Ik zit momenteel Jarig Jelles op de hielen... geen toeval, want een snuisterpartij in mijn Spinoza-bibliotheek brengt een schitterende editie van zijn ‘Belydenisse’ boven water.
Jelles is een van de oudste en trouwste Amsterdamse vrienden van Spinoza, maar we zijn over deze merkwaardige man, helaas, niet omstandig geïnformeerd. Zo kan ik de lezers geen ‘Jelles-tronie’ aanbieden: we weten niet hoe hij eruit zag. Er is één geschrift bewaard dat met absolute zekerheid van zijn hand is, namelijk zijn Belydenisse des algemeenen en christelyken geloofs, vervattet in een brief aan N. N. , voltooid in 1673 en postuum uitgegeven in 1684. Verder beschikken we nog over enkele teksten in de OP/NS (1677) die van zijn hand zouden kunnen zijn, enkele vermeldingen in geschriften van tijdgenoten en een handvol archivalia.
Ik sprokkel wat biografische gegevens bij elkaar. Eerst raadpleeg ik Spinoza en zijn kring van K.O. Meinsma, gepubliceerd in 1896, in verscheidene talen vertaald en mede daarom nog steeds veel gelezen en geciteerd. Het register verwijst naar tien plekken waar Jelles wordt vernoemd, een goede basisinformatie. Een artikeltje van A.M. Vaz Diaz (Mededelingen vanwege het Spinozahuis, 59, 1989) leert ons een en ander over de koopman Jelles. In Hoofdstuk 7 van Klevers’ Mannen rond Spinoza (1997) worden de religieuze opvattingen van Jelles, zoals die blijken uit zijn Belydenisse, onder de loep gelegd. Ad rem en zeer instructief. De lezer kan zich snel en wel oriënteren via de fraai uitgegeven The Dictionary of Seventeenth and Eighteenth-century DutchPhilosophers (van Bunge, Krop et al., 2003), en in Israels recente onvolprezen biografie van Spinoza (2023), waarin ook via het register Jelles’ spoor kan worden gevolgd, goed gesitueerd in de context van de tijd en van Spinoza
(Eerste edities, ex libris W.S.)
De essentie van Jelles’ bio kan in enkele regels worden afgedaan. Zijn geboorteplek is ofwel Stavoren ofwel Amsterdam. Hij zag het levenslicht of in 1619 of in 1620 in een Fries mennonitisch gezin en stierf, altijd ongehuwd gebleven, op 22 februari 1683, een ijskoude dag van het ‘Kleine IJstijdjaar’ 1683. Hij voelde zich meer thuis in de Vlaamse mennonieten-sekte van Amsterdam dan in de Friese, die hem té strikt in de leer was. Hoe diepgaand zijn contacten met de Collegianten waren, is niet duidelijk. Hij was een succesvol koopman in koloniale waren (een ‘grootgrutter’ zou Toonder zeggen), die zich in de loop van de jaren 1650 terugtrok uit de koopmanswereld om naarstig (zowat 30 jaar) op zoek te gaan naar de ‘waarheid’, volgens het Bijbelwoord, beter dan ‘uitgegraaven Gout beter dan Robijnen.... (geciteerd in Belydenisse, Na-reden). Jelles behoorde tot de ‘Kring van Spinoza’ en was, als gezegd, een van diens trouwste vrienden. Hij was gefortuneerd en steunde Spinoza financieel om de editie van diens eerste geschriften mogelijk te maken. Spinoza vroeg hem uitdrukkelijk om de Nederlandse vertaling van zijn TTP (door beider vriend Glazemaker) NIET te publiceren: caute! weet je wel... Die editie kwam er eerst in 1693 en werd ook toen nog, veiligheidshalve, gecamoufleerd met een andere titel. Jelles maakte ook deel uit van het team dat in 1677 de editie van de OP/NS financierde en publiceerde, redactioneel én druktechnisch een geweldige prestatie voor die tijd. Algemeen aanvaardt men dat Jelles de auteur is van de Voorreeden in de NS en misschien ook wel van het Bericht aan den lezer die de publicatie van het TIE in die NS voorafgaat. Omdat hij geen Latijn kende, werd zijn tekst vertaald in het Latijn - vermoedelijk door Lodewijk Meyer - maar de vertaling kan evengoed ook van Glazemaker zijn geweest.
Titelpagina van de Belydenisse
Eerst een woordje over de ‘Belydenisse’. Dit geschrift is tot ons gekomen in slechts één gedrukt exemplaar, bewaard in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en telt 4 + 160 + V bladzijden. Ik gebruik de allereerste (Italiaanse) editie, bezorgd door Leen Spruyt met inleiding en vertaling. Een prachtig werkstuk van deze Spinoza-scholar die ook mee aan de basis ligt van de editie van de ‘Vaticaanse Ethica’.
Jelles voltooide zijn boek in 1673 en bezorgde het per brief aan een niet genoemde vriend, vermoedelijk was dit Spinoza. Jelles ondertekende de ‘lange brief’ met ‘UE. toegenegen vriend’. Het boek werd eerst in 1684 door drukker-uitgever Jan Rieuwertsz postuum gedrukt. Vermoedelijk is hij ook de auteur van de Na-reden die het werkstuk van Jelles afsluit en kostbare gegevens bevat over diens biografie en levensinstelling. De lezer van de Belydenisse mag niet uit het oog verliezen dat de tekst geredigeerd werd ten tijde van hevige religieuze disputen die de gemoederen in de Republiek heftig beroerden. Het boek geeft ons, uitvoerig en gedetailleerd, een beeld van de religieuze opvattingen van een vriend-medestander van Spinoza en is daarom uniek.
Het geschrift van Jelles begint met zijn visie over een vijftal christelijke leerstukken die de hervormde gemeenschap van zijn tijd nauw aan het hart lagen en waarover toen fel werd gedisputeerd. Dan volgen een viertal hooftdelen waarin hij o.a. zin en uitlegging van de Heilige Schrift behandelt, het zaligmakend geloof in Jezus Christus en de zaligmakende genade Gods, via Christus als mede de onweerstaanbare kracht ervan. Jelles verdedigt de stelling dat christendom en rede niet met elkaar in tegenstrijd zijn: een opstap naar een aanvullende bewering in de OP/NS over Spinoza’s filosofie. De tekst verraadt invloed van o.a. Spinoza en van Lodewijk Meyer, lid van ‘de Kring’, en is gelardeerd met citaten uit de Statenbijbel. De ontstaans- en publicatiegeschiedenis wijzen erop dat auteur én drukker-uitgever weinig fiducie hadden in de veel geprezen geestelijke tolerantie in de Republiek, ook door Spinoza en Lodewijk Meyer dubbelhartig de hemel in geprezen, ondanks beider ervaringen die het tegendeel bewijzen...
Nu een woord over Jelles Voorreeden in de NS die ik met overtuiging aan hem toeschrijf. Jaren geleden werd de Voorreeden ‘hertaald’ door Willy Schuyesmans, auteur en webmaster van deze site (zie knop Geschriften/NS-Voorreeden).
De Voorreeden bevat, uit de eerste hand, een waardevolle getuigenis over het leven van Spinoza en is grotendeels een (wat saai) betoog waarin Jelles argumenteert, met de Bijbel in de aanslag, dat Spinoza’s filosofie, die op de rede steunt, niet in tegenstrijd is met het christendom dat evenzeer overeenstemt met de rede... De Nederlandstalige tekst van de NS primeert als originele en primaire bron op de Latijnse vertaling in de OP, een historische regel waartegen nogal wat auteurs zondigen.
De lezer heeft al begrepen dat Jelles een erg bijzondere man was, die levensprincipes en opvattingen koesterde die vergelijkbaar waren met die van Spinoza:
net als Spinoza koos Jelles voor een meditatief leven dat hij waardevoller achtte dan een koopmansbestaan en geldgewin;
net als Spinoza ging hijongehuwd door het leven;
net als Spinoza hield hij eraan ongebonden en vrij te denken en verkoos hij de Rede als leidraad voor zijn levenswandel en religieuze opvattingen;
net als Spinoza construeert Jarig Jelles in zijn Belydenisse een hoogst persoonlijke religieuze wereldbeschouwing waaraan hij vasthield tot het eind van zijn leven;
Jelles’ leven en werk bewijzen dat in Spinoza’s Kring religieuze en filosofische diversiteit bestond en dat de vrienden de filosofie van de Meester niet slaafs en kritiekloos volgden;
Jelles en Spinoza kunnen beiden bakens zijn voor apostate christenen om, buiten enig kerkelijk instituut en wars van gereveleerde dogma’s, met het christendom, een van de erflaters van onze Westerse Beschaving, een nieuwe modus vivendi te vinden gebaseerd op historische kennis en ratio.
Jarig Jelles, koopman-filosoof, werd in1683 begraven in de Amsterdamse Noorderkerk.