Een andere waarheid In de eerste decennia van de 17de eeuw was René Descartes in Europa hot, ook in de Calvinistische Commercantenrepubliek der Verenigde Nederlanden. Descartes was op zoek naar de waarheid. Een vreemde onderneming voor een man die zijn hele leven trouw blijft aan ‘la religion en laquelle Dieu m’a fait la grace d’être instruit dès mon enfance…’ en die hoort te weten én te aanvaarden dat de waarheid in de bijbel gebeiteld staat. Hij zocht dus blijkbaar nog een waarheid, een andere dan die van de bijbel. Dat brengt hem nogal eens in nauwe schoentjes en in conflict met bijbelwachters. In zijn queeste naar die buiten-bijbelse-waarheid richt Descartes zijn denkgeschut frontaal tegen de toen nog steeds voortlevende middeleeuwse scholastiek van de hogescholen. Aristoteles, en in zijn kielzog een schare middeleeuwse clericale commentatoren, worden frontaal aangepakt. Weliswaar doet hij dat met een denkraam dat ontleend is aan de scholastici zelf, maar zijn bedoeling was duidelijk: gefundeerde kennis opbouwen in alle takken van wetenschap, met een zekerheid die te vergelijken is met die van de mathematica. Sommige professoren vielen in hun colleges Descartes bij, openlijk of verholen, anderen waren resoluut tegen. De strijd tussen Cartesianen en anti-cartesianen bereikte in de Republiek in 1641 een hoogtepunt. Het debat, dat soms bitsig gevoerd werd, illustreert in het 17de eeuwse Europa de gisting der geesten. De onzekerheid van de kennis Descartes’ naam zal Spinoza zeker wel ter ore zijn gekomen tijdens zijn studiejaren in de Talmud-Thora school. De Amsterdamse joodse gemeenschap in die dagen was niet blind en niet doof. Het is evenwel in de Latijnse school van Frans Van den Enden, zelf een overtuigd cartesianist, dat Spinoza Descartes, die daar Renatus Cartesius heet, grondig leert kennen. Van den Ende ontstak, vrijwel zeker, in Baruchs verstand de fakkel van het cartesiaans vuur. Het staat buiten kijf dat Spinoza, nieuwsgierig van aard en tuk op kennis, met veel belangstelling de nieuwste wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen volgde en bestudeerde. Descartes vertelt in zijn Discours de la Méthode (1637) over de teleurstellingen die het onderwijs van de Jezuïeten in La Flèche (Pays de la Loire) hem bezorgde. Die betroffen niet de kwaliteit van dat onderwijs, verre van, maar de relevantie en vooral de onzekerheid van de bijgebrachte kennis. Spinoza zal dat eerste en meest beroemde geschrift van Descartes zeker hebben gelezen. En zeker ook met een gevoel van herkenning: Descartes’ verhaal van zijn zoektocht naar waarheid en een nieuw geestelijk houvast zal goed hebben geresoneerd met zijn eigen ontevredenheid en twijfels over het judaïsme in zijn studietijd. Het staat buiten kijf dat Spinoza’s filosofische loopbaan de wind in de zeilen kreeg door de studie van Descartes’ geschriften. Bij het overlijden van Spinoza (1677) werd door de notaris die de nalatenschap regelde (veel viel er niet te rapen) ook een inventaris opgemaakt van wat er nog aanwezig was in zijn bibliotheek. Descartes is in de boekenlijst vertegenwoordigd met 5 exemplaren. (4) Dreamstory Descartes stamde uit le Touronnais, de streek rond Tours. De patroonheilige van Tours is Saint Martin. Diens grafstee kan bezocht worden in de neoromaanse kerk van Tours. Sint Maarten wordt op 10 november gevierd. Op 10 november 1619 was Descartes - toen in militaire dienst - in Duitsland ergens in de buurt van Ulm terechtgekomen. Het was bitterkoud en René had vermoedelijk zijn patroonheilige alle eer bewezen, want Descartes hield en bon français van een glas. Als hij zich te slapen legt in zijn door een poêle heet gestookte kamer, wordt hij in de nacht van 10 op 11 november bezocht door een drietal dromen… Geleerde mensen hebben geleerde dromen: in een ervan valt in een Latijnse bloemlezing zijn oog op een vers van de Romeinse dichter Ausonius: Quod vitae sectabor iter? Hoe vervolg ik mijn levensweg? (5) Een filosofische vraag die tellen kan! Op dat moment ook een levensvraag voor Descartes. ‘De droom van Descartes’ is een begrip in de geschiedenis van de filosofie. De lezer zal de volledige droom, die meer om het lijf heeft dan dat vers, zelf wel willen ontdekken… Is ‘De Droom’ door René van de Stube-pot gerukt? Een literaire inval, achteraf bedacht? Of betreft het een ware gebeurtenis? Zeker weten we het niet. Voor Spinoza, die René’s dreamstory kende, zal het vers van Ausonius zeker een bijzondere betekenis hebben gehad. Na de uitstoting uit zijn gemeenschap in 1656 zal Baruch d’ Espinoza die belangrijke filosofische vraag van Ausonius zeker ook tot de zijne hebben gemaakt. Zich herpakken, een nieuwe weg inslaan, zich heroriënteren, dat was nu voor hem aan de orde. In de inleiding tot het Traktaat over de emendering van het verstand (Tractatus de intellectus emendatione) laat Spinoza iets doorschemeren van de spirituele verwarring waarin hij zich ca. 1656-1660 bevond, en de keuzes die zich voor hem opdrongen. Spinoza stelt in dat geschrift voor, in afwachting van een meer doordachte levensbeschouwing, voorlopige leefregels op te stellen. Een niet erg originele procedure, want die plukt hij uit het derde deel van de Discours van Descartes. Die stelde daar ook al voor, in afwachting van de resultaten van zijn denken, een morale par provision op te stellen teneinde in het leven het noorden niet bijster te raken. Kortom in dat bij leven niet gepubliceerd geschrift uit ca. 1661 waart duidelijk de geest van Cartesius. Het zelfde kan worden gezegd in verband met Spinoza’s wat eerder geschreven ‘Kort Vertoog’. Reputatie als filosoof Het eerste openbare optreden van Spinoza als filosoof heeft alweer te maken met Descartes, in de tweede helft van de 17de eeuw nog steeds philosophe à la mode. Spinoza is met diens leer zo goed vertrouwd dat hij er les over geeft. In zijn huisje in Rijnsburg woont hij samen met ene Johannes Casearius, van wie verder weinig is bekend. Die krijgt van hem les in Cartesiaanse filosofie. De cursus die Spinoza hem dicteert, spreekt Spinoza’s vrienden aan. Die vragen hem daarom ook de cursus volledig op schrift te stellen. Na enige aarzeling gaat Spinoza in op die vraag, zij het met reserves. In de inleiding die zijn vriend dokter Lodewijk Meyer voor dat boek schrijft, wordt op verzoek van de auteur duidelijk vermeld dat niet alles wat hij in het boek over Descartes schrijft ook zijn eigen mening is.(6) Hij distantieert zich dus duidelijk van zijn leermeester, meer nog hij: herformuleert en verbetert hem op enkel wezenlijke punten. In het Nederlands luidt de verkorte titel: René Descartes, De beginselen van de wijsbegeerte, deel I en II in meetkundige trant uiteengezet door Benedictus de Spinoza, Amsterdammer,(…). Plaats van uitgave en drukker: Amsterdam, bij Jan Rieuwertz in de Dirk van Assensteeg, onder het teken van het Martelaarsboek, 1663. Zijn eerste boek en het enige geschrift dat verscheen onder zijn naam en met een niet gefingeerde vermelding van plaats van uitgave en drukker… Spinoza’s eersteling, geschreven voor een bont publiek van Descartes-fans, grondvest zijn reputatie als filosoof. Het boek geldt nog steeds als een goede introductie in de filosofie van Descartes. Spinoza beweerde overigens zelf, dat zonder diens filosofie zijn eigen leer niet grondig kon worden begrepen. Laat het duidelijk zijn: Spinoza is een volgeling van René Descartes. Deze Franse Reus, die op meer dan één vlak boven Spinoza uittorent, stimuleerde hem en ligt aan de basis van zijn denken. Maar, zoals het een goede leerling past, gaat hij met de geestelijke buit van de meester aan de haal om er een hoogst persoonlijke en unieke interpretatie aan te geven. Spinoza is dus geen acoliet van Descartes, verre van: eerder un infidèle disciple de Descartes, zoals J.-C. Fraisse hem ooit eens noemde. (7) Spinoza, met dank dus aan Descartes. Hijzelf beleed die dank niet uitdrukkelijk: een zuinig complimentje kon er bij gelegenheid wel af maar een prik ging hij evenmin uit de weg… ____ (1) Constantijn Huyghens (1596-1687), tijdgenoot van Descartes en Spinoza, zegt over calvinistische theologen dat ze net zijn als varkens: als je één van hen aan de staart trekt, dan beginnen ze allemaal te krijsen. De ‘species' theoloog in zijn Republiek classificeert hij duidelijk niet bij meest gewaardeerde diersoorten. (2) De bekende indeling van de geschiedenis in vier periodes: Oudheid, Middeleeuwen, Moderne tijden en Hedendaagse Tijden, die van 1789 maar blijven doorlopen, is een vinding van de 19de eeuw. Die indeling geeft de historicus een denkkader maar deugt voor het overige niet in het minst. (3) Stephen Toulmin, Cosmopolis, The Hidden Agenda of Moderniy, The University of Chicago Press, 1992. (4) Paul Vulliaud, Spinoza d’ apres ses livres de sa bibliohèque, Paris, 2012, blz. 144-145, nrs. 7, 20, 21, 23,24. (5) Decimus Magnus Ausonius, geboren ca. 410 in Bordeaux, was een dichter van het tweede schap. Het geciteerde vers, beroemder geworden door Descartes, komt Ausonius’ Idyllia. Uit die bundel komt ook zijn Moezeldicht. Als ik de streek bezoek, heb ik altijd de kleine Reklameditie van de Mosella bij me: met een glas Eiswein en Moselsicht, driedubbel genieten… (6) Spinoza schrijft hierover in Brief 13 die gericht is aan Henri Oldenbourg. (7) J-C Fraisse, L’ Oeuvre de Spinoza, Paris, 1978, blz. 24. Comments are closed.
|
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |