Begeerte is de essentie van de mens zelf, dat wil zeggen de conatuswaarmee hij in zijn bestaan tracht te volharden (E.IV, Dem.) Begeerte maakt het wezen uit van de mens, zegt Spinoza. Niet onmiddellijk een Blijde Boodschap, althans niet op het eerste gezicht... Maar wie zal deze bewering willen ontkennen? Psychologen alvast niet en neurobiologen evenmin. Species homo is een soort die in belangrijke mate gedreven wordt door begeerten. Gevoelens van begeerte bestaan in alle maten en gewichten: er zijn er goede, er zijn er slechte, er zijn er die komen en er zijn er die gaan... Een bevredigde begeerte schenkt vreugde, een onbevredigde bezorgt frustraties of erger. Vaak wordt het woord ‘begeerte’ gebruikt in een seksuele context; het gevoel wordt er haast mee vereenzelvigd. Niet zo vreemd als men bedenkt dat die begeerte de voornaamste procreatiemotor is en een garantie op het voortbestaan van de menselijke soort. Conatus Spinoza’s citaat leert ons dat hij begeerte, d.i. bewuste lust (cupiditas), vereenzelvigt met conatus, nog het best te begrijpen als ‘het streven’ of als ‘streving’. In Spinoza’s tijd werd in de schoolfilosofie het woord traditioneel gebruikt om de dierlijke drang om te leven aan te duiden. Spinoza geeft het begrip een nieuwe, veel bredere inhoud: al wat in de natuur bestaat, zonder enige uitzondering, bezit conatus: niet alleen de organische, levende natuur, maar ook de anorganische, dode natuur is ermee toegerust. De kracht (potentia) van de substantie (god of de natuur) doordringt elk ‘ding’, zwakker in kleine en enkelvoudige, sterker in grote en gecompliceerde. In Spinoza’s levensleer vormen begeerte (cupiditas) samen met blijdschap (laetitia) en droefheid (tristitia) een basistrias van affecten, waaruit alle overige op rationele wijze kunnen afgeleid worden. Uitsmijter: een niet onbelangrijke consequentie van deze levenswijsheid is, dat het miskennen of erger nog het culpabiliseren van de begeerte als menselijke essentie een oorlogsverklaring is aan het leven. Liefde is blijdschap samen met de idee van een uitwendige oorzaak (E.III, Af. Def. VI) Dat Spinoza het in zijn affectenleer over liefde heeft, zal geen verwondering wekken. Hij plaatst ze in zijn catalogus van 48 affecten op de zesde plek. De allerhoogste vorm van liefde is de liefde die zich richt op God. De Ethica van Spinoza is een ‘handleiding’ om daartoe te komen. Liefde tussen mensen kan eenzijdig zijn, in dat geval spreken we van ‘onbeantwoorde liefde’: een universeel thema in de literatuur. De liefde kan ook worden beantwoord: ze is dan ‘wederzijds’. Dat zeer bijzonder menselijk gevoel, liefde, werd bij de oude Grieken toevertrouwd aan Aphrodite, die de Romeinen Alma Venus, milde moeder, noemden. Venus werd bijgestaan door Amor (ook Cupido) haar zoontje of misschien gewoon maar een hulpje. Die schalk schoot pijltjes af op zijn slachtoffers: een pijltje met gouden punt voor wie hij met liefde treffen wilde, een pijltje met loden punt voor wie hij met haat wilde injecteren. Liefde en haat zijn immers verwante gevoelens… Pijlen die treffen prikken: een kortstondige pijntje dat al vlug plaats maakt voor een zoeter gevoel (blijdschap) als het een liefdesschot is, een bitter gevoel (verdriet) als het een haattreffer is… De Romeinen verklaarden in feite het ontstaan van de liefde voor een deel op dezelfde wijze als Spinoza. Liefde is een gevoel dat van buitenaf wordt veroorzaakt (Amors pijltje). Amor schiet in actie op wenk of bevel (ex nutu) van Venus, die haar werk dus niet rechtstreeks, maar onrechtstreeks verricht. In Spinoza’s leer is het attribuut geest de schakel tussen de substantie (god of de natuur) en de menselijke modus. De prik van Cupido’s pijltjes verklaart het ogenblikkelijk karakter van het liefdesgevoel, het is een kwalitatieve sprong. Spinoza heeft geen nood aan proto-religieuze (mythologische) verklaringen om gevoelens als liefde en haat te