De Orde der Jezuïeten werd in de 16de eeuw gesticht door Ignatius van Loyola, een Spaanse militair en oorlogsinvalide… zonder overheidspensioen. De orde kende succes, genoot pauselijke steun en werd in de 17de eeuw ingezet om de leerstellige schade, toegebracht door 16de eeuwse hervormers van divers pluimage in te dijken door goed gerichte pedagogische actie. Ik heb enige achting voor de leden van die orde, niet het minst omdat ze, bekeken door de eeuwen heen, zo’n bonte bende vormen: zeer-geleerde-heren, een gevolg van het religieus-pedagogisch kapitaal van de orde, haar discipline en een lange, lange studietijd, maar ook schelmen, schurken, pederasten en hier en daar zelfs een moordenaar… Water en vuur Baruch Spinoza, een Jood die door de loop van de geschiedenis in Amsterdam was terechtgekomen en er hoogst heterodoxe ideeën verkondigde, leefde in de tijd van de Contrareformatie die in belangrijke mate door de Jezuïeten gedragen werd. Het baart daarom geen verwondering dat Spinoza na zijn dood in 1677, en tot op heden, meer dan eens in handen viel van paters S.J. Er zou daarover een mooie geschiedenis kunnen geschreven worden. In afwachting daarvan is het nuttig in verband met Spinozaboeken van S.J.’s zich bij de lectuur alvast te wapenen met één disctinctio en één cave. Eerst en vooral: Spinoza’s leer en het Rijke Roomse geloof zijn onverenigbaar. Transcendente en immanente metafysica’s zijn als water en vuur. Revelatieverhalen en scheppingstoestanden zijn voor Spinoza bakerpraatjes en dus uit den boze. Dat neemt niet weg dat sommige liberale christenen zich vergeefs in bochten wringen om de Joodse Hemelbestormer te verzoenen met hun Gekruisigde: Spinoza’s vriend Jarig Jelles begon er al mee… Een niet uit het oog te verliezen disctinctio is volgend onderscheid: de oudere S.J.-literatuur bestrijdt Spinoza met geleerde betogen, strijdschriften, schotschriften en die hebben maar één doel: aantonen dat in Spinoza’s geschriften een joodse ‘ongodist’ aan woord is, waarvoor het hellevuur niet hard genoeg branden kan. Die categorie van geschriften heeft weliswaar de verdienste van de duidelijkheid: deze Ignatianen strijden met open vizier ter vervulling van hun beproefde contrareformatorische strategie. De lezer die hen ter hand neemt krijgt waar voor zijn geld, leert vast nog een en ander bij en na lectuur zal hij samen met de auteur Spinoza afwijzen of uitspuwen. Andere tactiek In de 19de eeuw beleefden de humane wetenschappen een aggiornamento. De spectaculaire vooruitgang van de natuurwetenschappen, d.w.z. de échte, exacte, wetenschappen, was zo spectaculair dat de achtergebleven humane wetenschappen nieuwe ‘objectieve wetenschappelijke’ methodes introduceerden om hun vakgebied de schijn van exactheid te geven en om ze op gelijke hoogte te tillen van de natuurwetenschappen teneinde ze meer academisch aanzien te geven. Geschiedenis, recht, sociologie, psychologie en zelfs onderdelen van de filosofie (!) werden ‘wetenschappen’. De nieuwere S.J.-Spinozaliteratuur, vooral als die opbloeit in of nabij academische bodem, verandert nu van tactiek: het open vizier wordt dichtgeklapt. Vooral Jezuïeten verbonden aan Roomse instellingen van hoger onderwijs, hullen zich in de mantel van de (objectieve) wetenschappelijkheid, maar het blijven jezuïeten met een verborgen agenda. Cave dus, opgelet! De argeloze lezer wordt academisch bij de neus genomen: de verborgen S.J.-agenda blijft: barbertje móet hangen. Elke worm die het Rijke Roomse leven aantast, zal er immer en altijd moeten aan geloven. In de 20ste-eeuwse Spinozaliteratuur schreven twee Poolse paters zich op het voorplan: dat geldt vooral voor Stanislaus Graf von Dunin-Borkovski (1864-1934), van Poolse komaf en Oostenrijkse nationaliteit en zijn jongere ordegenoot Paul Siwek (1893-1986). De eerste is een goed voorbeeld van de objectief-wetenschappelijk S.J-er, die zich moeilijk laat betrappen op enige vooringenomenheid t.a.v. zijn studie-object. Zijn Spinozageschriften gelden, bekeken in historisch perspectief, nog steeds als waardevol. Siwek is een Pater-Zeloot die in zijn Spinozaboeken zijn afwijzing niet onder kerkstoelen of -banken steekt maar de wakkere lezer over Spinoza nog wel een en ander kan bijbrengen. Ik zal in wat volgt alleen Pater Paul in het vizier nemen. Ab uno disce omnes, leerde Maro mij, die deze wijsheid toepaste op de Grieken die ook al bij de Romeinen niet zo’n beste reputatie hadden… Twee Spinozaboeken Pater jezuïet Siwek was in Rome verbonden aan het Gregorianum, de Pauselijke Universiteit. Dit theologisch college werd daar in 1551, met pauselijke zegen, gesticht door Ignatius van Loyola. Priesters die het in de kerkelijke hiërarchie ver willen schoppen kunnen die instelling niet links laten liggen. Jezuïeten maken er vanzelfsprekend de dienst uit. Dat er in de opleiding van jonge Roomse priesters aandacht wordt besteed aan de pantheïstische verlokking is vanzelfsprekend: in Rome maant een bronzen Bruno... Siweks schreef twee Spinozaboeken die passen in dit pedagogische kader. Ze zijn in de taal van Molière uitgegeven in Parijs door Desclée De Brouwer et Cie, Rooms uitgever par exellence. De twee Spinoza-boeken, titelen: Spinoza et le panthéisme religieux (1937) (1) en Au Coeur du Spinozisme (1952). Omzichtig gelezen, kunnen ze de lezer nog wel een en ander bijbrengen. Dat ondervond ik nota bene zelf ook. Siwek beschikt inderdaad over een gave die bij filosofen eerder zeldzaam is: filosofische gedachten van anderen op heldere wijze formuleren. Bovendien kent hij zijn materie. Dat hij die met een vette Rooms saus opdient weten we al. Ik beperk me tot het eerstgenoemde boek en vertaal graag wat passages die ons wat nader brengen tot de kronkelige jezuïetenziel van pater Paul. Verleidingskracht Zoals het hoort werd dit boek door de Roomse censuur gewikt, gewogen en goed bevonden: het manuscript werd bekleed met een nihil obstat van een jezuïet-censor, waarborg dat de lectuur ervan de Roomse ziel niet schaadt, en met een machtiging tot drukken, verleend door een Parijse kerkvader. Over vrijheid van denken gesproken, hoor ik Spinoza zuchten. Het boek wordt geprefaceerd door Jacques Maritain (1882-1973), in de jaren dertig van vorige eeuw een vooraanstaand katholiek filosoof, die na de Tweede Wereldoorlog meewerkte aan de redactie van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) en de ideologie van de West-Europese christendemocratie sterk beïnvloedde. Als jong filosoof was Maritain op zoek naar een wereldbeschouwelijk houvast en korte tijd ook een bewonderaar van Spinoza. Maritain zwaait Siwek lof toe en laat over de profylactische bedoeling van het boek niet de minste twijfel bestaan: 'Wat er ook van weze, de intellectuele verleiding van het spinozisme blijft bestaan. Eerwaarde pater Siwek stelde zich tot taak de oorzaken van die verleidingskracht te belichten. (2) Uit de inleiding 1 Het monument van Den Haag Struinend door de straten van Den Haag, stad beroemd door zo veel herinneringen, ontwaart de bezoeker plots een monument: op een voetstuk van gemiddelde hoogte zit een man in sobere kledij die dateert uit lang vervlogen tijd. Hij zit in gepeinzen verzonken en met aandacht richt hij zijn ogen op een boek dat geopend voor hem ligt en waarin zijn rechterarm, gewapend met een veer, zal gaan schrijven. Het lijkt erop dat hij bezeten is door een of ander groots idee, door het Oneindige dat lijkt te huizen in die uitgestrekte melancholische vlakten die hem omgeven zo ver het zicht reikt - het Oneindige kwelt mij - dat is de kreet die uit de borst van die man lijkt te ontsnappen en waarvan de droom hier beneden nog niet is voltooid. Wie is die man? Misschien een nationale held als de Witt waarvan het standbeeld op enkele stappen daarvandaan is opgericht. Maar zijn gelaatstrekken ontnuchteren ons snel. Neen. Die man heeft niets Hollands, integendeel hij gelijkt treffend, in alle trekken op dat oosterse volk dat ons zo vertrouwd is, omdat het al eeuwen onder ons woont, zonder ooit maar iets te verliezen van wat het onderscheid van ons. Het is een Jood. Het is Baruch Spinoza. (3) Met deze wat ondermaatse literaire bevlieging begint Paul Siwek zijn inleiding. De tekst zal vast menig Hollander hartenpijn bezorgen: Spinoza, Icoon van Nederland, is géén Hollandse filosoof, je ziet toch aan zijn kop dat hij geen Bataaf is maar een allochtoon, beweert Siwek. Dit Spinozaboek getuigt hier en daar van een goed verholen anti-joods sentiment. Deze tekst is er een voorbeeld van. De auteur, van Poolse komaf, schrijft in de jaren dertig van vorige eeuw. In die tijd waaide vanuit nazi-Duitsland doorheen heel Europa een golf van antisemitisme. In het katholieke Polen leefde toen een virulent anti-joodse stemming. Toen ik anno 2016 voor het beeld stond (zie foto) waren de ‘melancholische vlaktes die hem omgeven’ niet meer te bespeuren. Siwek heeft het hier, vermoed ik, over het landschap ten tijde van Spinoza... Siwek vervolgt met: 2 De invloed van Spinoza De invloed van Spinoza op de moderne geest is onmiskenbaar. Die laat zich niet alleen gelden in het beperkte gebied van de eigenlijke filosofie, waarvan hij vandaag een van de meest beroemde en meest originele bezielers is. Zij laat zich ook gelden in de sfeer van de religie, de moraal, de sociale-economie en, zoals we verder nog zullen zien, tot in de diepste domeinen van het leven. Niet alleen vakfilosofen maar ook wie vandaag ernstig op zoek is naar de oplossing van het probleem van de eeuwige bestemming van de mens en de zin van het leven, zal vroeg of laat onvermijdelijk Spinoza en zijn geschriften ontmoeten. (4) Jawel Eerwaarde Heer, wellicht in den Hoge, zo wás dat en zo ís dat! Feit en fantasie Het boek Spinoza et le panthéisme religieux (1937), van Paul Siwek S.J. telt 293 blz. en is als volgt geconstrueerd. Na een omvangrijke inleiding, afgesloten met een niet onaardige bibliografie, volgt Livre I met een eerste hoofdstuk La vie (93 blz.) en een tweede getiteld Oeuvre religieuse (sic!) (86 blz.). Livre II, Critique du système telt 83 blz. De titels van de onderdelen en de relatieve omvang ervan verklappen al een en ander over de bedoelingen van de auteur. Zoals ik al eerder stelde, Siweks analyse van Spinoza’s filosofie in het deel Oeuvre religieuse zijn het beste deel van dit Spinoza-boek. Als pater Paul het over La Vie en het werk heeft, nota bene meer dan de helft van het boek, mixt hij zorgeloos feit en fantasie, zonder de lezer in alle openheid te informeren over de historiciteit van de opgediste biografische anekdotes. Een ontiegelijke gewoonte die hem nog steeds door niet historisch gevormde auteurs wordt nagedaan. In Caractère, een onderdeel van la Vie, voert Siwek S.J. een suggestief betoog dat de christelijke lezer, en stoemelings, haast onopgemerkt dus, tot de conclusie leidt dat Spinoza ook als persoon onchristelijk was. Over Spinoza en de liefde lees ik op blz. 85 van Siweks boek het volgende: ‘Overigens zou men kunnen stellen dat Spinoza geen nauwkeurig idee had van wat liefde, in de volle betekenis van het woord, wel was: hij heeft, om het zo te zeggen, zijn moeder nauwelijks gekend, als ongehuwde leefde hij zo ver mogelijk verwijderd van alle religieus leven met enige diepgang, hoe zou hij zich een waar begrip van liefde hebben kunnen eigen maken? Hij leefde voor zichzelf, helemaal bezig om het geluk voor zichzelf te vinden. Hij kende dus de ware liefde niet, liefde die zich offert, dat soort liefde die huismoeders elke dag beoefenen, die van vereende echtgenoten, en vooral de liefde van diegenen die al hun krachten en heel hun leven wijden aan het welzijn van anderen.’ Spinoza: een liefdeloze, egocentrische man, die uitsluitend met zichzelf bezig was. Heel wat anders dan de liefdevolle lieden die in laatste zinsnede ten tonele worden gevoerd: vooral dan de priester-pater-jezuïet, die zich inspant voor het welzijn van anderen, welzijn hier te begrijpen als het behoud van de anderen in de christelijke orthodoxie. Over Spinoza en diens houding t.a.v. het lijden lees ik op blz.86: ‘Als zijn gasten ziek waren, dan wist Spinoza hen aan te moedigen en te troosten. Hij toonde dan tegenover hen een aandoenlijke minzaamheid; hij zei hun bijvoorbeeld: je moet berusten in geduld! Komt uw lijden niet van God ! (…) Overigens zijn de woorden die Spinoza aanvoerde om het geduld van de zieke te motiveren, niet noodzakelijk in tegenstrijd met zijn eigen systeem. Het is net alsof hij simpelweg zei: uw lijden vloeit voort uit de natuur van de dingen, die God zelf zijn! Hij spreekt niet over het lijden als geschenk van God, over het lijden als boetedoening, over het lijden als offer. Hij spreekt evenmin over de liefdevolle onderwerping aan de wil van God (in christelijke zin). De aansporing tot geduld heeft in zijn mond niets religieus, het is puur naturalisme. Het is een ‘therapie van het gezonde verstand’. Spinoza: een man die geen weet heeft van de spirituele dimensie van het lijden zoals dit in het christendom leeft en beleefd wordt. In beide aangehaalde teksten suggereert Siwek, dat Spinoza’s karakter onverenigbaar is met christelijke opvattingen over liefde en lijden. Twee fundamentele concepten van de christelijke theologie, gesymboliseerd en gecommuniceerd door de Christus op het kruishout. Ziezo: het eerste luik van de sloopwerk van Siwek is voltooid: Spinoza’s persoonlijkheid is fundamenteel onchristelijk. Het tweede luik, de christelijke afwijzing van zijn leer, volgt in het tweede deel van het boek: Critique du Système. Huisfilosofie Paul Siwek, pater-jezuïet (Caute!) zet zich in het tweede deel van het boek Spinoza et le panthéisme religieux (1937) aan de kritiek van Spinoza’s filosofie. De joodse filosoof Baruch Spinoza, wordt voorgesteld als de bedenker van een leer die niet verenigbaar is met de fundamenten van De Waarheid. Voor Siwek is die Waarheid uiteraard Rooms-katholiek. Dat, en niets anders, is de (nauwelijks) verborgen agenda van pater Paul. Het tweede deel van het boek torst de titel Critique du système religieux spinoziste. Op zich al een statement. Het boek is een strijdschrift van een prominente vertegenwoordiger van een wereldreligie, gericht tegen de stichter van een 'seculiere religie' die voor rechtgelovige christenen gevaarlijk is. Ik sta niet stil bij Siweks Spinozakritiek. Een deel ervan steunt op het Aristoteliaans-Thomistisch gedachtegoed, huisfilosofie van het christendom. Die kritiek klinkt als het verhaal van pot en ketel en is alleen geschikt om geloofsgenoten te bevestigen in hun geloofsovertuiging. Een interessanter deel van zijn kritiek steunt op de traditionele argumenten van Spinozabestrijders, vaak ook van christelijken huize, die rationeler uitgangspunten kiezen en dus minder vooringenomen zijn. Oeverloze gedachten Ik blijf wel even hangen bij een belangrijk aspect in de receptie van Spinoza’s filosofie: de recuperatie van zijn leer in de 19de en de 20ste eeuw door enkele belangrijke ideologieën. De Ethica is een wereldbeschouwelijk traktaat. Net als andere fundamentele filosofische geschriften en Heilige Boeken van boekreligies kan het op meer dan één wijze gelezen en geïnterpreteerd worden. Spinoza’s ethica ontsnapte dus niet aan deze onvermijdelijke ontwikkeling. Het boek is diepzinnig maar ook op vele plaatsen duister en sommige delen van Spinoza’s leer vertonen leemtes. Lezers, vooral lezers-filosofen, doen er dus hun ding mee: ze lezen erin wat ze willen en spinnen oeverloze gedachten bij woorden, zinnen, concepten die de oorspronkelijke bedoelingen en gedachten van de auteur vaak meer verhullen dan onthullen. Soms lijkt alle redelijkheid wel verloren: er zijn commentatoren-punthoofden die enkele bladzijden Spinoza opblazen tot een commentaar van honderd, soms tweehonderd, bladzijden… De belangrijkste tweedeling die zijn leer veroorzaakte, is die van materialisten en metafysici. Van schoolvorming is niet of nauwelijks sprake. Ik vertaal wat Siwek hierover schrijft op blz. 280: ‘Spinoza wordt door hen (door materialistische theoretici) beschouwd als de schepper van het materialisme en als de grondlegger van de ‘materialistische wetenschap’, wetenschap die geen enkele finalilteit in de wereld aanvaardt en alles verklaart door louter spel van mechanische en materiele krachten, die werken volgens het principe van het ‘behoud van kracht’. Ze verwijten Spinoza alleen dat hij niet voldoende moed opbracht om luidop zijn diepe overtuiging te verkondigen, die van de radicale materialist die hij was, en dat hij vaak zijn toevlucht nam tot weinig loyale reserves.’ Spinoza, aldus Siwek, wordt beschouwd als de vader van het filosofisch materialisme, dat alles finaal herleidt tot stof, materie. Al dat gezeur in Spinoza’s geschriften over ‘god’ en zo, wordt door die materialisten afgedaan als huichelarij… Siwek S.J. deelt deze opvatting evenwel niet: in Spinoza herkent hij, samen met het grootse deel van Ethica-lezers, een metafysicus, de schepper van een système religieux, een rationele religie, die mensen de weg wijst naar het geluk in het ‘hiermaals’, niet in een voorgespiegeld hiernamaals zoals de boekreligies dat doen. Het is precies deze Spinoza die een bedreiging vormt voor het christendom, een veel subtielere bedreiging dan deze die uitgaat van 'platte' materialistische theorieën. Materialistische mosterd In de 19de eeuw werd Spinoza onrechtstreeks, maar ook rechtstreeks gerecupereerd door theoretici van het socialisme. Siwek aan het woord op blz. 280: ‘Men hoort vaak zeggen dat het spinozisme erg gewaardeerde hulp heeft geboden aan het socialisme, in wezen materialistisch, het materialisme dat de theorieën van Marx, Engels en Lasalle kenmerkt. Die bewering is niet zonder grond. Die drie auteurs citeren inderdaad vaak in hun werken Fichte, Schelling, Hegel en vooral Feuerbach, die allen zoals geweten, veel aan Spinoza verschuldigd zijn.’ Siwek verwijst in een voetnoot naar Georgi Plechanow (1856-1918), een van de vaders van het Russisch communisme, die zijn materialistische mosterd ook haalde bij Spinoza. Het betreft hier een passus die verre van onschuldig is: van in de jaren dertig van vorige eeuw werd er vanaf de roomse kansels haat gepredikt tegen het materialistische, duivelse bolsjewisme. Die campagne werd gedirigeerd en getoonzet door het Vaticaan en de Jezuïetenorde. Daartoe aangespoord door paters en pastoors trokken tijdens WO II massa’s Roomse jongeren samen met de nazi’s naar het Oostfront, om er in ellendige omstandigheden te sneuvelen of in Siberië een trage dood te sterven… Ik voeg er nog graag aan toe, dat in de 20ste eeuw neo-marxisten van het trieste slag Louis Althusser, filosoof-moordenaar en Antonio Neri, filosoof-terrorist, Spinoza nog eens een keer voor hun marxistische kar spanden… Even verder, op blz. 281, maakt pater Siwek ons zijn verwondering kenbaar: ‘Maar, merkwaardig toch! Een theorie, zo tegengesteld aan het communisme, als het sociaal-liberalisme beroept zich eveneens op de autoriteit van Spinoza!.‘ Siwek geeft daarmee tussen de lijnen te kennen, dat een leer die diensten bereid aan maatschappijvisies die zich tot elkaar verhouden als water en vuur weinig coherent moet zijn. Tot hier Paul Siwek, pater-jezuïet in een van zijn geschriften over Benedictus Spinoza. Ab uno disce omnes Publius Vergilius Maro -------- (1) Paul Siwek, S.J., Spinoza et le panthéisme religieux, préfacé de Jacques Maritain, 1937, Descleé De Brouwer et cie, Editeurs, Paris XXI + 295 blz. (2) O.c., blz.VII. (3) O.c., blz. XIV. (4) O.c., ibidem. Comments are closed.
|
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |