Nam, quod ad libidinem attinet, ea adeo suspenditur animus, ac si in aliquo bono quiesceret, quo maxime impeditur ne de alio cogitet; sed post illius fruitionem summa sequitur tristitia, quae, si non suspendit mentem, tamen perturbat et hebetat. Honores ac divitias prosequendo non parum etiam distrahitur mens, praesertim ubi (a) hae non nisi propter se quaeruntur, quia tum supponuntur summum esse bonum. ____ (a) Potuissent hae latius et distinctius explicari, distinguendo scilicet divitias quae quaeruntur vel propter se, vel propter honorem, vel propter libidinem, vel propter valetudinem et augmentum scientiarum et artium; sed hoc ad suum locum reservatur, quia hujus loci non est haec adeo accurate inquirere. |
Want wat het zingenot betreft, wordt de geest zodanig opgeheven, alsof die tot rust komt in iets goeds, zodat die daardoor in de hoogste mate wordt gehinderd om aan iets anders te denken. Maar na het genieten volgt de grootste neerslachtigheid die, als de geest die niet opheft, hem toch blijft verwarren en afstompen. Eer en rijkdom najagen verdelen de geest niet minder, vooral als ze alleen maar om zichzelf worden begeerd, omdat ze worden verondersteld het hoogst goed te zijn. (a). ____ (a) Dat zou breder en preciezer kunnen worden uitgelegd namelijk door een onderscheid te maken tussen rijkdom die nagestreefd wordt omwille van zichzelf, of omwille van eer of zingenot, of omwille van gezondheid en bevordering van wetenschappen en kunsten. Maar dat wordt gereserveerd voor de passende plaats omdat het hier niet de plaats is om dat nauwkeurig te onderzoeken. |