Spinoza groeide op in een meertalige context. Zijn familie, net als de meerderheid van eerste de Joodse gemeenten in Vloonburg (Amsterdam), was van Portugese afkomst. Portugees was er de gebruikelijke omgangstaal. Wellicht was het Portugees ook de voornaamste huistaal van de familie ‘d Espinoza. Op school leerde hij Hebreeuws, om de Tora en andere religieuze teksten te kunnen lezen en bestuderen. Spaans werd gebruikt in de commerciële context en voor literaire doeleinden.
Zo ongeveer rond zijn twintigste begon Spinoza Latijn te studeren. Met goed gevolg: hij kon zijn werken in die taal schrijven. Classici beweren, en ik geloof ze op hun woord, dat zijn Latijn niet zo denderend is. Mogelijk dromen die puristische classici té veel van het Latijn van Cicero? Zelf zie ik er geen graten in. Spinoza kende ook Grieks, al zegt hij zelf dat hij daar geen as in was (TTP, X, 18). Spinoza koos ervoor om in het Latijn te schrijven. Dat was in zijn tijd nog steeds de taal van de geleerde wereld. Zijn Latijn is in wezen nog steeds het humanistisch Latijn van de 16de eeuw, dat in de Lage Landen met talent en zwier gebruikt werd door geleerden als Erasmus en anderen. En zijn kennis van het Nederlands? Daarover lopen de meningen uiteen. Ik neem aan, dat hij het niet voldoende beheerste om het op vlotte wijze in filosofische context actief te gebruiken. Zeker is dat niet. Dat hij er niet voor koos in het Nederlands te schrijven, lag gelet op dit alles, enigszins voor de hand. Tot slot: gelet op de dynamische ontwikkeling van de Nederlandse taal in verleden en heden, moeten we zonder twijfel niet al te verdrietig zijn over het feit dat hij niet in onze taal schreef. Spinoza lezen in het 17de-eeuwse Nederlands is niet meteen een aantrekkelijk alternatief…
Portugees Spaans Hebreeuws Latijn Grieks Nederlands