Liefde is blijdschap samen met de idee van een uitwendige oorzaak (E.III, Af. Def. VI) Dat Spinoza het in zijn affectenleer over liefde heeft, zal geen verwondering wekken. Hij plaatst ze in zijn catalogus van 48 affecten op de zesde plek. De allerhoogste vorm van liefde is de liefde die zich richt op God. De Ethica van Spinoza is een ‘handleiding’ om daartoe te komen. Liefde tussen mensen kan eenzijdig zijn, in dat geval spreken we van ‘onbeantwoorde liefde’: een universeel thema in de literatuur. De liefde kan ook worden beantwoord: ze is dan ‘wederzijds’. Dat zeer bijzonder menselijk gevoel, liefde, werd bij de oude Grieken toevertrouwd aan Aphrodite, die de Romeinen Alma Venus, milde moeder, noemden. Venus werd bijgestaan door Amor (ook Cupido) haar zoontje of misschien gewoon maar een hulpje. Die schalk schoot pijltjes af op zijn slachtoffers: een pijltje met gouden punt voor wie hij met liefde treffen wilde, een pijltje met loden punt voor wie hij met haat wilde injecteren. Liefde en haat zijn immers verwante gevoelens… Pijlen die treffen prikken: een kortstondige pijntje dat al vlug plaats maakt voor een zoeter gevoel (blijdschap) als het een liefdesschot is, een bitter gevoel (verdriet) als het een haattreffer is… De Romeinen verklaarden in feite het ontstaan van de liefde voor een deel op dezelfde wijze als Spinoza. Liefde is een gevoel dat van buitenaf wordt veroorzaakt (Amors pijltje). Amor schiet in actie op wenk of bevel (ex nutu) van Venus, die haar werk dus niet rechtstreeks, maar onrechtstreeks verricht. In Spinoza’s leer is het attribuut geest de schakel tussen de substantie (god of de natuur) en de menselijke modus. De prik van Cupido’s pijltjes verklaart het ogenblikkelijk karakter van het liefdesgevoel, het is een kwalitatieve sprong. Spinoza heeft geen nood aan proto-religieuze (mythologische) verklaringen om gevoelens als liefde en haat te begrijpen. Mythologie behoort tot het Rijk van de Verbeelding, Spinoza's eerste kenwijze. De ratio, de tweede kenwijze, leert hem dat liefde blijdschap, en haat droefheid zijn, die gepaard gaan met de idee van een uitwendige oorzaak (E III, Af. Def. VI en VII). Beide gevoelens maken deel uit van Spinoza’s mechanica van gevoelens die in het derde deel van zijn Zedekunst behandeld wordt. Opmerkingen zijn gesloten.
|
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |