Het is weer druk in Spinozaland-Holland. Recent verschenen twee Spinozaboeken die zich tot een breed publiek richten. Op 6 oktober van vorig jaar verscheen van de hand van Andrea Voigt Niemand is zo wakker. Historische roman over het leven van Spinoza. Op 26 januari van dit jaar verscheen een vertaling in onze moerstaal van Maxime Roveres Le clan Spinoza. Het verscheen onder de titel Spinozaland, De ontdekking van de vrijheid – Amsterdam, 1677. Een ambitieus boek waarop niet meteen een etiket te kleven valt.
De allereerste roman over Spinoza, Spinoza: Ein denkerleben (1837), werd geschreven door Berthold Auerbach (1812-1882), een joodse filosoof en literator, die zijn opleiding tot rabbijn afbrak en filosofie ging studeren. Hij raakte in de ban van Spinoza en vertaalde in 1841 als eerste de volledige werken van de filosoof in het Duits. In 1856 werd ook een Nederlandse vertaling van zijn Spinoza-roman op de markt gebracht, gesteund op de tweede (herwerkte) Duitse editie: Het leven van een denker. Het is de eerste vertaalde Spinoza-roman in ons taalgebied. Nu is er een nieuwe roman over Spinoza en die is, bij mijn weten, de eerste die oorspronkelijk in Vondels taal werd gesteld. Andrea Voigt studeerde Deense taal- en letterkunde in Amsterdam en publiceerde al eerder dichtbundels en enkele romans. Toen ik het boek zag, was ik al meteen aangenaam verrast: een mooie editie, met stevige harde cover, garen genaaid, kapitaalbandjes, maar, helaas, geen hagelwit papier. De auteur ontwierp een fraai voorplat, geïllustreerd met tulpen, een detail van een schilderij uit 1639 van Hans Bollongier. De tulpen zinspelen op de Amsterdamse windhandel in tulpen in 1633-1637 die in het boek ook kort ter sprake komt. Ik begin dus, goedgemutst, aan Andrea’s roman, ook omdat het geen volumineus boek is en dus geen aanslag zal plegen op mijn schaarse leestijd. De auteur verdeelt de verhaalstof over drie hoofdstukken. Elk hoofdstuk bestaat uit korte of wat langere literaire schetsen. Die spelen zich af in den Haag, meer bepaald in een pand gelegen aan de Paviljoensgracht (nu gedempt), waar Spinoza op een bovenkamer zijn laatste levensjaren doorbrengt (1676-1677) bij (decoratie-)schilder Hendrik Van der Spyck. De roman opent met een zolderkamerscene die de zwaar zieke Spinoza in beeld brengt die zich zijn kinderjaren met Isaac en Miriam herinnert. De roman besluit met zijn overlijden op een ijskoude zondag in februari 1677. Doorheen dit tijd-ruimtekader dat de hele roman overspant, weeft de romancière Spinoza’s levensherinneringen. Dit tekstconcept verplicht tot aandacht maar de lezer leert op die wijze belangrijke levensgebeurtenissen van Spinoza kennen. In het eerste deel van de roman haalt Spinoza herinneringen op aan zijn kinderjaren: vooral aan zijn moeder die overleed toen hij zes was. Doorheen heel de roman vult moeder Hanna zijn gedachten en in zijn stervensuur zijn de laatste gedachten voor haar. We bezoeken met vader Michaël de synagoge, vernemen hoe de joodse gemeente van Amsterdam vrijdenker Uriël da Costa behandelt en hem in 1640 tot zelfmoord drijft. In Rijnsburg ontvangt Spinoza hoog bezoek: Henry Oldenburg, secretaris van de Engelse Royal Society, die erg benieuwd is naar zijn ideeën en hoe hij over geluk denkt. In den Haag is hij een graag geziene onderhuurder in de woning van Greet en Henrik Van der Spyck, de deur van zijn zolderkamer staat er open voor kinderen... In het tweede deel mijmert Spinoza bij de barbier, leert hij op de Amsterdamse beurs zijn beste (en liefste) vriend Simon Joosten de Vries kennen. Hij herinnert zich de Latijnse school van Frans van den Enden en hoe hij diens geleerde manke dochter plaagde, heeft weemoedige gedachten over de familiedoden op het kerkhof van Ouderkerk en nog veel meer... In het derde deel is de lezer getuige van een bezoek aan de Haagse wis- en sterrenkundige Christiaan Huyghens, van een kibbelgesprek met Simon Joosten de Vries, verneemt hij de inhoud van een merkwaardige brief uit Heidelberg, en is hij getuige van een mislukte poging om de Ethica in druk te geven... De ondertitel van Niemand is zo wakker stelt dat het een Historische roman over het leven van Spinoza betreft. De lezer weet dus dat hij een geromanceerde versie van Spinoza’s biografie zal lezen. De bibliografie achteraan in het boek stelt de lezer gerust: de auteur heeft zich ingelezen en ook een goed gebruik gemaakt van de bekende en nog veel geciteerde studie van K.O. Meinsma, Spinoza en zijn kring (1896). Als daar ook nog een lijstje was aan toegevoegd om de talrijke historische personages te onderscheiden van de (enkele) fictieve, dan had de lezer zich daarover geen vragen hoeven te stellen. Wie geromanceerde historie leest over een periode die hij kent (of meent te kennen) en bij het lezen gegrepen wordt door een gevoel van ‘historische waarachtigheid’, weet dat hij een geslaagde historische roman in handen heeft. Dit is een belangrijk beoordelingscriterium voor dit literair genre. De lezer moet de indruk krijgen dat het verzonnen verleden wel eens echt zou kunnen gebeurd zijn, hoewel het absoluut zeker is, dat het niet zo is gebeurd wie es gewesen, naar het woord van de grote Duitse historicus Leopold von Ranke (1795-1886). Andrea Voigts historische roman geeft op dit punt volledige voldoening. In dit verband wil ik kort iets kwijt over twee kwestieuze historische aspecten van Spinoza’s biografie: de context en de oorzaken van de ban die de Amsterdams-joodse gemeenschap op 27 juli 1656 over Spinoza uitsprak en, meer delicaat, de vriendschap van Simon Joosten de Vries voor Spinoza. Beide aspecten komen in de roman aan bod. Wat de ban betreft, kiest de romancière voor één van de bestaande hypotheses namelijk, dat de zestien rechters van de bet din zich lieten leiden door economische redenen. Die speelden zeker ook mee maar er was meer aan de hand. De tekst van de ban heeft het over ’abominabele ketterijen’ en ‘monstrueuze daden’: het is dus evident dat er meer dan één oorzaak in het spel was. Wat betreft de aard van de relatie tussen de Vries en Spinoza suggereert Andrea Voigt op meer dan één plek in het boek dat er tussen beide vrijgezellen mogelijk wel iets meer bestond dan vriendschap. Over de seksuele geaardheid van Spinoza wordt in de secundaire literatuur weinig of niets gezegd en als het toch gebeurt, dan in bedekte termen: daar is reden voor want met zekerheid kan daarover niets worden gezegd en, waarover men niet spreken kan, moet men zwijgen, niet? Er bestaat slechts één enkele 17de-eeuwse bron waarin Spinoza op niet mis te verstane wijze in verband wordt gebracht met homoseksualiteit. Maar: testis unus, testis nullus, één getuige is géén getuige. Dat een romanschrijfster daarvan, en van enkele andere aanwijzingen in het beschikbare bronnenmateriaal, gebruikmaakt is begrijpelijk. Niemand is zo wakker is een roman die vlot wegleest. Andrea Voigts situatieschetsen zijn realistisch en gesteld in een directe, sobere stijl, de dialogen zijn pittig en passen in de mond van de sprekers. Kortom: ik kan getuigen van een goede leeservaring. Op blz. 146 schrijft de auteur ‘Niemand is zo wakker of hij slaapt wel eens...’ , maar in haar roman is niemand zo wakker als het hoofdpersonage: niemand is in zijn laatste levensjaren zo wakker (zo helder van geest) als Spinoza die over zijn leven mijmert; niemand is zo wakker (zo flink, zo opgemonterd) op het eind van zijn levensdagen als Spinoza op zijn kamertje die er, ondanks alle levenstegenslagen, onbegrip en een ernstige longaandoening, op ‘vreemde wijze’ gelukkig is en blij. Liefhebbers van historische romans zullen aan dit boek plezier beleven. Het historisch goed onderbouwde verhaal brengt ons in Spinoza’s intimiteit: wat historische bronnen ons niet vertellen (ze zijn er gewoon niet!), wekt de pen van deze romancière tot leven. Ik aarzel niet dit boek ook aan te bevelen aan alle belezen Spinoza-liefhebbers: leg even die vaak contradictorische en repetitieve filosofie-artikels en boeken van ‘Spinozisten’ terzijde, en gun je de tijd om via echte literatuur kennis te maken met een Spinoza die je in die geleerde ‘literatuur’ niet kan ontmoeten: een zachtmoedige en karaktersterke filosoof, een kindervriend met een hondenfobie, een man die oprechte vriendschap waardeert, een geleerde heer die ook met eenvoudige mensen vlot in gesprek komt... De historische roman van Andrea Voigt Niemand is zo wakker, krijgt in mijn bibliotheek een plekje-bij-de-hand, want ik weet nu al dat ik hem zal herlezen.
Le Clan Spinoza? Het woord ‘clan’ is, in Molières taal, volgens de Petit Robert (ed. 1981) een ’Petite groupe fermé de personnes, qui ont des idées, de goûts communs’. De titel zinspeelt dus op de vriendengroep die, in Spinoza’s tijd, er subversieve ideeën op nahield en dekt dus (deels) de lading van het boek. Maar: het blijft een vreemde titel omdat het woord ‘clan’ in de meeste Europese talen een pejoratieve bijklank heeft. De Nederlandse titel Spinozaland is een aanwinst: Holland was al het Land van Rembrandt (Busken Huet) en wordt nu ook Spinozaland... Wat voor een boek is Le Clan Spinoza/Spinozaland van Maxime Rovere? In beide edities wordt op de titelpagina hierover niets gezegd. Inleider Wiep van Bunge, Spinozakenner van de Erasmusuniversiteit in Rotterdam, beweert dat het geen fiction betreft maar faction, omdat het boek in hoofdzaak gebaseerd is op historische feiten. Ik voeg er vlug aan toe: wat fantasierijke filosofen en gemakzuchtige auteurs in Spinoza-context voor historische feiten houden... Maar wie deze turf van meer dan 500 bladzijden doorbladert, merkt al vlug dat doorheen heel het boekwerk verzonnen dialogen opduiken. Dat wijst op een romaneske verhaalstijl maar maakt het boek natuurlijk nog niet tot een roman, en zeer zeker niet tot een historische studie. Het werkstuk van Maxime Rovere situeert zich daarom tussen non-fiction en fiction: het is noch het een, noch het ander, het is vis noch vlees. Wie is die Rovere die ons op de foto achteraan in het boek zo indringend aanstaart? Maxime Rovere (°1977) studeerde in Parijse École Normale supérieur en zette zijn studies verder in de École Normale supérieur van Lyon, waar hij een doctoraat behaalde. De auteur was werkzaam in universitaire middens en veroverde zich een naam in Spinozaland: hij publiceerde Spinoza. Méthodes pour exister (2010) en vertaalde de brieven van Spinoza. Rovere maakte ook naam als publicist: hij schreef een biografie over Casanova (2011) en herschreef voor de jeugd klassiekers van Kipling, Carroll, Stevenson, Verne e.a... Spinozaland is een dikke paperback, verpakt en geplakt in gewaxte slappe band. Enigszins ontmoedigd door vorm én omvang begin ik aan de lectuur. De inhoudstafel leert mij dat het boek 7 lange hoofdstukken telt. Ziehier de titels.
De titels geven niet aan waarover de hoofdstukken handelen. Dat kan ook moeilijk want elk hoofdstuk is een patchwork van verhalen, korte en lange, interessante, minder interessante en ronduit saaie. Zelden is er een inhoudelijk band tussen die verhalen. Ook de hoofdstukken staan als separate entiteiten naast elkaar en hebben de chronologie als enig bindteken. Het is duidelijk dat Spinozaland een lanterne magique-achtige verzameling is van plaatjes over Hollands Gouden Eeuw: over het ontstaan, reilen en zeilen van de joodse gemeente in Amsterdam, over de vriendenkring van Spinoza en zijn wederwaardigheden en zo voort en zo verder. Mij is het evident: het boek valt onder het genre dat onze zuiderburen récit noemen, maar de auteur koos ervoor om zijn verhalenbundel niét zo te labelen. De auteur noemt op zijn website zijn werkstuk (en project) ‘un roman - une recherche’. Of die vlag de hele lading dekt, kan worden betwijfeld. Er werd lang op de Nederlandse vertaling van Le Clan Spinoza gewacht. Het vertaalwerk liep inderdaad niet over rozen zoals ook blijkt uit de ‘Verantwoording’ van de vertalers. Die kregen in de gaten dat Roveres ‘roman’ hier en daar sputterde en dat ook zijn ‘bronvertalingen’ hier en daar vatbaar waren voor verbetering. Aanpassingen in overleg met de auteur waren daarom onvermijdelijk. Om de lezer enigszins te overtuigen van het historisch sérieux van de tekst, delen de vertalers hem mee dat teksten die tussen aanhalingstekens werden gezet, ontleend zijn aan ‘historische bronnen’. Of die geselecteerde bronnen aan de kritische ijking van de vakhistoricus voldoen, was voor auteur en vertalers geen punt. Het boek van Rovere is een tekstcollage die bestaat uit volgende teksttypes:
Wie over de herkomst van de teksten meer wil te weten komen, surfe naar de website die samen met de Franse editie de wereld werd ingestuurd: http://leclanspinoza.com - gelieve een Franse editie bij de hand te hebben. Met dit historisch materiaal (primaire en secundaire bronnen) achter de hand ging de auteur aan de slag. Als bewerker en herschrijver van klassieke literaire werken ten behoeve van de Franstalige jeugd deed hij eerder al voldoende ervaring op om secundaire Spinoza-literatuur te recyclen tot een breed uitgesponnen, romanachtige kroniek. Het resultaat (en de omvang) verdienen zeker wel respect. Er blijft evenwel een belangrijk ‘maar’: de modale lezer weet nooit met zekerheid of de auteur hem zijn fantasie verkoopt of hem een historisch betrouwbaar verhaal voorschotelt, of een mish-mash van beide. Dat is het droeve lot van boeken die ambitieus té veel nastreven; dat is ook het droeve lot van deze ‘gerechercheerde roman’. Is Spinozaland een boek voor liefhebbers van historische romans? Dat deze lezers het boek met plezier van voorplat tot achterplat zullen lezen, betwijfel ik sterk: Spinozaland is geen historische page turner, verre van. Het is al evenmin goede bellettrie. Het boek bezit te weinig samenhang om van een romanconstructie te kunnen spreken en wie uit is op intrige en spanning die zijn aandacht vasthoudt tot het zevende en laatste hoofdstuk (eindelijk) in zicht komt, die komt bedrogen uit. De schrijver van dit récit zet in de loop van het boek diverse vertellerspetjes op: nu eens is hij de alwetende auteur-verteller, dan citeert hij (tussen aanhalingstekens, dat spreekt) fragmenten van eigentijdse bronnen, die hij al dan niet voorziet van commentaar, en als het uitkomt hult hij zich in de toog van een pedante filosofiedocent of richt zich met een vraag tot zijn lezers. Omdat ik een vertaling las, laat ik mij niet uit over Roveres stijl, al merk ik dat de dialogen in het boek soms stijf en houterig zijn en zijn beeldspraak nogal eens al te gezocht. Nee een literatuurprijs zit er niet in, denk ik, al is een penning van het Spinozahuis in Rijnsburg niet uitgesloten... Is Spinozaland een boek voor Spinoza-liefhebbers? De lezer die uit is op betrouwbare kennis over Spinoza en zijn tijd en over zijn filosofie blijft verward achter: het is, als gezegd, voor de modale lezer niet mogelijk om tijdens zijn lectuur te achterhalen wat precies auteursfantasie is en wat steunt op betrouwbare historische bronnen. Dit boek draagt dus geenszins bij tot het vormen van een heldere en onderscheiden historische beeldvorming bij het brede publiek waarvoor het is geschreven. Wel integendeel, het versterkt bij het lezerspubliek de vele historische onzekerheden en clichés die omtrent Spinoza al eeuwen de ronde doen. En dat is erg te betreuren. Daarom is deze categorie van lezers beter af met een boek als Spinoza, A Life (1999) van Steven Nadler. Hoewel dit evenmin vrij is van onbewijsbare Spinoza-clichés is het toch nog altijd te verkiezen boven een boek als dat van Maxime Rovere. Tot slot dan: Spinoza is nog altijd een sterk merk, dus kan ik me best voorstellen dat heel wat Spinoza-liefhebbers in Nederland en Vlaanderen dit boek in handen willen hebben. Ik geef ze graag een leesadvies. Spinozaland is met een slappe draad aan elkaar gedriegd en biedt daarom voor de Spinoza-fan die het boek perse wil lezen een uitweg: hij kan het boek gebruiken als een ‘leesboek’, een verhalen-anthologie en, als de lust hem aanvliegt, er capita selecta uit lezen. Of de lezer nu begint op blz. 74, op blz. 340, op blz. 497 of elders, hij mist niks van de intrige, omdat die er gewoon niet is. Helaas, eer ik dit wist had ik al vele uren besteed aan het lineair doorploegen van een turf, waarvan het eind maar niet in zicht kwam... Uren die ik beter had besteed aan het (altijd weer) herlezen van de Meester om zo de authentieke stem te horen van de Spinoza waar het werkelijk om gaat: de levensleraar, de biosoof. Ik ben blij dat ik deze dikkerd kan wegbergen. Einstein (1879-1955) admired Benedictus Spinoza. On November 2, 1920, he visited Spinoza’s house in Rijnsburg (near Leiden, Holland). His signature is in the guestbook. When Einstein was once asked what his views on God were, he replied, "I believe in Spinoza's God who reveals himself in the orderly harmony of what exists, not in a God who concerns himself with the fates and actions of human beings." Incidentally, Spinoza is mentioned more than once in Einstein's texts. There is also a eulogy of Spinoza's Ethics written by Einstein. Perhaps it was written on his visit to Rijnsburg or shortly afterwards. The poem testifies to his interest and admiration for Spinoza and his Magnum Opus.
ExplanationIn his poetry Albert Einstein emphasizes the unique and superhuman thought achievement that Spinoza accomplished in writing down his Ethica, ordine geometrico demonstrata. No one will be able to imitate him, says Einstein. Those who think they can follow in Spinoza's footsteps will likely return from a bare journey. In the last stanza, Einstein suggests that for the higher spiritual life one must be born, understand, be determined. First stanza Einstein loves Spinoza. He has no words for his affection ... this shortage of words is an experience known to everyone. Spinoza had to deal with it occasionally and spoke of a ‘shortage of words.’ Einstein, however, fears that Spinoza, as a thinker and as a human being who lived by his teachings, made an exceptional and hard to match achievement. Second stanza An average person (for Spinoza this is a member of the masses, the crowd, the people) cannot tempt you to a higher spiritual life. Intellectual love for God (amor dei intellectualis) leaves him cold and does not belong in the slightest to his sphere of interest, he is shackled by the materiality of life. Third stanza Ordinary people are not interested in a higher spiritual life: it gives them shivers and leaves them freezing cold. Making room for reason and reason in life is not an option: they are usually guided by fantasy and sentiment. The life of the common man revolves around property, wife, honour, and home: a reference to wealth, sensuality, in the first part of his Treatise on the Emendation of the Intellect (Ref. §1- §16, Bruder). Fourth stanza This situation reminds Einstein of the Baron von Münchhausen, an imaginative novelist who experienced the most wonderful adventures, described in 1785 by Rudolf Erich Raspe. Einstein finds his Münchhausen association somewhat strange and therefore asks the reader for an excuse: to mention the lie baron in the same breath with Spinoza, a passionate truth-seeker is indeed a bit daring. But Einstein simply wants to emphasize that Spinoza's life and achievements in thinking are just as exceptional and (almost) as impossible as the Münchhausen story that is alluded to. Fifth stanza Anyone who now quickly concludes that the teachings of Spinoza can also lift people out of the swamp of life should not miss out: not everyone is reserved for the higher, i.e., not everyone is suitable for setting the true and highest good as the ultimate goal of life. Spinoza did that himself, but not without effort. Anyone can read about it in the above section of the Treatise on the Emendation of the Intellect. The last line of Einstein's poem echoes the very last (not very encouraging) sentence of Spinoza's Ethics, a sentence he (slightly adapted) from Cicero (1st century BC): SED OMNIA PRAECLARA TAM DIFFICILIA QUAM RARA SUNT. |
Zu Spinozas Ethik Wie lieb ich diesen edlen Mann Mehr als ich mit Worten sagen kann. Doch fürcht ’ich, dass er bleibt allein Mit seinem strahlenden Heiligenschein. So einen armen kleinen Wicht Den führst Du zu der Freiheit nicht. Der amor dei lässt ihn kalt Das Leben zieht ihn mit Gewalt. Die Höhe bringt ihn nichts als Frost Vernunft is für ihn schale Kost Besitz und Weib und Ehr' und Haus Das füllt ihn von oben bis unten aus. Du musst schon gütig mir verzeih’n Wenn hier mir fällt Münchhausen ein, Dem als Einzigen das Kunststück gedieh’n Sich am eigenen Zopf aus dem Sumpf zu zieh’n. Du denkst sein Beispiel zeiget uns eben Was dies Lehre dem Menschen kann geben. Vertraue nicht dem tröstlichen Schein: Zum Erhabenen muss man geboren sein. | Op de Ethica van Spinoza. Wat hou ik van deze nobele man, meer dan ik met woorden zeggen kan. Ik vrees dat hij heel alleen zal blijven in de zijn heilige lichtkrans. Een povere doodgewone sterveling, die zet je niet op weg naar vrijheid. Amor Dei laat zo iemand koud, het aardse leven houdt hem in de ban. Hoogte bezorgt hem niets dan vorst, verstand is hem smakeloze kost, bezit en vrouw en eer en huis, vervullen hem van kop tot teen. Wees zo vriendelijk en vergeef het mij dat ik hier denk aan Münchhausen, de enige die de kunst verstond zich bij zijn pruik uit het moeras te hijsen. Je denkt, zijn voorbeeld leert ons dat de Ethica de mens houvast kan bieden. Maar vertrouw niet op schone schijn: voor het hogere moet men geboren zijn... (© vert. Willy Schuermans - 16.12.20) |
Wulfhagen Al vaker is bij op hem lijkende portretten geclaimd dat we met Spinoza te maken hebben - inclusief genoteerde namen op de achterkant van het doek en attributen als een lens in de hand, of een filosoferende blik. Zoals deze man, die diep in gedachten verzonken aan het studeren of nadenken lijkt te zijn. In werkelijkheid is hij (mogelijk) overleden.(40) Het is vervaardigd door Wulfhagen, een leerling van Rembrandt.(41) Naar een mogelijke netwerklink tussen Rembrandt en Spinoza hoeft men niet lang te zoeken, iets wat aangeeft dat een netwerkanalyse met voorzichtigheid moet worden gebruikt. |
Van Hoogstraten Of wat te denken van het volgende (ook door Ekkart afgeschreven) Spinoza-portret van de hand van Van Hoogstraten. Eveneens de herkenbare ogen en als attribuut papier in hand. Tussen Van Hoogstraten was er (ooit) een link te maken met Van Blijenbergh (al dan niet twijfelachtig wegens de aard van de correspondentie). Ook dit is Spinoza niet. |
Pieter van Anraedt Ooit kwam ik dit werk tegen uit 1671 van Pieter van Anraedt.42 Iets minder knap dan de Wolfenbüttel-Spinoza en wat ouder en minder geïdealiseerd (wat weer overeenkomt met de gravure). Maar het haar, de ogen, de blik en zelfs de kleding lijken op het latere portret. Let hier ook vooral op de ogen. Een potentiele kandidaat als Spinoza-portret, ware het niet dat het een pendant is met een vrouwenportret. Afgezien van Maria Clara van den Enden43 is er op dat gebied niets bekend over Spinoza die ongehuwd bleef. |
Vertrekkend van conclusies die Descartes niet kon hard maken, namelijk dat de bouwstenen van de wereld ofwel substanties zijn, ofwel attributen, ofwel modi, nam Spinoza zich voor te bewijzen, ten eerste dat er ten minste één substantie bestaat en ten tweede, slechts één enkele en dat al het overige een ’modus’ is van die substantie, begrepen als een van beide attributen van geest en lichaam (denken en uitgebreidheid). Het is niet deze theorie die hem in onmin bracht met de Hollandse Calvinistische overheid. Die was meer verontrust over zijn pogingen om een politiek verhaal te vertellen waarin de vrijheid van het individu het ultieme doel is van de staat. Om deze vriendelijke en frugale persoonlijkheid te eren, lijkt het me passend om een Bourgogne te drinken uit het goedkopere prijssegment. Inderdaad de laatste keer dat ik begreep wat Spinoza bedoelde met het begrip ‘attribuut’ was in het gezelschap van een glas rode Mercurey, Les Nauges, 1999. Helaas, ik dronk nog een glas voor ik er toe kwam om mijn inzichten op papier te zetten en ik ben er verder nooit meer in geslaagd om die terug te vinden.
December
During this year much was taken from me — my reputation, my standing as a public intellectual, my position in the Conservative movement, my peace of mind, my health. But much more was given back: by Douglas Murray’s generous defence, by the friends who rallied behind him, by the rheumatologist who saved my life and by the doctor to whose care I am now entrusted. Falling to the bottom in my own country, I have been raised to the top elsewhere, and looking back over the sequence of events I can only be glad that I have lived long enough to see this happen. Coming close to death you begin to know what life means, and what it means is gratitude.
Willy Schuermans
Spinoza, und kein Ende...?
Alles
Bento's Koekjes
English
Essays
Filosofen Vandaag
In De Marge
Recensies
René Descartes
Spinozana
Spinoza's Filosofie
Te Gast