begrijpen. Mythologie behoort tot het Rijk van de Verbeelding, Spinoza's eerste kenwijze. De ratio, de tweede kenwijze, leert hem dat liefde blijdschap, en haat droefheid zijn, die gepaard gaan met de idee van een uitwendige oorzaak (E III, Af. Def. VI en VII). Beide gevoelens maken deel uit van Spinoza’s mechanica van gevoelens die in het derde deel van zijn Zedekunst behandeld wordt. Zij (andere filosofen) lijken de mens in de Natuur te beschouwen als een imperium in een imperium (E III, inl.) De drie boekgodsdiensten waarmee wij on onze beschavingskring te maken hebben gaan terug op het Jodendom. Het Oude Testament is doordrongen van de superioriteit van de mens. In dat boek is de mens de top van de levenspiramide. Die superioriteit en meerwaarde machtigen hem de natuur te gebruiken zoals hem dat belieft. Met die gedachte is de westerse gelovige opgegroeid en heus hij niet alleen, ze is hem tot een tweede natuur geworden. Met alle gevolgen van dien. Want er zitten bijzonder verderfelijke kanten aan die opvatting. Gedurende millennia sprong de mens gewapend met deze inzichten buitengewoon onverantwoordelijk om met de natuur en haar schatten. De huidige milieuproblemen zijn in belangrijke mate op rekening van die verderfelijke houding terug te voeren. Sterrenstof Al in de 17de eeuw liet Spinoza een ander geluid horen. Vanuit zijn radicaal naturalisme stelt hij meer dan eens : ‘De mens is in de natuur geen staat in de staat’. Die mening klinkt uit zijn mond hoogst merkwaardig. Spinoza is immers streng opgevoed in de joodse traditie… en toch verdedigt hij met deze bewering een visie op mens en natuur die niet strookt met de bijbel. Dit citaat van Spinoza bevat niet alleen een levenswijsheid maar ook universele oproep: homo sapiens: wees je soortnaam waardig en word je bewust van je plek: op aarde niet meer dan een onderdeel van de natuur, in het Al niet meer dan wat geëvolueerd sterrenstof. Maarten van Buuren, Spinoza, vijf wegen naar de vrijheid, uitgeverij Ambo/Anthos, uitgevers Amsterdam, 238 blz., €19,50 (ISBN 9789026333958 ) Van Buuren is een Nederlandse academicus op emeritaat, een docent Franse literatuur. Kijken naar filosofie, inzonderheid die van Spinoza, door de bril van andere disciplines kan verfrissend werken. Dat is alvast mijn leeservaring. Laten we dus eens kijken wat ons tussen voor-en achterplat aangereikt wordt. Banvloek Het boek telt zes hoofdstukken. Na een kort Vooraf begint de auteur zijn boek met Spinoza verbannen uit de synagoge, dan volgen vijf hoofdstukken die elk een weg naar de vrijheid behandelen. Elk hoofdstuk begint met een cursief gestelde tekst die bondig de essentie vertelt van wat volgt en besluit met een notenapparaat dat naast verwijzingen ook interessante beschouwingen bevat. In een epiloog houdt van Buuren ten slotte een Pleidooi voor een natuurlijke ethiek. De auteur begint dus zijn verhaal met Spinoza’s verbanning uit de synagoog: voor betrokkene het begin van een spirituele reis die van Baruch naar Benedictus leidt. Een van de sleutelwoorden in de ban ‘monsterlijke handelingen die hij beging’ (even verder door de auteur afgezwakt als ‘slechte handelingen’) wordt verklaard door een vaak aangehaalde hypothese, meer bepaald door te verwijzen naar de overtreding van Vijfde Gebod, gebrek aan piëteit voor ouders. Niet alles in die hypothese klinkt even geloofwaardig. Zelfbeschikking Dan beschrijft van Buuren Spinoza’s vijf wegen naar vrijheid. Wie de eerste weg inslaat, vervangt de transcendente god van de boekreligies door de immanente god van Spinoza: God of de Natuur. Verbeelding vervangen door rede is een juk afwerpen, zich emanciperen, vrij worden. In dit hoofdstuk wijst de auteur ook op ‘misverstanden’: Spinoza gebruikt woorden waarvan hij de betekenis en cours de route wijzigt, en soms benoemt hij een en dezelfde zaak (‘ziel’ bijvoorbeeld) met verschillende woorden. Of het slordigheden zijn dan wel een tactisch spel van Marranenzoon Spinoza, kan ook de auteur niet met zekerheid vaststellen (hoofdstuk 1). De tweede weg naar vrijheid is ‘zelfbeschikking’: door het veroveren van autonomie wordt de mens vrij. Dat komt neer op het afwerpen van zijn slavenmoraal: knecht van niets of niemand. Dat vergt zelfstandig denken, gebaseerd op rede én zelfstandig handelen op grond van redelijk inzicht (hoofdstuk 2). Met de Nietzscheaanse ‘Wil naar Macht’: slaat van Buuren de derde weg in naar vrijheid. Hier komt het begrip conatus (levensimpuls) aan de orde, hoe het in de 17de eeuw begrepen werd en de radicale draai die Spinoza eraan geeft. Van Buuren identificeert conatus met wil tot macht… Wie zijn macht vergroot, volgt zijn natuur en emancipeert zichzelf, wordt dus meer vrij. Dovemansgesprek De vierde vrijheidsweg bewandelen, is zich op weg begeven naar de intuïtie. Dit hoofdstuk is erg interessant en begint met een verhelderende uiteenzetting over het dovemansgesprek tussen de Engelse natuurkundige Boyle en Spinoza. Een dovemansgesprek omdat beide heren vanuit een different paradigma naar de natuur kijken. Verder komt ook Spinoza’s kenleer aan bod. De auteur ziet in de drie kenwijzen (verbeelding, rede, intuïtie) geen lineaire trapconstructie zoals dat meestal wordt gesteld, maar een driehoeksconstructie. Een eigenzinnige visie, maar een visie die een oplossing biedt voor het vreemde feit dat Benedictus’ denken opgestart wordt vanaf een intuïtief inzicht, waarna hij drie kentrappen construeert met als laatste en hoogste trede de intuïtie: een kenwijze die de filosoof spijtig genoeg slechts wazig in beeld brengt. Via intuïtieve schouwing dringt de mens door tot de diepere kern van de dingen hun samenhang en oorsprong, de substantie, God of de Natuur. Dat inzicht genereert blijdschap en werkt bevrijdend (hoofdstuk 4). De richtingaanwijzer naar de vijfde vrijheidsweg luidt: Eendracht maakt macht. Van Buuren die van ‘slagzinnen’ houdt, recupereert die spreuk (weinig overtuigend) voor de 17de eeuwse Republiek der Verenigde Nederlanden. Dat zijn slagzin de Belgische wapenspreuk is, blijft onvermeld: 'L’union fait la force' of zoals ten onzent wel eens gezegd wordt: ‘L'union fait la farce’. Maatschappelijke samenwerking versterkt (vreemd genoeg) de macht van het individu en genereert meer vrijheid (hoofdstuk 5). In het laatste hoofdstuk worden liberalisme en utilitarisme in verband gebracht met Spinoza’s filosofie, die ermee wordt geactualiseerd. Van Buuren meent dat ‘Spinoza’s vrijheid’ het liberalisme van heden kan helpen om de paradox tussen maximale individuele ontplooiing en algemeen maatschappelijk belang op te lossen. In dit hoofdstuk gaat de auteur wat dieper in op de (ogenschijnlijke) tegenspraak tussen determinisme en vrijheid zoals Spinoza dit begrip invult (hoofdstuk 6). Van Buuren besluit zijn boek met een pleidooi voor een natuurlijke ethiek, in de lijn van Spinoza’s denken. In dit slotstuk legt de auteur de grote gelijkenissen uit tussen de ethiek van de Late Stoa (Cicero, Seneca, Marcus Aurelius, Epictetus) en die van Spinoza, met nadruk, uiteraard, op de eigen stempel die de filosoof altijd drukt op de geleende bouwstenen waarmee hij zijn systeem opmetselt. Blijheid, vrijheid, determinisme Hoog tijd om te landen. Wat is dit nou voor een Spinoza-boek? Maarten van Buuren doet verslag van zijn persoonlijk onderzoek naar kernbegrippen en kernopvattingen van Spinoza, meer bepaald naar de wijze waarop de filosoof schrijft en denkt over het begrip ‘vrijheid’. Hij is een Spinozabewonderaar, maar een bewonderaar die in staat is te relativeren. Enerzijds wordt Spinoza kwistig omkranst met woorden als ‘verbluffend’, ‘revolutionair’, ‘adembenemend’, anderzijds benadrukt van Buuren vaak Spinoza de Eclecticus, de filosoof die steeds weer ideeën put uit millennia oude filosofische tradities uit Oost en West. Ook ‘misverstanden’ (dubbelzinnigheden) en zwakheden van Spinoza’s systeem worden niet weggemoffeld. Spinoza werd geregeld geclicheerd als de ’Filosoof van de Blijheid’, de ’Filosoof van de Vrijheid’, maar Spinoza is ook de ’Filosoof van het Determinisme’. Een titel die heel wat minder cool klinkt dan de eerste twee… Spinoza ’s denken benaderen door vijf wegen naar vrijheid in kaart te brengen is alvast een origineel opzet, maar er kleven ook nadelen aan. Vooreerst: de lezer verneemt niet of op onvoldoende wijze hoe elk van die vrijheidswegen in overeenstemming kan gebracht worden met het Spinozaans determinisme: die tegenstelling wordt, als gezegd, alleen in het laatste hoofdstuk wat uitvoeriger (en m.i. niet helemaal ad rem) behandeld. Vervolgens verdrukt het vrijheidsthema de spanningsboog die Spinoza’s leer omvat: het uittekenen van één samenhangende weg naar meer menselijk geluk en hoe zijn wereldbeeld, ontologie, kenleer en mensbeeld in elkaar grijpen om daartoe te komen. Het betoog van de auteur wordt uiteraard gebaseerd op de Spinoza’s geschriften. Maar hij maakt meer gebruik van pre-Ethica teksten dan van de Ethica zelf. Voor de politieke filosofie is dit gepast, voor andere leerstukken heel wat minder of helemaal niet. De geschriften die de Ethica voorafgaan, informeren ons over Spinoza’s denken in progress, niets over de definitieve opvattingen van de meester. Een eeuw geleden al beweerde goeie ouwe J.D. Bierens De Haan: ‘Voor de kennis van Spinoza’s wijsbegeerte is de Ethica de voldoende bron. Zij omvat het stelsel van den denker in zijn geheel en is in zichzelf volledig.’ (Uren met Spinoza, 2de dr., Baarn 1917, blz. 1-2). De evidentie zelf. Uitdagend Taalwetenschapper van Buuren vertelt ons in zijn Vooraf dat hij monnikenwerk verrichtte om de betekenisverschuivingen van een twintigtal sleutelbegrippen van Spinoza o.a deus, jus, virtus, ratio,… in kaart te bengen: wat graag had ik in het boek een appendix aangetroffen met een synthese van zijn bevindingen… Wie interesse heeft voor Spinoza kan van Buurens boek niet ongelezen laten. Maar het is geen algemene introductie tot Spinoza’s filosofie. Lezers die met Spinoza en zijn leer vertrouwd zijn, zullen er meer plezier aan beleven. Spinoza, vijf wegen naar de vrijheid is een boeiend én uitdagend boek: het bevat eigenzinnige interpretaties en tegendraadse visies die, kan ik mij voorstellen, bij hoera-spinozisten op de maag zullen liggen. Maarten van Buuren bewijst met dit boek alweer dat filosofie in het algemeen en de Spinozafilosofie in het bijzonder té belangrijk zijn om ze over te laten aan vakfilosofen: een dooddoener van formaat, jawel, maar daarom niet minder waar… Sir Frederick Pollock ( 1845-1937) was een Brit van klein-adellijke komaf. Hij droeg de titel van 3th baronet, een Engelse eretitel in het leven geroepen door James I. Pollock liep school in Eton waar hij een Kings Scholar was (1). Hij studeerde verder rechten in Cambridge. Dat vak doceerde hij van 1883-1903 in Oxford. Hij vernieuwde daar de studie van de Common Law door het bedenken van een nieuwe methode, die meer nadruk legde op de onderliggende algemene principes van het Angelsaksisch recht, dan op de casuïstiek ervan. Maar als we Frederick Pollock hier voor het voetlicht brengen, dan is dat omwille van zijn belangstelling voor Spinoza. Hij bestudeerde de filosoof tot op het eind van zijn leven. Zijn juridische vorming en zijn taalvaardigheid droegen bij tot een zakelijke en helder geformuleerde visie over leven en leer van Spinoza. Hij verwierf daarom in de periode 1880-1937 een stevige reputatie als Spinoza-deskundige. Zijn naam doet bij Spinozisten in Europa nog steeds een klokje rinkelen. Frederick hield van clubjes. In zijn Cambridge-tijd trad hij toe tot de Apostels, een elitaire studentenclub aldaar. De Apostels (zo geheten omdat er 12 waren) vergaderden geregeld om over een of ander thema te discussiëren. Die club is nog steeds in bedrijf. Bekende Apostels in vorige eeuw waren bijvoorbeeld kleppers als Bertrand Russel, diens halfgare pupil Wittgenstein, en Boris Johnston, voormalig burgemeester van London. Baronet Pollock, die de clubsmaak in Cambridge goed te pakken had, werd later ook lid van de bent der vrijmetselaars (2). Oirbare middelen In de geschiedenis van het Spinozisme wordt Fredrick Pollock gewaardeerd omwille van twee prestaties. In 1880 publiceerde Pollock een lijvig Spinozaboek: Spinoza, his life and philosophy (3). Het boek getuigt van de opleving van de Spinozastudie in Engeland op het einde van de 19de eeuw. Het is een studie die naar vorm en inhoud blijk geeft van de juridische (d.i. tekstwetenschappelijke) vorming van de auteur. Zijn visie is altijd herleidbaar tot de bronteksten van de filosoof en de tekst is minutieus gearticuleerd: de stof wordt analytisch en op kritische wijze behandeld. Ondanks het wat gedateerde Victoriaanse Engels is het boek van Pollock nog steeds een basisboek over Spinoza. De Vereniging het Spinozahuis bestond al sedert einde 19de eeuw. Samen met Gebhardt, Meijer, Brunschvicg e.a. behoorde Frederick Pollock tot de initiatiefnemers. In 1920 echter was hij betrokken bij de oprichting van een nieuwe Spinozavereniging. Op 1 juli van dat jaar werd namelijk de Societas Spinozana boven de doopvont gehouden.De statuten van de nieuwe vereniging, geschreven in het Latijn (augustus 1921), stelden dat de lidmaten de studie van Spinoza wilde bevorderen door uitgave van boeken, artikels en verder met alle oirbare middelen. Smaakmaker De vereniging gaf tussen 1921 en 1927 het Chronicon Spinozana uit. Er verschenen in die periode vijf delen, goed gevuld met knappe artikels in meerdere talen. Pollock gaf present in het eerste volume van die Spinozakroniek, met een artikel over Spinoza’s politieke doctrine (4). Er kwam nadien nog een vervolg op het Chronicon met zestien jaarboeken onder de titel Studia Spinozana. De Tweede Wereldoorlog betekende het einde van de Societas en haar uitgaven. Hieronder kan u, als smaakmaker, kennismaken met een belangrijk fragment uit Pollocks Spinoza. Het betreft het leerstuk over de oneindige en eindige modi, een topic, die de auteur ‘one of the most difficults points in Spinoza’s system’ noemt. Moeilijk, niet het minst omdat Spinoza zelf de zaak niet grondig en systematisch uitlegt. Wellicht omdat het allemaal ook niet zo klaar en onderscheiden in zijn hoofd zat… NOTE TO CHAPTER V (5) Vertaling
We komen dan tot het volgende:- A God, absolute naaste oorzaak Uitbreiding Denking (*) B Dingen die door God onmiddellijk zijn voortgebracht Beweging Absoluut oneindig intellect (*) B’ Modi die noodzakelijk oneindig bestaan door toedoen van de eerste Het uitzicht van het hele universum. (?) De idee van God in de denking C De particuliere dingen die eindig zijn. (*) Eeuwige dingen of oneindige modi (naaste oorzaken) _____ (1) Kings Scholar: een Eton-leerling die slaagde in het toegangsexamen van de school. Een Kings Scholar kreeg een beurs en mocht verblijven in een college (schoolinternaat), waar er ongeveer zeventig woonden. Ze waren herkenbaar aan hun zwarte toog. De meer dan duizend andere leerlingen werden oppidans genoemd. (2) In de vrijmetselarij is Spinoza behoorlijk populair. In Oostende metselt zowaar een loge onder de naam ‘Spinoza'. Die zwaait met een uitspraak van de Oostenrijkse socioloog (van joods-hongaarse komaf) Peter Stiegnitz (geb. 1936): 'Spinoza dachte freimaurerisch, Freimaurer denken spinozaisch.' (3) Sir Frederick Pollock, Bart, Spinoza, his life and Philosophy, Londen, 1880. De tweede aangepaste editie verscheen in 1899. (4) Sir Frederick Pollock, Spinoza’s political doctrine with special regard to his relation to English publicists, in Chronicon Spinozana, I, blz. 45-57. (5) Sir Frederick Pollock, Bart, Spinoza, his life and philosophy, 1889. |
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |