger is dan de overige, moet de keuze van overige staatsambtenaren noodzakelijk volgens deze procedure verlopen: senatoren worden namelijk uit de patriciërs van elke stad verkozen; dus kiezen patriciërs uit elke stad in hun raad een bepaald aantal senatoren uit hun collega’s. Het aantal dient zich te verhouden tot het aantal patriciërs van die stad (zie art. 30 van vorig hfdst.) als 1 tot 12. Zij duiden dan aan wie ze wensen in te delen in een eerste, een tweede en een derde groep enz. Op deze wijze kiezen ook de patriciërs van de overige steden, al naargelang van hun aantal, meer of minder senatoren en verdelen die over evenveel groepen als de senaat moet worden ingedeeld, zoals we hebben gezegd (zie art. 34 van vorig hfdst.).
Zo kan ervoor worden gezorgd dat in elke senatorengroep in verhouding tot de omvang van elke stad er meer of minder van haar senatoren worden aangetroffen. De groepsvoorzitters en hun plaatsvervangers, die kleiner in aantal zijn dan het aantal steden, moeten door de senatoren bij loting uit de consuls worden gekozen. Dezelfde procedure moet overigens worden gevolgd bij het verkiezen van de hoogste rechters van de staat. Namelijk dat patriciërs van elke stad, al naargelang hun grootte, uit hun collega’s meer of minder rechters kiezen. Zo wordt ervoor gezorgd dat bij de verkiezing van ambtenaren elke stad zoveel mogelijk haar eigen recht behoudt en dat elke stad zowel in de senaat als in de rechtscolleges meer recht krijgt al naargelang ze meer macht heeft, gesteld evenwel dat de procedure van de senaat en het gerecht bij het beslissen over staatszaken en het oplossen van problemen volkomen identiek is aan wat we in art. 33 en 34 van vorig hfdst. hebben beschreven. |
7 Cohortium deinde Duces, et militiae Tribuni e Patriciis etiam eligendi sunt. Nam quia aequum est, ut unaquaeque urbs pro ratione suae magnitudinis certum militum numerum ad communem totius imperii securitatem conducere teneatur, aequum etiam est, ut e Patriciis uniuscujusque urbis pro numero legionum, quas alere tenentur, tot tribunos, duces, signiferos etc. eligere liceat, quot ad illam militiae partem, quam imperio suppeditant, ordinandam requiruntur.
|
7 Ook legeraanvoerders en kolonels moeten uit de patriciërs worden verkozen. Want, omdat het billijk is dat elke stad in verhouding tot zijn omvang gehouden is een bepaald aantal soldaten te rekruteren voor de algemene veiligheid van de hele staat, is het ook billijk dat uit de patriciërs van elke stad, al naargelang het aantal legioenen waarvoor ze moeten zorgen, zoveel kolonels, kapiteins, vaandeldragers enz. worden gekozen als nodig om het bevel te voeren over het legeronderdeel dat ze ter beschikking stellen van de staat.
|
8 Vectigalia nulla etiam a Senatu subditis imponenda, sed ad sumptus, qui ad negotia publica peragenda ex Senatus decreto requiruntur, non subditi, sed urbes ipsae ab ipso Senatu ad censum vocandae sunt, ita ut unaquaeque urbs pro ratione suae magnitudinis sumptuum partem majorem, vel minorem ferre debeat; quam quidem partem ejusdem urbis Patricii a suis Urbanis ea, qua velint, via exigent, eos scilicet vel ad censum trahendo, vel, quod multo aequius est, iisdem vectigalia imponendo.
|
8 De senaat moet de onderdanen geen tollen opleggen. Ter betaling van kosten voor werken, op grond van een senaatsbesluit uitgevoerd, zal de senaat niet de ingezetenen, maar wel de steden zelf tot een cijnsbelasting oproepen en wel op een wijze dat elke stad, al naargelang haar omvang, een groter of kleiner deel van de uitgaven op zich neemt. Het aandeel per stad wordt door de patriciërs bij hun stadsgenoten omgeslagen op de wijze die ze verkiezen: ofwel door het heffen van een cijnsbelasting ofwel, wat heel wat billijker is, door hen tollen op te leggen.
|
9 Porro quamvis omnes hujus imperii urbes maritimae non sint, nec Senatores ex solis urbibus maritimis vocentur, possunt tamen iisdem eadem emolumenta decerni, quae Art. 31. praec. Cap. diximus; quem in finem pro imperii constitutione media excogitari poterunt, quibus urbes invicem arctius copulentur. Caeterum reliqua ad Senatum, et forum, et absolute ad universum imperium spectantia, quae in praec. Cap. tradidi, huic etiam imperio applicanda sunt. Atque adeo videmus, quod in imperio, quod plures urbes tenent, non necesse sit supremo Concilio convocando certum tempus, aut locum designare. At Senatui, et foro locus dicandus est in pago, vel in urbe, quae suffragii jus non habet. Sed ad illa, quae ad singulas urbes spectant, revertor.
|
9 Verder, ook al zijn niet alle rijkssteden
zeehavens en worden senatoren niet uitsluitend uit maritieme steden aangesteld, toch kunnen hen dezelfde belastingen worden toegewezen als we in art. 31 van vorig hfdst. hebben gezegd. Daartoe kunnen via de constitutie van de staat middelen worden bedacht om steden nauwer tot elkaar te brengen. Overigens, op alles wat de senaat, het hoog gerechtshof en absoluut op alles wat de staat in zijn geheel betreft, mag ook op dit staatstype worden toegepast wat we in vorig hfdst. hebben gesteld. Zo zien we dan, dat het niet nodig is in een staat die uit meerdere steden bestaat, tijd en plaats te bepalen voor het samenroepen van de hoge raad. Maar voor de senaat en het hooggerechtshof dient een plek aangewezen in een regio of in een stad die geen stemrecht geniet. Maar ik hervat wat betrekking heeft op afzonderlijke steden. |
10 Ordo supremi Concilii unius urbis in eligendis urbis, et imperii ministris, et in rebus decernendis idem ille, quem Art. 27. et 36. praec. Cap. tradidi, esse debet. Nam eadem hic, quam illic, est ratio. Deinde Syndicorum Concilium huic subordinandum est, quod ad urbis Concilium se habeat, ut illud Syndicorum praeced. Cap. ad Concilium totius imperii, et cujus officium intra limites jurisdictionis urbis idem etiam sit, iisdemque emolumentis gaudeat. Quod si urbs, et consequenter Patriciorum numerus adeo exiguus fuerit, ut non nisi unum, aut duos Syndicos creare possit, qui duo Concilium facere nequeunt, tum Syndicis in cognitionibus pro re nata Judices a supremo urbis Concilio designandi sunt, vel quaestio ad supremum Syndicorum Concilium deferenda. Nam ex unaquaque urbe aliqui etiam ex Syndicis in locum, ubi Senatus residet, mittendi sunt, qui prospiciant, ut jura universi imperii inviolata serventur, quique in Senatu absque jure suffragii sedeant.
|
10 De procedure om in elke stad de hoge raad en staatsambtenaren te verkiezen en om over dossiers te beslissen, is dezelfde als die wij hebben meegedeeld in art. 27 en 36 van vorig hfdst. Hier zowel als daar speelt dezelfde grond. Vervolgens dient de raad van staatsraden daaraan te worden ondergeschikt, omdat hij zich verhoudt tot de stadsraad als de staatsraden, van vorig hfdst. tot de raad van de staat in zijn geheel. Zijn opdracht is binnen de grenzen van de stadsjurisdictie ook dezelfde en hij geniet dezelfde vergoedingen. Indien het aantal bewoners van de stad en dus ook het aantal patriciërs zo klein is dat het slechts mogelijk is één of twee staatsraden te benoemen die met hun tweeën geen raad kunnen vormen, dan moeten door de staatsraden enkele rechters door de hoge raad van de stad worden benoemd om kennis te nemen van de zaak of moet het dossier worden overgemaakt aan de hoge vergadering van staatsraden. Want uit elke stad moeten enkele vertegenwoordigers van de staatsraden worden afgevaardigd naar de plek waar de senaat vergadert: zij zien er op toe of de algemene wetten van de staat ongeschonden worden bewaard. Zij zetelen in de senaat zonder stemrecht.
|
11 Urbium Consules a Patriciis etiam ejusdem urbis eligendi sunt, qui veluti Senatum illius urbis constituant. Horum autem numerum determinare non possum, nec etiam necesse esse existimo, quandoquidem ejusdem urbis negotia, quae magni ponderis sunt, a supremo ejusdem Concilio, et, quae ad universum imperium spectant, a magno Senatu peraguntur. Caeterum si pauci fuerint, necesse erit, ut in suo Concilio palam suffragia ferant, non autem calculis, ut in magnis Conciliis. In parvis enim Conciliis, ubi suffragia clam indicantur, qui aliquanto callidior est, facile cujusque suffragii auctorem noscere, et minus attentiores multis modis eludere potest.
|
11 Stadsconsuls moeten door de patriciërs van elke stad worden verkozen: zij vormen als het ware de senaat van die stad. Hun aantal kan ik evenwel niet vaststellen en ik acht dat ook niet noodzakelijk, gezien stadsdossiers van groot gewicht door dezelfde hoge raad worden afgehandeld en dossiers die betrekking hebben op de staat als geheel door de overkoepelende senaat. Overigens als ze met te weinigen zijn, dan zal het noodzakelijk zijn dat ze openbaar stemmen en niet met stemstenen als in de grote raden. In kleine raden immers, waar in het geheim wordt gestemd, is het makkelijk voor wie wat bij de pinken is, om de auteur van elke stem te achterhalen en om op vele wijzen wie ietwat minder snugger is om de tuin te leiden.
|
12 In unaquaque praeterea urbe Judices a supremo ejusdem Concilio constituendi sunt, a quorum tamen sententia supremum imperii judicium appellare liceat, praeterquam reo palam convicto, et confitenti debitori. Sed haec ulterius persequi non est opus.
|
12 Verder moeten in elke stad door haar hoge raad rechters worden aangeduid tegen wier vonnis in beroep kan worden gegaan bij het hoogste gerecht, behalve als de beschuldigde openbaar is veroordeeld en met bekentenis van de schuldige. Het is niet nodig om dat verder uiteen te zetten.
|
13 Superest igitur, ut de urbibus, quae sui juris non sunt, loquamur. Hae si in ipsa imperii provincia, vel regione conditae, et earum incolae ejusdem nationis et linguae sint, debent necessario, sicuti pagi, veluti urbium vicinarum partes censeri, ita ut earum unaquaeque sub regimine hujus, aut illius urbis, quae sui juris est, esse debeat. Cujus rei ratio est, quod Patricii non a supremo hujus imperii, sed a supremo uniuscujusque urbis Concilio eligantur, qui in unaquaque urbe pro numero incolarum intra limites jurisdictionis ejusdem urbis plures, paucioresve sunt (per Art. 5. hujus Cap.). Atque adeo necesse est, ut multitudo urbis, quae sui juris non est, ad censum multitudinis alterius, quae sui juris sit, referatur, et ab ejus directione pendeat. At urbes jure belli captae, et quae imperio accesserunt, veluti imperii Sociae habendae, et beneficio victae obligandae, vel Coloniae, quae jure Civitatis gaudeant, eo mittendae, et gens alio ducenda, vel omnino delenda est.
|
13 Er rest alleen nog dat wij spreken over steden die niet zelfstandig zijn. Zijn die gelegen in een provincie of in een streek van het rijk zelf en hebben de inwoners dezelfde nationaliteit en taal, dan moeten ze noodzakelijk, net als voorsteden als delen van naburige steden worden erkend. Dat betekent dat elke stad onder het bestuurlijk gezag staat van deze of gene stad die zelfstandig is. De reden daartoe is dat in dit staatstype de patriciërs niet door de hoge raad van de staat worden verkozen, maar door de hoge raad van elke stad, die in elke stad overeenkomstig het aantal inwoners binnen de grenzen van hun stadsjurisdictie met meer of minder kunnen zijn (volgens art. 5 van dit hfdst.). Daarom is het dus noodzakelijk dat de massa van een stad die niet zelfstandig is, wordt opgeteld bij de massa van een andere die wel zelfstandig is en daarvan afhangt. Maar steden, op grond van oorlogsrecht veroverd en aangehecht bij de staat, die worden, eenmaal overwonnen en door grootmoedigheid aan banden gelegd, ofwel beschouwd als bondgenoten, ofwel moeten er kolonisten naartoe worden gezonden die stadsburgerschapsrecht genieten en moet de bevolking worden gedeporteerd of volledig uitgeroeid.
[onzekere passus , zie mijn artikel dubieuze passus] |
14 Atque haec sunt, quae ad hujus imperii fundamenta spectant. Quod autem ejus conditio melior sit, quam illius, quod nomen ab una urbe sola habet, hinc concludo: quod scilicet uniuscujusque urbis Patricii, more humanae cupidinis, suum jus tam in urbe, quam in Senatu retinere, et, si fieri potest, augere studebunt; atque adeo, quantum poterunt, conabuntur multitudinem ad se trahere, et consequenter imperium beneficiis magis, quam metu agitare suumque numerum augere: quippe quo plures numero fuerint, eo plures (per Art. 6. (42) hujus Cap.) ex suo Concilio Senatores eligent, et consequenter (per Art. eundem) plus juris in imperio obtinebunt. Nec obstat, quod, dum unaquaeque urbs sibi consulit, reliquisque invidet, saepius inter se discordent, et tempus disputando consumant. Nam, si, dum Romani deliberant, perit Sagunthus, dum contra pauci ex solo suo affectu omnia decernunt, perit libertas, communeque bonum sunt namque humana ingenia hebetiora, quam ut omnia statim penetrare possint; sed consulendo, audiendo, et disputando acuuntur, et, dum omnia tentant media, ea, quae volunt, tandem inveniunt, quae omnes probant, et de quibus nemo antea cogitasset. Quod si quis regerat, hoc Hollandorum imperium non diu absque Comite, vel Vicario, qui vicem Comitis suppleret, stetisse, hoc sibi responsum habeat, quod Hollandi ad obtinendam libertatem satis putaverunt Comitem deserere, et imperii corpus capite obtruncare, nec de eodem reformando cogitarunt; sed omnia ejus membra, uti antea constituta fuerant, reliquerunt, ita ut Hollandiae comitatus fine Comite, veluti corpus fine capite, ipsumque imperium sine nomine manserit. Atque adeo minime mirum, quod subditi plerique ignoraverint, penes quos summa esset imperii potestas. Et quamvis hoc non esset, ii tamen, qui imperium revera tenebant, longe pauciores erant, quam ut multitudinem regere, et potentes adversarios opprimere possent. Unde factum, ut hi saepe impune iis insidiari, et tandem evertere potuerint. Subita itaque ejusdem Reipublicae eversio non ex eo orta est, quod tempus in deliberationibus inutiliter consumeretur, sed ex deformi ejusdem imperii statu, et paucitate regentium.
|
14 En dat is alles wat betrekking heeft op de fundamenten van dat type staat. Dat zijn situatie er beter voor staat dan die van de staat die zijn naam ontleent aan één stad besluit ik uit het volgende: de patriciërs van elke stad zullen immers, gedreven door menselijke begeerte, hun recht zowel in de stad als in de senaat willen behouden en als het even kan ook willen versterken. Ze zullen daarom proberen zoveel ze kunnen de massa aan hun kant te krijgen en bijgevolg zullen ze de staat meer door weldaden dan door vrees besturen en ook hun aantal vermeerderen.
Bijgevolg, hoe talrijker ze zijn hoe meer (door art. 6 van dit hfdst.) senatoren ze in hun raad kunnen verkiezen en bijgevolg (volgens hetzelfde art.) hoe meer recht ze in hun staat zullen bekomen. Omdat iedere stad uit is op eigen gewin en afgunstig op andere, liggen ze vaak met elkaar overhoop en verdoen ze hun tijd met redetwisten, maar dat is niet zo erg. Want terwijl de Romeinen overleg pleegden, ging Sagunthum ten onder, maar anderzijds gaat de vrijheid ten onder als weinigen hun affecten involgen en over alles beslissen, want het menselijk verstand is te bot om meteen alles te doorzien. Maar door te overleggen, te luisteren en te disputeren wordt het aangescherpt en na overweging van allerlei maatregelen komt het finaal toch uit op dat wat het wil en keuren allen precies dat goed waaraan voordien niemand had gedacht. Als iemand mij zou tegenwerpen dat de Hollandse staat niet lang overeind bleef zonder graaf of een stadhouder die hem verving, dan antwoord ik hem wat volgt: dat de Hollanders om de vrede te winnen genoegen namen zich te ontdoen van hun graaf en zo de staat hebben onthoofd en dat ze er niet aan dachten om die te reformeren. Maar ze lieten alle ledematen verder bestaan zoals ze eerder waren geconstitueerd, zodat het graafschap Holland geen graaf had: het was als een lichaam zonder hoofd en de staat zelf bleef achter zonder naam. Het was dus allerminst te verwonderen dat de meeste onderdanen niet wisten bij wie de hoogste staatsmacht berustte. En ook al was dat niet het geval, dan waren zij die de teugels van de staat echt in handen hadden, veruit met té weinigen om de massa te regeren en hun machtige tegenstanders in bedwang te houden. Het gevolg was dat die de machthebbers vaak ongestraft konden belagen en hen uiteindelijk uit het zadel hebben gelicht. De plotse ondergang van deze republiek werd dus niet veroorzaakt doordat ze nutteloos haar tijd verspilde met beraadslagingen, maar wel uit de gebrekkige inrichting van die staat en een tekort aan regenten. |
15 Est praeterea hoc Aristocraticum imperium, quod plures urbes tenent, alteri praeferendum, quia non opus est, ut in praecedenti, cavere, ne universum supremum ejus Concilium subito impetu opprimatur, quandoquidem (per Art. 9. hujus Cap.) eidem convocando nullum tempus, nec locus designatur. Sunt praeterea potentes cives in hoc imperio minus timendi. Nam, ubi plures urbes libertate gaudent, non sufficit ei, qui viam ad imperium affectat, urbem unam occupare, ut imperium in reliquas obtineat. Est denique in hoc imperio libertas pluribus communis. Nam ubi una sola urbs regnat, eatenus reliquarum bono consulitur, quatenus regnanti huic urbi expedit.
|
15 Overigens is een aristocratisch staatsbestel dat meerdere steden telt te verkiezen boven het andere, omdat in dit geval niet hoeft gevreesd als bij het vorige, dat zijn voltallige hoge raad door een plotse coup wordt uitgeschakeld wanneer (volgens art. 9 van dit hfdst.) er geen tijd is om te vergaderen of er geen vergaderplek werd aangewezen. Overigens zijn machtige burgers in deze staat minder te vrezen. Want, waar meerdere steden de vrijheid genieten, volstaat het niet voor hem die zich een weg baant naar de staat om één enkele stad te bezetten om de macht te veroveren over al de andere. In een dergelijk type van staat is de vrijheid eigendom van velen. Want waar één enkele stad de plak zwaait, wordt alleen op het welzijn van de andere toegezien in de mate dat het goed uitkomt voor die regerende stad.
|