… als heilloze en schadelijke gevoelens veroordelen, en uit alle macht getracht hebben aan te tonen dat ze vals zijn, zullen zonder twijfel beamen wat wij over de christelijke godsdienst, voor wat de kennis aangaat, gezegd hebben.
Dat is dan wat diende gezegd over de Ethica en met betrekking tot de verdediging van de opvattingen van de schrijver. Dat is wat langer uitgelopen dan gedacht. Daarom zullen de volgende beschouwingen, die we nu aanvatten, kort worden gehouden om de lezer niet al te lang op te houden. Onze schrijver heeft de Verhandeling over de Staatkunde kort voor zijn dood geschreven, waardoor ze ook onvoltooid is gebleven. Deze is helder van gedachten en klaar van stijl. Hij beschrijft daarin, zonder al te veel schrijvers over staatkunde en hun opvattingen te dwarsbomen, zijn mening zeer bondig, en besluit en steunt wat volgt doorgaans op wat voorafgaat. In de eerste vijf hoofdstukken behandelt hij de Staatkunde in het algemeen, in het zesde en zevende de monarchie of de alleenheerschappij, in het achtste, negende en tiende de aristocratie of de heerschappij van vooraanstaanden, en in het elfde begint hij zijn vertoog over de democratie of de heerschappij van het volk. Zijn voortijdige dood heeft hem belet dit hoofdstuk af te maken, net als het … |