CAPUT 4
1 Jus summarum potestatum, quod earum potentia determinatur, in praecedente capitulo ostendimus, idque in hoc potissimum consistere vidimus, nempe quod imperii veluti mens sit, qua omnes duci debent; adeoque sola jus habere decernendi, quid bonum, quid malum, quid aequum, quid iniquum, hoc est, quid singulis, vel omnibus simul agendum, vel omittendum sit, ac proinde vidimus iis solis jus competere leges condendi, easque, quando de iis quaestio est, in quocunque singulari casu interpretandi, et decernendi, an datus casus contra, vel secundum jus factus sit (vide art. 3, 4, 5 praec.cap.), deinde bellum inferendi, vel pacis conditiones statuendi, et offerendi, vel oblatas acceptandi (vide art. 12 et 13 praec. cap.). |
HOOFDSTUK 4
1 In het vorig hoofdstuk hebben we aangetoond dat het recht van de hoogste machtsinstanties berust op macht. We zagen dat het voornamelijk standhoudt als het staatsgezag is als één geest, waardoor allen moeten worden geleid. De hoogste machtsinstanties beschikken dus over het recht om te beslissen wat goed is, wat slecht, wat billijk, wat onbillijk, d.i. wat door enkelingen of wat door allen samen moet worden gedaan of niet gedaan. We zagen eveneens dat alleen zij het recht hebben om wetten te maken, die te interpreteren wanneer ze een moeilijkheid opleveren en om te oordelen of in een concrete situatie overeenkomstig de wet of tegen de wet werd gehandeld (zie art. 12 en 13 van vorig hoofdstuk), verder ook om de oorlog te verklaren, vredesvoorwaarden te bepalen of daaromtrent voorstellen te accepteren (zie art. 12 en 13 van vorig hoofdstuk). |
2 Cum haec omnia, ac etiam media, quae ad eadem exequenda requiruntur, omnia negotia sint, quae ad integrum imperii corpus, hoc est, quae ad rempublicam spectant, hinc sequitur, rempublicam ab ejus solummodo directione pendere, qui summum habet imperium; ac proinde sequitur solius summae potestatis jus esse de factis uniuscujusque judicandi, de factis cujuscunque rationem exigendi, delinquentes poena mulctandi, et quaestiones inter cives de jure dirimendi, vel legum latarum peritos statuendi, qui haec ejus loco administrent. Deinde omnia ad bellum, et pacem media adhibendi, et ordinandi, nempe urbes condendi, et muniendi, milites conducendi, officia militaria distribuendi, et, quid factum velit, imperandi, et pacis causa legatos mittendi, et audiendi, et denique sumptus ad haec omnia exigendi.
|
2 Dit alles, evenals de middelen die nodig zijn om dat te bereiken, zijn dingen die betrekking hebben op het staatslichaam als geheel, d.w.z. op de republiek. Daaruit volgt dat de republiek uitsluitend in handen is van wie de hoogste macht heeft. Dat impliceert ook dat het uitsluitend aan de hoogste macht toekomt om recht te spreken over wat gebeurt, over daden verantwoording te vragen, delinquenten te bestraffen, juridische geschillen tussen burgers op te lossen of ervaren juristen aan te stellen die dat in hun plaats doen. Vervolgens komt het haar toe om alle middelen aan te wenden voor de oorlog of de vrede en maatregelen te treffen om steden te bouwen en te versterken, om soldaten aan te werven, militaire functies te verdelen en te bevelen wat moet worden uitgevoerd, vredeslegaten af te vaardigen of te aanhoren, en ten slotte, te zorgen voor een budget om dat alles uit te voeren.
|
3 Quoniam itaque solius summae potestatis jus sit negotia publica tractandi, vel ministros ad eadem eligendi, sequitur, subditum imperium affectare, qui suo solo arbitrio, supremo concilio inscio, negotium aliquod publicum aggressus est, tametsi id, quod intenderat agere, civitati optimum fore crediderit.
|
3 Bijgevolg komt uitsluitend aan de hoogste machtsinstantie het recht toe om openbare zaken af te handelen of daartoe ministers aan te duiden. Daaruit volgt dat een onderdaan macht usurpeert als hij op eigen initiatief, zonder medeweten van het hoogste raadsorgaan, een of andere openbare zaak aanpakt, zelfs als hij meent dat wat hij van plan is te doen uiterst nuttig is voor de gemeenschap.
|
4 Sed quaeri solet, an summa potestas legibus adstricta sit, et consequenter an peccare possit? Verum quoniam legis, et peccati nomina non tantum civitatis jura, sed etiam omnium rerum naturalium, et apprime rationis communes regulas respicere solent, non possumus absolute dicere, civitatem nullis adstrictam esse legibus, seu peccare non posse. Nam si civitas nullis legibus, seu regulis, sine quibus civitas non esset civitas, adstricta esset, tum civitas non ut res naturalis, sed ut chimaera essent contemplanda. Peccat ergo civitas, quando ea agit, vel fieri patitur, quae causa esse possunt ipsius ruinae, atque tum eandem eo sensu peccare dicimus, quo philosophi, vel medici naturam peccare dicunt, et hoc sensu dicere possumus, civitatem peccare, quando contra rationis dictamen aliquid agit. Est enim civitas tum maxime sui juris, quando ex dictamine rationis agit (per art. 7 praec. cap.); quatenus igitur contra rationem agit, eatenus sibi deficit, seu peccat. Atque haec clarius intelligi poterunt, si consideremus, quod, cum dicimus unumquemque posse de re, quae sui juris est, statuere, quicquid velit, haec potestas non sola agentis potentia, sed etiam ipsius patientis aptitudine definiri debet. Si enim ex. gr. dico, me jure posse de hac mensa, quicquid velim, facere, non hercle intelligo, quod jus habeam efficiendi, ut haec mensa herbam comedat; sic etiam, tametsi dicimus homines non sui, sed civitatis juris esse, non intelligimus, quod homines naturam humanam admittant, et aliam induant; atque adeo quod civitas jus habeat efficiendi, ut homines volent, vel quod aeque impossibile est, ut homines cum honore adscpiciant ea, quae risum movent, vel nauseam; sed quod quaedam circumstantiae occurrant, quibus positis ponitur subditorum erga civitatem reverentia, et metus, et quibus sublatis metus, et reverentia, et cum his civitas una tollitur. Civitas itaque, ut sui juris sit, metus, et reverentiae causas servare tenetur, alias civitas esse desinit. Nam iis, vel ei, qui imperium tenet, aeque impossibile est, ebrium, aut nudum cum scortis per plateas currere, histrionem agere, leges ab ipso latas aperte violare, seu contemnere, et cum his majestatem servare, ac impossibile est, simul esse, et non esse; subditos deinde trucidare, spoliare, virgines rapere, et similia, metum in indignationem, et consequenter statum civilem in statum hostilitatis vertunt.
|
4 Gewoonlijk vraagt men: is de hoogste macht aan wetten gebonden? Kan ze bijgevolg fout handelen? De begrippen wet en fout doelen gewoonlijk niet alleen op rechtsregels van de gemeenschap maar ook op de algemene regels eigen aan alle dingen in de natuur, vooral die van het gezond verstand. Daarom kunnen we in absolute zin niet stellen dat een gemeenschap niet aan wetten is onderworpen of in de fout kan gaan. Als een gemeenschap niet zou zijn gebonden aan wetten of regels, die een gemeenschap tot gemeenschap maken, dan zou die gemeenschap niet moeten worden beschouwd als echt bestaand maar als een hersenschim. Een gemeenschap begaat dus een fout wanneer ze handelingen stelt die oorzaak kunnen zijn van haar eigen ondergang of wanneer ze toelaat dat die gebeuren. We zeggen dan dat ze een fout begaat op de wijze van filosofen of medici die zeggen dat de natuur een ‘fout’ begaat. In die zin kunnen we dus stellen dat een gemeenschap een ‘fout’ begaat als ze iets doet dat ingaat tegen een regel van de rede. Een gemeenschap is immers maximaal soeverein wanneer ze handelt volgens een voorschrift van de rede (volgens art. 7 van vorig hoofdstuk). Als ze dus tegen de rede handelt dan schiet ze tekort tegenover zichzelf en begaat ze een fout. We kunnen dat nog beter begrijpen als we het volgende bedenken: als we zeggen dat iemand over een zaak, die hij als eigenaar bezit, kan beslissen wat hij wil, dan wordt die beslissingsmacht niet alleen begrensd door de macht van degene die handelt maar ook door de geschiktheid van het lijdend voorwerp zelf. Een voorbeeld: als ik zeg dat ik rechtmatig met deze tafel kan doen wat ik wil, dan begrijp ik drommels niet dat ik het recht zou hebben deze tafel gras te laten vreten. Als we zeggen dat mensen niet meester zijn over zichzelf, maar onder het recht van de gemeenschap ressorteren dan bedoelen we niet dat mensen hun menselijke natuur opgeven en een andere aannemen. De gemeenschap heeft bijgevolg ook niet het recht te beslissen dat mensen vliegen of, wat al even onmogelijk is, dat mensen ernstig zouden nemen wat belachelijk is of weerzin opwekt. Er bestaan immers bepaalde situaties die, als ze zich voordoen, respect of vrees opwekken van de onderdanen voor de gemeenschap. Verdwijnt die vrees en dat respect dan verdwijnt meteen ook de gemeenschap. Om soeverein te blijven moet een gemeenschap er dus voor zorgen dat de oorzaken van respect en vrees behouden blijven. Want voor hen of voor hem, bekleed met het staatsgezag, is het even onmogelijk om dronken of naakt met lichtekooien over straat te lopen, de gek uit te hangen of wetten die het zelf uitvaardigde openlijk te overtreden en te minachten en toch majesteit te bewaren, evenals het niet mogelijk is terzelfder tijd te bestaan en niet te bestaan. Onderdanen vermoorden, beroven, jonge vrouwen schenden en dergelijke meer, veranderen vrees in verontwaardiging en de burgerlijke staat in een staat van vijandschap.
|
5 Videmus itaque, quo sensu dicere possumus, civitatem legibus teneri, et peccare posse. Verum si per legem intelligamus jus civile, quod ipso jure civili vindicari potest, et peccatum id, quod jure civili fieri prohibetur, hoc est, si haec nomina genuino sensu sumantur, nulla ratione dicere possumus, civitatem legibus adstrictam esse, aut posse peccare. Nam regulae, et causae metus, et reverentiae, quas civitas sui causa servare tenetur, non ad jura civilia, sed ad jus naturale spectant, quandoquidem (per art. praec.) non jure civili, sed jure belli vindicari possunt, et civitas nulla alia ratione iisdem tenetur, quam homo in statu naturali, ut sui juris esse possit, sive ne sibi hostis sit, cavere tenetur, ne se ipsum interficiat, quae sane cautio non obsequium, sed humanae naturae libertas est: at jura civilia pendent a solo civitatis decreto, atque haec nemini, nisi sibi, ut scilicet libera maneat, morem gerere tenetur, nec aliud bonum, aut malum habere, nisi quod ipsa sibi bonum, aut malum esse decernit; ac proinde non tantum jus habet sese vindicandi, leges condendi, et interpretandi, sed etiam easdem abrogandi, et reo cuicunque ex plenitudine potentiae condonandi.
|
5 We zien dus in welke zin we kunnen zeggen dat een gemeenschap zich aan de wetten moet houden en ook fouten kan begaan. Maar als we ‘wet’ verstaan als een burgerlijk recht, dat op grond van dat burgerlijk recht zelf kan worden opgeëist en ‘fout’ wat het burgerlijk recht verbiedt te doen, d.w.z. als die woorden in hun echte betekenis worden genomen, dan is er geen enkele reden om te zeggen dat een gemeenschap door wetten is gebonden of fouten kan begaan. Want de regels en de oorzaken van vrees en ontzag die een gemeenschap uit eigenbelang moet respecteren, hebben niets te zien met burgerlijk recht maar met natuurrecht, omdat ze (volgens vorig art.) niet worden gehandhaafd door het burgerlijk recht maar door het oorlogsrecht. Een gemeenschap is daaraan gebonden, net als een mens in de natuurtoestand gehouden is erop te letten dat hij meester blijft over zichzelf of zich niet gedraagt als vijand van zichzelf en dat hij geen zelfmoord pleegt. Deze behoedzaamheid is zeker geen gehoorzaamheid maar wel vrijheid van de menselijke natuur. Het burgerlijk recht evenwel hangt uitsluitend af van de beslissingsmacht van de gemeenschap. Die heeft jegens niemand, tenzij jegens zichzelf, de plicht om vrij te blijven en niets als goed of als slecht te houden, dan wat ze voor zichzelf als goed of als slecht onderkent. Dus heeft ze niet alleen het recht om zich te handhaven, om wetten te maken en te interpreteren, maar ook om die op te heffen en om elke schuldige genade te verlenen op grond van haar volheid van bevoegdheid.
|
6 Contractus, seu leges, quibus multitudo jus suum in unum concilium, vel hominem transferunt, non dubium est, quin violari debeant, quando communis salutis interest easdem violare. At judicium de hac re, an scilicet communis salutis intersit, easdem violare, an secus, nemo privatus, sed is tantum, qui imperium tenet, jure ferre potest (per art. 3 hujus capituli); ergo jure civili is solus, qui imperium tenet, earum legum interpres manet. Ad quod accedit, quod nullus privatus easdem jure vindicare possit, atque adeo eum, qui imperium tenet, revera non obligant. Quod si tamen ejus naturae sint, ut violari nequeant, nisi simul civitatis robur debilitetur, hoc est, nisi simul plerorumque civium communis metus in indignationem vertatur, eo ipso civitas dissolvitur, et contractus cessat, qui propterea non jure civili, sed jure belli vindicatur. Atque adeo is, qui imperium tenet, nulla etiam alia de causa hujus contractus conditiones servare tenetur, quam homo in statu naturali, ne sibi hostis sit, tenetur cavere, ne se ipsum interficiat, ut in praecedente articulo diximus.
|
6 Er kan niet aan worden getwijfeld: het contract of de wetten waardoor de volksmassa haar recht overdroeg op één raad of op één persoon, moet worden geschonden wanneer dat is vereist in het algemeen belang. Het rechtmatig oordeel over die materie, namelijk of het algemeen belang op het spel staat en of er schending is vereist, komt niet toe aan een particulier, maar alleen aan hem die de macht in handen heeft (volgens art. 3 van dit hoofdstuk). Bijgevolg komt, op grond van het burgerrecht, de interpretatie toe aan wie het hoogste staatsgezag in handen heeft. Daar komt nog bij dat geen particulier zich rechtmatig op dat recht kan beroepen: hij kan dus het staatsgezag inderdaad niet dwingen. Als die wetten evenwel van die aard zijn dat ze niet kunnen worden overtreden, tenzij tegelijkertijd ook de levenskracht van de gemeenschap wordt aangetast, d.w.z. tenzij daardoor ook de gemeenschappelijke vrees van de meeste burgers in verontwaardiging wordt omgezet, dan wordt daardoor meteen ook de gemeenschap ontbonden en stopt het contract: het wordt dan niet langer door het burgerlijk recht maar door het oorlogsrecht beheerst. Hij die het staatsgezag uitoefent is dus omwille van geen andere reden gehouden de voorwaarden van het contract te honoreren, dan een mens in de natuurtoestand gehouden is te vermijden een vijand van zichzelf te zijn of zich te zelfmoorden, zoals we in vorig artikel hebben gezegd.
|