adequatio rei et intellectum
congruentie van zaak en verstand
Definitie 1 In deze definitie maakt Spinoza duidelijk wat hij, Spinoza, verstaat (intelligo = wat ik versta) onder oorzaak van zichzelf.
Als iets zichzelf veroorzaakt, dan betekent dit dat het voordien al bestond en dus, dat het zichzelf al had veroorzaakt, en dus al voordien bestond enz...: zo komen we in een oneindige reeks van ‘zelf-veroorzakingen’ terecht. Daarmee komt het begrip oneindigheid om de hoek kijken. Dat wat oorzaak is van zichzelf:
Deze definitie geeft ook aan dat Spinoza voortaan in de Ethica een dubbele definitie van causaliteit hanteert:
Definitie 2 In de eerste definitie wordt over een ‘oneindig ding’ gesproken, in de tweede definitie wordt ons medegedeeld wat gebruikelijk wordt begrepen (dicitur = wat gezegd wordt) door een ‘eindig ding’. Spinoza sluit zich dus in deze definitie, anders dan bij de vorige, aan bij wat algemeen gezegd en aanvaard wordt.
Spinoza geeft in deze definitie een voorbeeld van eindigheid voor lichamelijke dingen én voor geestelijke dingen. Tussen beide soorten ‘dingen’ loopt een grens: ze kunnen elkaar wederzijds niet beperken gezien hun verschillende aard (natuur, essentie). Definitie 3 In de derde definitie komt Spinoza voor een tweede keer met een persoonlijke definitie voor de dag: ‘versta ik’ (= intelligo) lezen we in het begin van de definitie. Spinoza formuleert dus in deze definitie zijn (hoogst) persoonlijke opvatting over het begrip substantie.
Spinoza definieert in de derde definitie het begrip substantie door het formuleren van twee eigenschappen: - iets dat in zichzelf is en door zichzelf wordt begrepen, - iets dat door niets anders kan worden begrepen. Spinoza poneert in deze definitie een substantiebegrip dat radicaal ingaat tegen de gangbare opvattingen van de scholastiek van zijn tijd (gebaseerd op Aristoteles en verder ontwikkeld door Aquinas e.a.) en tegen de visie in deze van Descartes, zijn maître à penser. We hebben immers al vermeld dat Descartes in de veelheid van dingen die hij substanties noemt, er drie erg bijzondere onderkent: God, stof en geest. Spinoza’s stellingname is rebels en zal verstrekkende filosofische gevolgen hebben. Definitie 4 Ook in de vierde definitie geeft Spinoza een persoonlijke bepaling van wat hij verstaat onder ‘attribuut’. Ook dit begrip behoort tot het filosofische begrippenarsenaal van de scholastiek. Spinoza neemt de term over maar vult die, zoals hij dit meestal doet, met een volledig nieuwe inhoud.
Attribuut wordt gedefinieerd als de voorstelling die het (mensen)verstand zich maakt van de essentie van de substantie d.i. van zijn aard, zijn wezen of, nog anders, zijn natuur. Het waargenomen attribuut is de essentie van de substantie: daaruit volgt dus dat zonder het waargenomen attribuut de substantie niet bestaat. We kunnen dit, in de geest van Spinoza, op geometrische wijze verduidelijken met een eenvoudige vergelijking. Stel je een cirkel voor:
Definitie 5 Ook in deze definitie deelt Spinoza de lezer mee wat hijzelf, Spinoza, voortaan in zijn boek zal begrijpen onder het begrip ‘modus’.
In de tijd van Spinoza verstonden de scholastici en Descartes onder modus een niet wezenlijke eigenschap van een substantie. Spinoza geeft ook aan dit begrip modus een nieuwe betekenis: hij stelt in deze definitie dat een modus een verandering (affectio) is van de substantie, d.w.z. een ding dat vervat is in iets anders (in alio) waardoor het ook wordt begrepen. We weten onderhand dat de Substantie = de Natuur = aan God en één geheel uitmaakt. Dat impliceert dus, als eerder betoogd, dat alle dingen rondom ons en ook wij er deel van uitmaken, erin vervat zijn. In die opvatting kunnen modi dus niet worden begrepen uit zichzelf. Ze bestaan niet noodzakelijk, ze kunnen dus evengoed ook niet bestaan. Geleerder gezegd: hun existentie maakt geen deel uit van hun essentie. Spinoza’s wereld bestaat tot nog toe uit:
Definitie 7 Deze stelling maakt een fundamenteel onderscheid tussen een vrije zaak en een noodzakelijke zaak. Van de eerste is er maar één, namelijk de substantie, van de tweede zijn er oneindig veel, namelijk al wat van de substantie afhankelijk is en wat straks door Spinoza de natura naturata zal worden genoemd.
|
|