In de persoon van Baruch d’ Espinoza hebben twee belangrijke mondiale beschavingskringen elkaar ontmoet. Enerzijds gaat het om de joodse cultuur die tot in het tweede millennium v.C. teruggaat en anderzijds om de westerse beschaving die ontspruit uit de Grieks-Romeinse wereld die een goed deel van haar intelligentie en basiskennis putte uit het Egypte en Mesopotamië.
Vijf filosofische tradities Iedereen weet wat vorming en educatie vermogen wanneer ze in het gezin én op school vanuit een visie - in dit geval een vorm van eenheidsdenken, het jodendom - op strenge en methodische wijze wordt ingeprent vanaf de prilste jaren en wordt volgehouden tot aan de drempel van de volwassenheid. Het is op die stevige bodem dat vruchtbare elementen vanuit de westerse beschavingen zich in de geest en de persoonlijkheid van Spinoza hebben vastgezet. In de intellectuele persoonlijkheid van Spinoza kristalliseerden zich vijf filosofische tradities die ik kort vermeld met verwijzing naar een aspect van Spinoza’s denken.
De joodse traditie. Zoals gezegd was zowel zijn opvoeding in de schoot van zijn familie als zijn schoolopvoeding gericht op het doorgeven van de rijke joods-religieuze traditie. Hij kwam niet alleen in contact met de grote religieuze traditie van Misjna en Talmoed, maar maakte ook kennis met grote middeleeuwse joodse denkers als Abraham Ibn Ezra (1092-1167), Moses ben Maimon (1135-1204), tijdgenoot van Averroes, Levi ben Gerson (1288-1344) en de anti-Aristoteliaan Chasdai Crescas (1340-1410). Sommige commentatoren beweren dat er in de geschriften ook sporen te vinden zijn de Kabbala en joodse mystiek.
De Grieks-Romeinse Oudheid. Het wordt al te vaak vergeten en onvermeld gelaten: Spinoza was een post-humanist. Het humanisme kan in de tijd gesitueerd worden tussen 1550 en 1650. Zijn intellectuele persoonlijkheid vertoont er duidelijk de kenmerken van: hij was thuis in de Latijnse taal, die hij sprak en schreef, hoewel niet vlekkeloos. Hij kende goed de Latijnse literatuur met preferentie voor Terentius, Cicero, Seneca en Vergilius. Hij werd sterk beïnvloed door de Stoa, in die mate zelfs dat men hem wel eens de ‘laatste Stoicijn’ heeft genoemd.
De scholastiek. De Academische filosofie in de dagen van Spinoza is in de geschiedenis van de filosofie bekend als de post-scholastiek. De middeleeuwse schoolfilosofie had, middels aanpassingen, een verzoening tot stand gebracht tussen Aristoteles (de rede) en het christelijk geloof. De hervormden, Calvinisten en anderen, konden zich in die filosofie vinden en borduurden er op voort. In de eerste helft van de 16de eeuw begon het scholastieke gebouw te wankelen. Aristoteles’ fysica en kosmologie kwamen onder vuur te liggen. Het cartesianisme verdrong in de loop van de 17de eeuw de schoolfilosofie.
René Descartes. Spinoza zegt het zelf: zonder deze denker kan zijn leer niet begrepen worden. Zijn filosofische posities zijn voor een belangrijk deel aan die van zijn leermeester tegengesteld, anderdeels een rationele en radicale verderzetting van de ideeën van Descartes. Alain bestempelt hem als de voltooier van Descartes (Spinoza, Paris, 1949). J.-C. Fraisse noemt hem l’ infidèle disciple de Descartes (L’oeuvre de Spinoza, Paris, 1978, blz.24).
De republikeinse traditie. De republiek als politiek concept stamt uit de Romeinse Oudheid. Daar begon deze nieuwe, en in die tijd behoorlijk revolutionaire filosofische constructie haar geschiedenis in confrontatie met een veel oudere opvatting over staat en recht: de monarchie. De tegenstelling tussen beide staatsvormen werkt door, zij het in afgezwakte mate, tot in onze tijd. Het republicanisme herleeft op aloude Romeinse bodem in het Italië van de Renaissance. De Florentijnse diplomaat en denker Niccoló Machiavelli (1469-1527) is er een voorvechter van. Hij oefende een niet te onderschatten invloed uit op Spinoza die ook in hart en nieren republikein was. Hij was een aanhanger van en mogelijk zelfs bevriend met Jan de Witt, leider van de regentenpartij.