Zondag, 21 februari in het Jaar des Heren 1677. Een barkoude winterdag. In een pand, gelegen aan de Paviljoensgracht in ’s Gravenhage, brengt een man, nauwelijks vierenveertig, op een huurkamer zijn laatste levensuren door. Zijn naam: Baruch d’Espinoza, in Holland en ver erbuiten bekend als Benedictus Spinoza, lenzenslijper-filosoof. Hij woonde in bij de Lutheraanse familie Van der Spijck, een huisschilder, naar verluidt met enig artistiek talent. De Van der Spijcks woonden die zondag een kerkdienst bij. Ze wisten dat Spinoza’s gezondheid snel achteruitging. Daags ervoor had een dokter nog opdracht gegeven een bouillon te bereiden om de zieke te sterken. Het mocht evenwel niet baten. In de loop van de namiddag overleed Spinoza aan de gevolgen van een ‘slepende ziekte’. Jarig Jellles, een vriend, schrijft in de Voorreden van de Nagelate Schriften dat Spinoza aan ‘tering’ leed. Dat woord betekende in de 17de eeuw niet wat het nu voor ons betekent. Longaandoeningen, van welke aard ook, werden toen met die algemene naam aangeduid. Fijn stof Over Spinoza’s leven wordt veel verteld dat historisch niet kan worden onderbouwd. Zo wordt over Spinoza’s aandoening al eeuwen geschreven en overgeschreven dat die het gevolg was van enerzijds genetische bepaling en anderzijds zijn beroepswerkzaamheden. Zijn zwakke longconditie en jarenlange blootstelling aan glasstof zouden zijn longaandoening hebben aangezwengeld: het slijpen van lenzen veroorzaakt immers fijn stof en wij weten nu welke gevolgen dit hebben kan op de longen. Er was een dokter aan zijn ziekbed. Wie dat was, is ook al niet zeker. Dat het zijn vriend Lodewijk Meyer was, is een mogelijkheid. Het lijden van een patiënt met longaandoening werd in die dagen verzacht met laudanum. Dat is een opiumderivaat dat in die dagen en nog eeuwen erna algemeen als sedatief werd gebruikt. Al geruime tijd voor zijn sterfdag voelde Spinoza zijn levenseinde naderen. In zijn voorlaatste brief, gericht aan Tschirnhaus, gedateerd 15 juli 1676 (1) , meer dan een half jaar voor zijn overlijden schrijft hij: ‘Maar hierover zal ik misschien later eens, als ik tijd van leven heb, duidelijker met u spreken.’ Steunend op zijn filosofie en zijn levenshouding kon hij de dood wellicht sereen in de ogen zien. Hij zal er zeker met intimi over hebben gesproken en hen zeker ook laatste diensten hebben gevraagd. Dokters en apothekers, akelige gezellen des doods, vaak op enige afstand gevolgd door een al even enge notaris, zijn bij sterfgevallen nooit ver uit de buurt. Ze waren in de 17de eeuw niet erg goed gezien. Molière zal hen omwille van hun schijngeleerdheid en onkunde in menig toneelstuk de (zwarte) mantel uitvegen en bespotten. Op de Paviljoensgracht stapte op 2 maart 1677, een tiental dagen na het overlijden van Spinoza, notarius Willem van den Hove af om de bezittingen van de aflijvige op te lijsten en te attesteren. Boekenschat De nalatenschap was mager. Er viel voor de familieleden niets te rapen. Spinoza had geleefd overeenkomstig de eigen filosofische beginselen. Hij had ervoor gekozen om over niet meer geld te beschikken dan nodig was om een bescheiden levensstaat te voeren. Hij woonde klein. Aan meubelen bezat hij slechts het hoogstnodige. Zijn meest waardevolle bezit was zijn boekenschat. In de 17de eeuw waren gedrukte boeken trouwens nog tamelijk prijzig. Notaris Van den Hove inventariseerde de boeken van de overledene, gerangschikt naar formaat van in folio tot in duodecimo. Het notarieel document is gelukkig bewaard gebleven. De inhoud van Spinoza’s bibliotheek is dus gekend, tenminste… de boekenschat die bij zijn overlijden op de Paviljoensgracht werd aangetroffen. Die notarislijst mag zeker niet worden beschouwd als een volledig overzicht van al wat Spinoza ooit aan boeken heeft bezeten: niet meer te achterhalen zijn de boeken die hij van de hand deed, of boeken die hij in zijn vriendenkring uitleende en nooit terugkreeg. Hoe dan ook: de boekenschat van Spinoza, zoals overgeleverd in de notarislijst is van onschatbare waarde voor de kennis van Spinoza’s leesvoorkeuren en de filosofische bronnen waaruit hij putte. Bordeel Het huis waarin Spinoza van 1671 woonde tot aan zijn dood in 1677, trotseerde door goede en kwade tijden bijna vier eeuwen. In de jaren 1920 was het gelijkvloers ingericht als herberg. Wie er zijn geld niet helemaal opdronk, kon desgewenst op de eerste verdieping op hoerenbezoek... Spinoza zou die toestand wellicht met een begrijpend oog, zonder oordelen, hebben bekeken. Het pand was eigendom van een zekere W. A. Schroot, een gewiekst Haags aannemer. Die beweerde van plan te zijn het pand te verbouwen of het zelfs met de grond gelijk te maken… Maar zie, daar vindt hij een zekere Dr. Carl Gebhardt op zijn sloperspad. Gebhardt was geboren in 1881 in Frankfurt am Main en overleed er in 1934. Hij studeerde rechten, kunstgeschiedenis en filosofie in Heidelberg. In 1905 schreef hij een doctoraat over Spinoza’s Traktaat over de emendering van het verstand. Carl Gebhardt werd de grondlegger van de 20ste-eeuwse Spinozastudie. Zijn betekenis in deze kan moeilijk overschat worden. Hij publiceerde een voor die tijd baanbrekende kritische editie van Spinoza’s werken, gaf belangwekkende commentaar op de werken van de meester en schreef tal van artikels en boeken over Spinoza’s filosofie. Spinozahuis Maar er is meer: hij was in 1921 een van de medestichters van de internationaal georiënteerde Societas Spinozana, de Spinozavereniging, samen met o.m. Sir Frederick Pollock, Willem Meijer en Leon Brunschvicq. In 1923 vatte Gebhardt in de schoot van de Vereniging het plan op om het Spinozapand op de Paviljoensgracht te redden voor het nageslacht door het aan te kopen. Daartoe werd de Vereeniging het Spinozahuis opgericht. Aannemer Schroot, die een sterke onderhandelingspositie had, vroeg voor het huis een exorbitante prijs. Het was voor Gebhardt en de Vereniging buigen of barsten. De gevraagde som werd uiteindelijk opgehoest. Dat kon wat makkelijker omdat Carl Gebhardt bereid werd gevonden om een deel van de prijs te lenen aan de nieuwe vereniging. Het koopcontract werd door Schroot en Gebhardt ondertekend op 12 september 1926. Het sterfhuis van Spinoza op de Paviljoensgracht in den Haag was gered! Slordig werkstuk In de jaren 1900 werd het plan opgevat om Spinoza’s bibliotheek te reconstrueren. Dat kon op basis van de teruggevonden inventaris van Spinoza’s boekerij. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan: eerst en vooral moest geld worden gevonden, en nog geen klein beetje, want oude drukken uit de 17de eeuw koop je normaal niet voor een prikje. Vervolgens moest de antiquarische markt in Europa en ver erbuiten worden geprospecteerd. In onze dagen, met een instrument als het world wide web heelwat handiger dan in de tijd toen het plan werd opgevat en men nog uitsluitend met pen en papier werkte. Ten slotte: de aankopen dienden te gebeuren op basis van de notarislijst in de boedelbeschrijving. Maar het document van notaris Willem van den Hove dat tot ons kwam, is een slordig werkstuk, naar vorm én naar inhoud. Het document, een minuut, werd ter plekke opgesteld en ondertekend, zoals het hoort, door de aanwezige getuigen (o.a. Hendrik Van der Spijck). Of van deze minuut ten kantore van de notaris een nettere versie werd geschreven, is niet bekend, maar gelet op de bijkomende kost en de geringe nettowaarde van de boedel is dit weinig waarschijnlijk. De notaris was bovendien niet erg nauwkeurig in zijn notering: de boeken werden, als gebruikelijk in die tijd, gerangschikt naar formaat. Hij vermeldde evenwel nooit uitgever, plaats en jaar van uitgave. Dat laat niet toe alle boeken met zekerheid te identificeren. Dat had onvermijdelijk tot gevolg dat, in geval er voor een boek verschillende edities waren (voor 1677), de aankoper een gok moest doen, erop of eronder. Geen mens die weten kan of alle boeken die nu in het Spinozahuis in Rijnsburg kunnen bewonderd worden dezelfde edities zijn die Spinoza bezat, las en consulteerde… Rijke boekenliefhebber Maar als de nood het hoogst is, zegt men, dan is de redding vaak nabij: er werd een sponsor gevonden, een man die bereid was een deeltje van zijn fortuin aan te wenden voor het opsporen en aankopen van Bento’s boekerij. Georges Rosenthal (1828-1909) was de zoon van een rijk Amsterdams bankier, een bibliofiel die vooral belangstelling had voor judaïca. Zoon Georges volgde vaders voorbeeld en ontwikkelde ook een passie voor mooie boeken. Hij had een bijzondere belangstelling voor Baruch d’Espinoza. Hij voelde zich met deze filosoof verbonden: ze waren allebei van joodse komaf en deelden dezelfde Amsterdamse vaderstad. Bovendien was zijn Spinozaverering ook ingegeven door een vorm van bewondering voor Spinoza’s religieuze vrijheidsdrang en diens moedige houding voor, tijdens en na de onverkwikkelijke geschiedenis van zijn uitsluiting uit de Amsterdamse joodse gemeenschap. Rosenthal die met belangstelling de oprichting van De vereniging het Spinozahuis had gevolgd, besloot op zoek te gaan naar de boeken die in Spinoza’s bibliotheek stonden. Wat hij op de kop tikte, schonk hij aan de vereniging! Deze om meer dan één reden verdienstelijke man werd door de Portugese overheid beloond met de titel van baron. Het Spinozahuis eerde hem door hem Ere-Voorzitter van de Vereniging te maken. G. Baron Rosenthal is de grondlegger van de opnieuw samengestelde Spinozabibliotheek, die nu te bewonderen is in het Spinozahuis te Rijnsburg. Aristoteles De reconstructie van Spinoza’s bibliotheek was niet eenvoudig. De boekeninventaris vermeldde slechts titel en formaat van de boeken. Die schaarse gegevens, aangevuld met de datum ad quem, 1677, jaar van Spinoza’s overlijden, laten niet altijd toe met zekerheid te bepalen welke editie van de vermelde titel werkelijk in Spinoza’s kast stond. Volstrekte historische zekerheid bestaat immers alleen over boeken die voor 1677 slechts éénmalig werden uitgegeven op het in de inventaris vermelde formaat. Voor een aantal boeken bestaat er evenwel meer dan één editie die in aanmerking kan genomen worden, zodat de keuze voor aankoop arbitrair was. Het gebeurde wel eens een keertje dat het toeval het identificatieproces een handje hielp. Dat was bijvoorbeeld het geval voor de Aristoteles in Spinoza’s kast. Spinoza bezat een ‘Aristoteles’, want de inventaris van de in folio’s vermeldt als nummer 12: Aristoteles.1548.Vol.2. De notaris vermeldde, zoals hij dat voor alle aangetroffen boeken deed, het formaat van de editie, het jaar van uitgave en deelt ons ook mede dat het hier om een tweedelige uitgave gaat. Dat is al heel wat om mee aan de slag te gaan. Bovendien zal het meer dan waarschijnlijk geen Griekse editie geweest zijn die Spinoza bezat, want naar eigen zeggen was hij in die taal niet erg thuis. In de catalogus van de boekerij van het Spinozahuis (2) staat vermeld dat Baron Rosenthal dit nummer 12 van de notarislijst identificeerde met: Aristoteles Stagiritae Philosophorum omnium facile principis opera, quae in hunc usque diem extant omnia latinitate (…), Basileae, ex oficina Joan. Oporini, Anno 1548. Drukfout levert het bewijs Het formaat klopt, ook het jaar van uitgave voldoet en het betreft een Latijnse editie. Hoewel dit op zich niet voldoende is om de historicus te overtuigen staat het in casu boven alle twijfel verheven dat het wel degelijk deze uitgave is die Spinoza ter hand nam en raadpleegde. Waarom we daar zo zeker van zijn is een merkwaardig verhaal. Spinoza was een erg belezen man. Zijn filosofie is de resultante van lectuur en studie van tal van filosofen uit de joods-christelijke traditie. Hij vermeldt evenwel zelden of nooit literaire of filosofische auteurs die bijdroegen tot de vorming van zijn filosofisch systeem. Maar hij maakt wel een uitzondering voor Descartes en voor Aristoteles. Eerstgenoemde kon hij moeilijk onvermeld laten: Descartes was zijn filosofische gangmaker en Spinoza’s eerste publicatie betrof een studie over Descartes. Ook in de Ethica wordt hij direct en indirect vernoemd. Aristoteles krijgt eveneens de eer vermeld te worden, maar niet meer dan een enkele maal. De verwijzing naar Aristoteles die Spinoza in de tekst maakt, is echter fout. Het is nu precies deze vergissing die ons toelaat met zekerheid te concluderen dat Spinoza een exemplaar van de editie van Oporini bezat. Hoezo? Er sloop, tot onze historische vreugde, een fout in Bazelse editie van 1548! Aristoteles' boeken werden in die editie fout genummerd. Spinoza neemt deze fout over in zijn eenmalige Aristotelesvermelding in de TTP. Dat wijst erop dat hij die editie geraadpleegd heeft. De conclusie is duidelijk: in Spinoza’s bibliotheek stond de bovenvermelde tweedelige Latijnse Aristotelesvertaling. QED. Vergilius Ik heb een bijzondere verering voor Publius Vergilius Maro (70 v.C.-19 n.C.), een van die Latijnse auteurs die na de middelbare school aan mijn ribben bleef kleven. Daarom beschik ik nu over een bescheiden collectie Vergiliusedities die van de 17de eeuw reiken tot in onze tijd. Dat is de reden waarom ik in de inventaris met bijzondere aandacht keek naar Vergilius. Om meer dan een reden kon en mocht die niet ontbreken in die lijst. En inderdaad, de Augustijnse hofdichter wordt zelfs tweemaal vermeld in de lijst van in duodecimo edities:
Baron Rosenthal kocht volgende edities aan:
De juiste keuze? Het is dus verre van zeker dat baron Rosenthal voor nummer 35 van de notarislijst de juiste keuze deed. Vooral omdat er nog (tenminste) één Vergiliuseditie bestaat die ook aan de zoekcriteria beantwoordt. Namelijk deze in duodecimo-editie: P. Virgilius Maro // Nunc emendatior// Amstelodami.// Typis Ludovici Elzevirii. A°. 1658. (zie afbeelding). Op het titelblad staat de voornaam van een beide Elsevier-broers vermeld, wat uitzonderlijk is. Een exemplaar van deze editie staat in mijn Vergilius-bibliotheek. De vorige bezitter van mijn exemplaar was Boudewijn Büch, de bekende Nederlandse literator en bibliofiel. De bezitter voor hem was een zekere de Wit, bibliofiele verzamelaar van Elzevier-edities. Deze editie is dus goed en wel ook een kanshebber om in Spinoza’s boekenkast bijgezet te worden… en, naar mijn mening, met meer recht. Toen het boek verscheen was Spinoza 26 jaar, een volleerd Latinist en dus in staat om Vergilius vlot te lezen. Deze nieuwe editie zal hem vast niet zijn ontgaan. Het is immers een bijzondere editie: de uitgever geeft duidelijk te kennen dat het een verbeterde teksteditie betreft. Het boekje is bovendien een typografisch meesterstuk. Ludovicus Elzevier slaagde erin de volledige werken van de dichter (en nog meer) af te drukken op welgeteld 359 bladzijden in 12°! Dat speelde hij klaar door uit zijn onderkast een bijzonder klein corps te gebruiken, op de rand van de leesbaarheid. Als Spinoza dat boek in zijn kast had, dan zal hij er vast zijn vergrootglazen op hebben uitgeprobeerd… Onvolledig pronkstuk Besluitend: de Spinoza bibliotheek die de bezoeker van het Spinozahuisje in Rijnsburg kan bewonderen is zonder meer een pronkstuk en de wedersamenstelling ervan is een verhaal dat getuigt van grootmoedigheid, doorzettingsvermogen en kennis. Maar de bezoeker mag weten dat wat hij bewondert niet méér is dan een benadering van de werkelijke bibliotheek van de filosoof omdat het verre van zeker is dat alle getoonde edities ook werkelijk in de boekenkast van Benedictus Spinoza stonden en de collectie nog niet volledig is. En, ook niet onbelangrijk, de boekenkast stond niet in Rijnsburg maar op de Paviljoensgracht in den Haag. ____ (1) Spinoza, Briefwisseling, Amsterdam, 1992, brief 83, blz. 428. (2) Catalogus van de Boekerij der Vereeniging ‘Het Spinozahuis’, blz. 6. Dit werk werd naamloos en zonder jaar en plaats van uitgave gepubliceerd. De auteur is Jan te Winkel, die het in den Haag in 1914 uitgaf. De inventaris bevat 159 nummers. De eerste honderd exemplaren werden al snel op de kop getikt. Maar sommige 17de eeuwse boeken zijn erg zeldzaam en ontbreken daarom nog steeds. (3) O.c., blz. 32-33. Comments are closed.
|
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |