2032 is niet meer zo ver af: in dat jaar zal de vierhonderdste verjaardag van de geboorte van Spinoza zonder twijfel wereldwijd worden herdacht met internationale congressen en een vloed aan artikels en boeken. Of dat nieuwe historische kennis en wereldschokkende nieuwe interpretaties zal opleveren, is niet waarschijnlijk: het wezenlijke, zo lijkt me, is over Spinoza’s (niet zo omvangrijk) oeuvre wel gezegd. Maar je weet maar nooit, want de fantasie van filosofen (Spinoza’s laagste kensoort) is onuitputtelijk... Die gedachten kwamen bij me op toen ik Graaf Stanislaus von Dunin-Borkowskis laatste Spinozapublicatie in boekvorm raadpleegde, want zijn Spinoza,nach Dreihundert Jahren (Berlin/Bonn) werd, enkele jaren voor zijn overlijden, in 1932 gepubliceerd n.a.v. de herdenking van de driehonderdste verjaardag van de geboorte van de filosoof van Amsterdam.
(ex libris W.S.)
Wie was die man? De Oostenrijkse jezuïet Stanislaus von Dunin-Barkowski (1864-1934) was van adellijke komaf en had Poolse roots. In 1883 vervoegde hij in Nederlands Limburg het landgoed Exaten, zuidoost van het kerkdorp Baexem, waar Duitse Jezuïeten na hun verbanning uit Pruisen in 1872 een jezuïeten-noviciaat hadden opgericht. In 1896 werd hij tot priester gewijd. Door zijn langdurig verblijf in Nederland kreeg hij onze taal goed onder de knie, wat hem zeer te stade kwam bij zijn studie van Hollands Gouden eeuw en van Spinoza. Pater von Dunin was historicus, theoloog en pedagoog, een veelzijdig man dus.
Een jezuïet die zich sine ira et studio verdiepte in Spinoza, de Keizers der Ketters? Niet zo uitzonderlijk: Paul Siwek S.J. probeerde met dezelfde positieve ingesteldheid zijn spoor te volgen (zie op deze site blog/blogindex/Siwek Paul) en Henri Laux S.J. publiceerde in 2022 Spinoza et le christianisme, waarin hij onderzoekt of er tussen christenen en Spinoza een constructieve dialoog mogelijk is.
Deel 2 in drie volumes,
(ex libris W.S.)
Omwille van von Dunins-Borkowskis fundamenteel Spinoza-onderzoek aarzel ik niet om hem, met o.a. van Vloten, Meijer, Carp, Pollock, Gebhardt, tot de Spinoza-pioniers te rekenen. En als ik Josef Pieper (1904-1997), katholiek filosoof en uitmuntend kenner van de Scholastiek, mag geloven was hij zelfs meer dan een erudiet Spinozakenner: op blz. 76 van zijn Noch wußte es niemand. Autobiographische Aufzeichnungen 1904-1945 (München, 1976) looft hij zijn geloofsgenoot Dunin-Barkowski als ‘... einer der ganz wenigen mir bekannt gewordenen Menschen, denen ich ohne Zögern das Attribut ‘Weisheit’ zuerkennen würde.’
Von Dunin-Barkowskis Magnum Opus over Spinoza bestaat uit twee delen waarvan het tweede is opgesplitst in drie volumes.
Deel 1 Der junge De Spinoza. Leben und Werdegang im Lichte der Weltphilosophie, Münster, 1910. (tweede editie, 1933).
Deel 2, 1 Aus den Tagen Spinozas. Das Entscheidungsjahr 1657, Münster, 1933.
Deel 2, 2 Das neue Leben, Münster, 1935.
Deel 2, 3 Das Lebenswerk, Münster, 1936.
De postuum verschenen delen 2,2 en 2,3 werden door de editor zonder wijzigingen gepubliceerd op grond van het manuscript. Alleen werden in beide postume delen registers toegevoegd. Carl Gebhardt verleende tot zijn overlijden in 1934 kortstondig zijn medewerking aan de editie van deel 2,2.
Meer dan 2000 bladzijden fundamentele Spinoza-lectuur waarin Dunin-Barkowski met veel zin voor historische kritiek de maatschappelijke context onderzoekt in dewelke Spinoza opgroeide en leefde, de filosofische invloeden opspeurt die hij onderging, de relatie nagaat die er bestaat tussen de psychologische evolutie van de filosoof en zijn geschriften, steeds met aandacht voor de ‘al-eenheidsgedachte’ die Spinoza’s hele oeuvre onderbouwt. Stuk voor stuk principes die de ‘ware Spinoza’ en zijn essentiële boodschap onthullen.