De Hebreeuwse Bijbel en de Arabische Koran zijn ‘Heilige Boeken’. Zij die er hun geloof uit putten, zijn van mening dat ze ‘geïnspireerd’ zijn. Ze bevatten, naar ze geloven, het ‘Woord van God’. Die openbaarde die geschriften aan profeten, wijze mannen met een bijzondere gevoeligheid voor het bovennatuurlijke. Mensen die niet verkiezen met het hoofd in de wolken te lopen en meer vertrouwen hebben in redelijk weten dan in blind geloof, volgen in deze de opvattingen van Spinoza. In 1650 beweerde Spinoza al in zijn Theologisch-politiek Traktaat (TTP) dat de Joodse Bijbel louter mensenwerk is en dus helemaal niets bovennatuurlijks heeft. Dat neemt niet weg dat de Bijbel (begrepen als OT en NT) een topmonument is van de wijsheidsliteratuur van de mensheid. Je hoeft echt geen believer te zijn om te kunnen genieten van de prachtige stukken literatuur die het bevat. En het is heus geen zonde om de talrijke vervelende bladzijden met waardeloze rommel ongelezen te laten. Tot mijn meest favoriete bijbelboeken behoren alvast: Prediker, Hooglied, Job. Op het tweede schap staan Esther, Jesaja, Spreuken. Feesten en vrouwen Het Boek Esther behoort tot de afdeling Geschriften. De juiste datering van dit Geschrift is niet met zekerheid bekend, evenmin wie het heeft bedacht. Als koning Ahasverus met de Perzische koning Xerxes wordt vereenzelvigd, dan speelt het verhaal zich af in de vijfde eeuw v. C. Het Boek Esther is een korte maar mooie novelle. Het verhaal draait rond de jood Mordechai en zijn nicht Esther waarvan hij de pleegvader was. Ze leefden toen, net als hun geloofsgenoten, in ballingschap in het Perzische rijk van koning Ahasverus. Beiden houden, uit zelfbescherming, hun joodse afkomst en geloof angstvallig geheim. Ze beleven hun geloof in verborgenheid. Dat betekent onvermijdelijk ook leven met de dagelijkse angst ontmaskerd te worden. Koning Ahasverus hield van feesten en van vrouwen. Toen hij op een van zijn party’s wat beneveld was, kwam hij op het idee zijn bloedmooie vrouw Vasthi, uit de vrouwenvertrekken te ontbieden, met de bedoeling om haar te showen aan het mannelijk publiek, maar… zij weigert te komen. Gehoorzaamheid weigeren aan de koning van Meden en Perzen, despoot Oosterse stijl, waarvan Herodotus (484-425 v. C.) beweerde dat die heel Azië als zijn eigendom beschouwde (1), heerser ook over leven en dood van alle onderdanen… wat een vrouw! Maar zie, de reactie van Ahasverus is mild: hij verstoot haar en zoekt zich een andere koningin. Hij laat uit zijn koninkrijk jonge maagden aanvoeren en onderwerpt ze aan zijn hof aan een schoonheidsbehandeling die wel één jaar duurt. Dan eerst, meende hij, waren ze geschikt om een nachtje met hem door te brengen. De beste mocht hopen koningin van Perzië te worden. Ja, zo ging dat toen. Esther waagt ook haar kans … en ze wint de wedstrijd. Wat een vrouw! Moeder des volks Pleegvader Mordechai komt een samenzwering tegen koning Ahasverus op het spoor en weet die te verijdelen door hem tijdig te informeren. Maar met Haman, nieuwe eerste minister van Ahasverus, botert het niet. De fiere, rechtgelovige jood Mordechai weigert om geloofsredenen voor de Pers hoofd en rug te buigen. Als Haman verneemt dat Mordechai een jood is, kent zijn wrok geen grenzen meer. Hij richt een galg op voor Mordechai en neemt zich voor de joden in het rijk te vervolgen. Hij werpt het lot om daartoe een geschikte dag vast te stellen. Maar dat was buiten Esther gerekend. Die weet daar een stokje voor te steken: zij redt de joden van vervolging, en de galg waaraan haar voogd hoorde te bengelen, wordt gebruikt voor de terechtstelling van Haman. Eind goed al goed. Het boek Esther, een joodse feestrol, fundeert de traditie van het Poerimfeest. Alle gelovige joden celebreren bij het begin van de lente dit feest, dat zijn naam ontleent aan het Perzische woord poer, lot, dat beslissen zou over leven en dood van de joden in Perzië. De viering van dit joodse feest beweegt zich tussen gevoelens van vrees en troost: een onbestemde vrees voor de gevaren die het joodse volk steeds weer bedreigen, maar een vrees die tevens gemilderd wordt door hoop, omdat de beschermende hand van God onheil over de joden kan afwenden. Esther geldt voor de joden als een archetypische vrouw, gezegend met intelligentie, schoonheid, seksuele potentie en maatschappelijke macht: stuk voor stuk kwaliteiten die ze aanwendt voor het heil van haar joodse volk. Een ware moeder des volks dus. Troost voor zwijnen Spaanse joden die zich bekeerden tot het christendom om aan de inquisitie te ontsnappen en om hun maatschappelijke positie te kunnen behouden,² werden in het Spaans conversos genoemd. Dat was hun zondagse naam. Doordeweeks heetten ze marranen genoemd. De herkomst van dat woord is onduidelijk. Mogelijk betekende het ‘zwijnen’. Vele marranen bleven in het geheim trouw aan het geloof der vaderen. Ze leefden daarom voortdurend in angst en beven. Uiteindelijk kozen vele marraren het hazenpad: ze verlieten eerst Spanje en vestigden zich in de 16de eeuw in Portugal. Maar toen het ook daar te onveilig werd, migreerden ze naar andere oorden in Europa. Zo was er ca. 1600 ook een Portugees-marraanse kolonie in Amsterdam. De marranen hadden voor het boek Esther een bijzondere plek in hun hart. Waarom was dit zo? Het verhaal van Esther herinnerde de marranen aan de eigen geschiedenis. Mordechai en Esther leefden in de vrees om als gelovige joden te worden ontmaskerd door de Perzische overheden. Ook marranen leefden van generatie op generatie met de schrik op het lijf om als onoprechte christenen in handen van de inquisitie te vallen. Ze waren verplicht een leven te leiden gebaseerd op liegen en veinzen. Meer nog: in de marraanse gemeenschap werden veinzen en discretie verheven tot hoge deugden die, uit zelfbescherming, in opvoeding en onderwijs werden aangeleerd. Ethisch kunnen daar natuurlijk vragen bij gesteld worden. Het boek Esther biedt voor die schizofrene levenswijze toch enige troost: het toont immers aan, dat geheimdoenerij en veinzen levensreddend kunnen zijn en daarom, in concrete levensbedreigende omstandigheden, moreel toch te verantwoorden. Mordechai is een symbool van trouw. Trouw op dubbel vlak. Vooreerst trouw aan het voorvaderlijk geloof: hij buigt niet voor de Perzische machthebber. Vervolgens is hij ook politiek trouw: Mordechai is een trouw en dienstbaar onderdaan van de Perzische staat. Zijn politieke loyauteit levert hem in het staatsapparaat een hoge positie op en brengt hem maatschappelijk aanzien en welstand. Ook dat was voor marranen in hun nieuwe vaderland een lichtend en na te volgen voorbeeld. Spinoza’s eerste moeder stierf toen hij nog maar zes jaar oud was. Zijn vader hertrouwde. Spinoza’s pleegmoeder heette Esther. _____ (1) Herodotos, Het verslag van mijn onderzoek, Nijmegen 1995. De schitterende vertaling van dit basisboek van onze Westerse Beschaving is van Hein L. van Dolen. Merkwaardig is dat Herodotos in de eerste bladzijden van dat boek (I, 7-15) het verhaal vertelt van koning Kandaules. Die was ook geobsedeerd door de schoonheid van zijn vrouw. Iedereen moest het horen en weten! Hij zet zelfs zijn vertrouweling Gyges aan om haar eens een keertje naakt te komen begluren in zijn slaapkamer! Het verhaal van koning Kandaules en Gyges stamt uit dezelfde tijd en dezelfde geografische ruimte als (waarschijnlijk) het verhaal van Esther… Opmerkingen zijn gesloten.
|
AuteurWilly Schuermans (...) uitgaande van den gezonden stelregel, dat men zich niet boven SPINOZA verheven moet achten voor en aleer men hem begrepen heeft. Willem Meijer (1903) SKL (Spinoza kring Lier)
Platform voor de studie en de verspreiding van het gedachtegoed van Benedictus Spinoza (1632-1677) Doorzoek de hele blog alfabetisch op titels en persoonsnamen.
Categorieën
Alles
Foutje ontdekt in een blogbericht? Meld het op
[email protected] Mijn andere sites! |